De fatale termijnen zijn opgenomen in de algemene voorwaarden, zoals de UAV 1989 en de AVA 1992, die in de praktijk door aannemers van toepassing worden verklaard. Deze termijnen brengen met zich mee dat een opdrachtgever binnen vijf jaar na de oplevering - of na het verstrijken van de onderhoudstermijn - een procedure uit hoofde van een verborgen gebrek moet starten, bij gebreke waarvan zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard. Er is sprake van een zogenaamde vervaltermijn die niet gestuit kan worden met bijvoorbeeld een brief dat alle rechten worden voorbehouden.
Opdrachtgevers dienen echter ook gedurende deze eerste vijf jaar alert te blijven. Sinds 1 september 2003 kent het Burgerlijk Wetboek in artikel 7:761 lid 1 ten aanzien van gebreken in het opgeleverde werk (dus voor zowel de bij oplevering geconstateerde gebreken als de verborgen gebreken) een korte verjaringstermijn van twee jaar. Het artikel bepaalt dat een rechtsvordering op basis van een gebrek door verloop van twee jaar nádat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd verjaard. Er is sprake van een verjaringstermijn die – anders dan een vervaltermijn – wél gestuit kan worden met een brief waarin alle rechten worden voorbehouden.
Conclusie
De wettelijke verjaringstermijn van twee jaar kan tot gevolg hebben dat een rechtsvordering uit hoofde van een verborgen gebrek, hoewel ingesteld binnen de aansprakelijkheidstermijn van vijf jaar, niet ontvankelijk is. De aannemer is in dat geval eerder bevrijd van een eventuele verplichting om het gebrek te herstellen.