1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Enquêteprocedure – praktijkvoorbeeld: schending van de zorgplicht van de vennootschap ten aanzien van een minderheidsaandeelhouder

Enquêteprocedure – praktijkvoorbeeld: schending van de zorgplicht van de vennootschap ten aanzien van een minderheidsaandeelhouder

Dit is het eerste van een serie artikelen, waarin telkens een uitspraak in een enquêteprocedure wordt uitgelicht. Door diverse uitspraken te behandelen, krijgt u een beter inzicht in de mogelijkheden van zo’n enquêteprocedure. In deze eerste bijdrage staat een uitspraak centraal waarin wordt ingegaan op de schending van de zorgplicht van een (relatief kleine) vennootschap ten opzichte van een van haar minderheidsaandeelhouders.
Leestijd 
Auteur artikel Karin Harmsen
Gepubliceerd 09 augustus 2016
Laatst gewijzigd 31 mei 2022
Dit is het eerste van een serie artikelen, waarin telkens een uitspraak in een enquêteprocedure wordt uitgelicht. Door diverse uitspraken te behandelen, krijgt u een beter inzicht in de mogelijkheden van zo’n enquêteprocedure. In deze eerste bijdrage staat een uitspraak centraal waarin wordt ingegaan op de schending van de zorgplicht van een (relatief kleine) vennootschap ten opzichte van een van haar minderheidsaandeelhouders.

Theorie: de enquêteprocedure in een notendop
Omdat dit het eerste artikel van de serie is, eerst kort de theorie. Een enquêteprocedure heeft als doel om vast te stellen of er bij een vennootschap sprake is van wanbeleid, om vervolgens te komen tot sanering en herstel van de goede verhoudingen. Een enquêteprocedure kan zodoende helpen bij het oplossen van conflictsituaties of bij het doorbreken van impasses in bijvoorbeeld het bestuur of de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap. De procedure wordt gevoerd voor de Ondernemingskamer, een bijzondere afdeling van het gerechtshof Amsterdam. De procedure kent twee fases. Tijdens de eerste fase oordeelt de Ondernemingskamer of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid binnen de vennootschap te twijfelen. Indien deze vraag positief wordt beantwoord vindt een onderzoek plaats naar het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap. Daarna, in de tweede fase van de procedure oordeelt de Ondernemingskamer op basis van de uitkomsten van dat onderzoek of sprake is van wanbeleid. Is sprake van wanbeleid, dan kan de Ondernemingskamer voorzieningen treffen. Te denken valt aan het ontslag van een bestuurder of commissaris of de vernietiging van een besluit van de vennootschap. Het oordeel dat sprake is van wanbeleid kan tevens gebruikt worden in een vervolgprocedure, bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsprocedure tegen bestuurders of tegen aandeelhouders. Verder is van belang dat de Ondernemingskamer ook tijdens de enquêteprocedure voorlopige voorzieningen kan treffen. Zo kunnen bestuurders, besluiten of stemrechten van aandeelhouders worden geschorst.

Praktijk: schending zorgplicht ten opzichte van minderheidsaandeelhouder
Drie hoofdrolspelers: Deus Ex Machina B.V., minderheidsaandeelhouder A en meerderheidsaandeelhouder/bestuurder B

Behandeld wordt een uitspraak van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 5 januari 2016: “Deus Ex Machina B.V.” In deze uitspraak staat de vennootschap Deus Ex Machina B.V. (“DEM”) centraal. DEM houdt zich, onder andere via diverse dochtervennootschappen, bezig met het aanbieden van vaste telefonie, telecomdiensten en verzekeringen. B is enig bestuurder van DEM en houdt (via zijn persoonlijke holding) 80% van de aandelen in DEM. De overige 20% van de aandelen in DEM werden gehouden door A. A woont echter in de Verenigde Staten en heeft mede daarom aan bestuurder en meerderheidsaandeelhouder B laten weten: “I have decided that I want to continue as a 20% shareholder in DEM, but want to formally transfer all my decision making rights as a shareholder to you and make you my proxy (gevolmachtigde) in all shareholder decisions. I know I will be treated fairly and equally in matters that affect my position as a shareholder.”

De herstructurering
Bestuurder en meerderheidsaandeelhouder B tuigt een herstructureringsplan op voor DEM en verzoekt A hiervoor de noodzakelijke documenten te tekenen. Er worden diverse bijzondere algemene vergaderingen gepland. Op de agenda’s staat onder meer: een nieuwe managementparticipatieregeling, de omzetting van DEM in een N.V., wijziging van de statuten van DEM en de uitgifte van nieuwe aandelen. Als gevolg van deze herstructurering zou de positie van aandeelhouder A ernstig verslechteren. Zijn aandelenbelang zou verwateren van 20% naar 14,6 %. B informeert A maar zeer mondjesmaat over deze beoogde herstructurering. De relevante stukken ontvangt aandeelhouder A pas zeer kort voor of op de algemene vergaderingen en wanneer A aan B vragen stelt worden deze niet of nauwelijks beantwoord. A uit zijn bezwaren tegen de voorgenomen herstructurering en stemt op de algemene vergaderingen tegen. B stemt vóór zijn eigen plannen. Omdat B een 80% meerderheidsaandelenbelang heeft, worden de besluiten genomen en vindt de herstructurering plaats. Met alle nadelige gevolgen van dien voor A.

Verzoek aan de Ondernemingskamer
A kan zich hiermee niet verenigen en verzoekt de Ondernemingskamer een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van DEM. Als belangrijkste bezwaar meldt A dat er is gehandeld in strijd met de normen van redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek). Ook verzoekt A de Ondernemingskamer om als voorlopige voorziening tijdens het geding een externe bestuurder te benoemen, die (mede) de belangen van A als minderheidsaandeelhouder zal dienen te bewaken.

Het oordeel van de Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Minderheidsaandeelhouder A had er volgens de Ondernemingskamer recht op door DEM (derhalve door haar bestuurder B) voldoende geïnformeerd te worden over kwesties die zijn positie als aandeelhouder betreffen. A heeft niet voor niets in zijn e-mail aangegeven dat hij verwacht ‘fairly and equally’ behandeld te worden in aangelegenheden die zijn positie als aandeelhouder betreffen. Deze e-mail legt eens temeer de verplichting op aan B om zorgvuldig om te gaan met de belangen van A als minderheidsaandeelhouder en B uit eigen beweging te informeren. B heeft aan deze verplichtingen niet voldaan. Daarnaast merkt de Ondernemingskamer op dat onduidelijkheid bestaat over de grondslag van de remuneratie van  bestuurder B en heeft B volgens de Ondernemingskamer bewust nagelaten jaarverslagen van DEM te deponeren. Deze feiten en omstandigheden leveren op dat sprake is van “gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen DEM”. Er zal dus een onderzoek worden gelast. Bovendien benoemt de Ondernemingskamer een extern bestuurder.

Conclusie
De uitspraak in de zaak Deus Ex Machina is in lijn met vaste rechtspraak, waarin is bepaald dat een vennootschap jegens haar minderheidsaandeelhouder een bijzondere zorgvuldigheid in acht (dient) te nemen en zij meer in het bijzonder dient te voorkomen dat verstrengeling van haar belangen met die van haar directie en/of meerderheidsaandeelhouders plaatsvindt. Ook dient de vennootschap naar behoren openheid van zaken te geven, ook aan minderheidsaandeelhouders.

Twijfelt u erover of een enquêteprocedure ook binnen uw vennootschap uitkomst kan bieden? Neemt u dan gerust en vrijblijvend contact op met ondergetekende via 026-353 8371.