1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Financiële bijdrage van de gemeente in projectontwikkeling geen staatssteun, wel onrechtmatig

Financiële bijdrage van de gemeente in projectontwikkeling geen staatssteun, wel onrechtmatig

Als een gemeente voor de ontwikkeling van een lokaal activiteitencentrum een financieel voordeel verleent aan een ontwikkelaar, levert dat – volgens een eerst recent gepubliceerde uitspraak van 30 december 2015 van de rechtbank Den Haag – geen staatssteun op als de handel tussen lidstaten van de EU niet wordt beïnvloed. Zelfs bij het ontbreken van staatssteun moet de gemeente echter zorgvuldig de belangen van concurrenten afwegen. Laat zij een dergelijke belangenafweging achterwege, dan hande...
Leestijd 
Auteur artikel Sjaak van der Heul
Gepubliceerd 17 februari 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Als een gemeente voor de ontwikkeling van een lokaal activiteitencentrum een financieel voordeel verleent aan een ontwikkelaar, levert dat – volgens een eerst recent gepubliceerde uitspraak van 30 december 2015 van de rechtbank Den Haag – geen staatssteun op als de handel tussen lidstaten van de EU niet wordt beïnvloed. Zelfs bij het ontbreken van staatssteun moet de gemeente echter zorgvuldig de belangen van concurrenten afwegen. Laat zij een dergelijke belangenafweging achterwege, dan handelt zij in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dus onrechtmatig.

De zaak
De gemeente Krimpenerwaard (gemeente) heeft het activiteitencentrum De Stolp verkocht aan het burgerinitiatief SSO voor een bedrag van EUR 210.000,-. De gemeente had De Stolp via een makelaar in de verkoop aangeboden voor vraagprijs van EUR 295.000,-. Volgens het businessplan van SSO beoogde SSO – na herontwikkeling van De Stolp - onder meer de commerciële exploitatie van het activiteitencentrum uit te breiden (bijvoorbeeld door het vergroten van de horecafunctie en de verhuur van commerciële ruimten). Voor de (her)ontwikkeling van De Stolp heeft de gemeente aan SSO een lening verstrekt ter grootte van EUR de aankoopprijs  tegen een vast rentepercentage van 2%.

Een met De Stolp concurrerende horecaonderneming (de concurrent) heeft zich op het standpunt gesteld de verkoopprijs en de lening geen marktvoorwaarden vertegenwoordigen en dus staatssteun opleveren voor SSO. Bovendien heeft de gemeente volgens de concurrent in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Het oordeel van de rechtbank
De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkoop tegen marktconforme voorwaarden heeft plaatsgevonden en reeds daarom geen staatssteun zou opleveren. Op grond van de Mededeling grondtransacties wordt verondersteld dat de verkoopprijs marktconform is als die is gebaseerd op een voor de verkoopdatum verrichte taxatie door een onafhankelijk deskundige. De rechtbank Den Haag gaat – zonder het inhoudelijk te beoordelen - aan het door de gemeente overgelegde taxatierapport voorbij omdat het is opgesteld nadat de koopprijs van EUR 210.000,- was overeengekomen. Tevens stelt de rechtbank vast dat het rentepercentage van 2% voor de lening niet marktconform was. in haar businessplan had SSO nog rekening gehouden met 6% en de concurrent had in het voorgaande jaar een lening afgesloten tegen een rentepercentage van 9%.

De rechtbank Den Haag stelt vast dat de gemeente een niet marktconform voordeel aan SSO heeft verleend. Dat levert echter geen staatssteun op. Een van de crietria voor staatssteun is dat het niet-marktconforme voordeel de handel tussen lidstaten van de EU moet (kunnen) beïnvloeden. De bijdrage van de gemeente ten gunste van SSO heeft dat effect volgens de rechtbank Den Haag om de navolgende redenen niet:

  • SSO is een burgerinitiatief dat is opgericht met het doel maatschappelijke activiteiten voor de lokale bevolking te behouden in De Stolp;

  • De Stolp is midden in Nederland, niet in de nabijheid van de landsgrenzen is gelegen.

  • de activiteiten van SSO hebben een zuiver lokaal karakter en een beperkt geografisch aantrekkingsgebied;

  • gesteld noch gebleken is dat er buiten het beperkte geografische gebied de gemeente en omgeving potentiele kopers te vinden zouden zijn; de enige andere gegadigde was een plaatselijke kerkgemeenschap.


Kortom, de gemeente heeft geen staatssteun verleend aan SSO. Daarmee is de gemeente echter niet uit de brand. De rechtbank Den Haag oordeelt namelijk dat de gemeente desondanks onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van de concurrent omdat zij het voordeel aan SSO in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had verstrekt. De concurrent had er belang bij dat hij niet als gevolg van de verkoop van De Stolp aan SSO werd geconfronteerd met oneerlijke concurrentie bij zijn commerciële activiteiten. Het zorgvuldigheidsbeginsel vergt van de gemeente dat zij zich voorafgaand aan de verkoop van De Stolp rekenschap zou hebben gegeven van de positie van de concurrent. In dat kader is de gemeente naar het oordeel van de rechtbank Den Haag dus ook verplicht om het belang van de concurrent zorgvuldig af te wegen en geen rechtshandelingen te verrichten die een voordeel inhouden voor SSO dat zou kunnen resulteren in oneerlijke concurrentie. Die afweging is niet gemaakt.

Commentaar
Hoewel de rechtbank Den Haag het staatssteunverweer van de concurrent verwerpt, bevat de uitspraak een aantal interessante staatssteunoverwegingen. In de eerste plaats toont de uitspraak het belang aan van het staatssteunbeleid van de Europese Commissie. De rechtbank refereert namelijk aan de oriëntatiehulp van de Europese Commissie over de beïnvloeding van de handel tussen lidstaten van de EU. Hoewel op grond van vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie geen ondergrens bestaat voordat dit criterium is vervuld, lijkt de Europese Commissie in de oriëntatiehulp een drempel te introduceren. Naar haar oordeel zal van staatssteun namelijk uitsluitend sprake kunnen zal zijn als de handel tussen lidstaten van de EU  meer dan marginaal wordt beïnvloed. Daarom wordt in de literatuur aangenomen dat de Europese Commissie het toepassingsbereik van de staatssteunregels met de oriëntatiehulp heeft beoogd te beperken.

In de tweede plaats is vermeldenswaardig dat de rechtbank Den Haag het taxatierapport van de gemeente zonder nadere motivering terzijde legt omdat het is opgesteld na de totstandkoming van de koopprijs. Daarmee gaat de rechtbank Den Haag naar mijn oordeel te kort door de bocht. De voor staatssteun relevante toets is namelijk of de verkoopprijs marktconform is. Weliswaar is dat aannemelijker als die prijs is gebaseerd op een taxatie die al had plaatsgevonden op het moment dat de verkoopprijs werd overeengekomen. Het kan echter allerminst worden uitgesloten dat ook met terugwerkende kracht kan worden geconstateerd dat een eerder overeengekomen prijs marktconform was.