De Eerste Kamer wees op 29 maart Wetsvoorstel Elektronisch Patiëntendossier (EPD) af. Die wet komt er dus voorlopig niet. Dat kan gevolgen hebben voor de werkbaarheid en betrouwbaarheid van informatie-uitwisseling in de zorg.
Het Wetsvoorstel EPD zou het landelijk schakelpunt (LSP) en de landelijke verwijsindex wettelijk verankeren. NICTIZ, de beheerder van het LSP, kreeg bovendien allerlei verplichtingen opgelegd die de veiligheid van het schakelpunt moesten waarborgen. De minister van VWS werd aangewezen als verantwoordelijke voor het LSP. Ook de zorgaanbieder zou een aantal verplichtingen krijgen, zoals de plicht om zijn zorginformatiesysteem aan te sluiten op het landelijk schakelpunt en de indexgegevens van zijn patiënt hierin vast te leggen. Het zorginformatiesysteem van de zorgaanbieder moest voldoen aan het programma van eisen voor een goed beheerd zorgsysteem. Verder mocht de zorgaanbieder alleen gegevens voor het elektronisch patiëntendossier verwerken als dat noodzakelijk was met het oog op een goede behandeling of verzorging van zijn patiënt, áls zijn patiënt daartegen geen bezwaar had gemaakt bij de zorgaanbieder of bij het klantenloket. Tot slot was de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de informatieverstrekking over het EPD aan de patiënt. De patiënt kreeg op grond van de EPD-wet recht op inzage in de gegevens die over hem waren vastgelegd in het LSP en in de centrale gebruiksregistratie. Bovendien zou de patiënt de mogelijkheid krijgen om zelfstandig zijn elektronisch patiëntendossier op te vragen en zelfs om dit dossier geheel of gedeeltelijk op te slaan.
Waarom is de wet afgekeurd?
Volgens de Eerste Kamer is de veiligheid van de persoonsgegevens in de EPD-wet onvoldoende gewaarborgd. Met name de voorzieningen voor patiënten om veilig hun eigen dossier in te zien, acht de Eerste Kamer onvoldoende. Tegelijkertijd vindt de Eerste Kamer dat de minister te voortvarend te werk is gegaan met de implementatie van de wet: deze wordt feitelijk al uitgevoerd, voordat de wet is aangenomen.
Gevolgen niet-invoering
De belangrijkste consequentie van het schrappen van de EPD-wet is dat zorgverleners (nog) niet verplicht worden om met een elektronisch patiëntendossier te werken. Dat zou wel het geval zijn geweest als de wet zou zijn ingevoerd. Ook ontstaat nu geen wettelijke verplichting om aan te sluiten op het LSP en is het nog niet nodig dat patiënten zelfstandig toegang krijgen tot hun patiëntendossier. De juridische positie van het LSP wordt echter niet aangetast. Het LSP opereert immers al enkele jaren onder de huidige wetgeving: de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo). De afwijzing van de EPD-wet brengt daar geen verandering in. Die wetgeving is weliswaar niet goed toegesneden op elektronische uitwisseling van patiënteninformatie door meerdere zorgaanbieders, maar biedt daarvoor wel voldoende wettelijke basis. Ook nu blijft essentieel dat het EPD goed beschermd is tegen misbruik.
Geen bezwaar
Toch bestaat in het veld verschil van mening over de vraag in hoeverre het LSP binnen het huidige kader is toegestaan. Zo is gediscussieerd of het “geen-bezwaarsysteem” zoals dat nu wordt gehanteerd wel voldoende wettelijke basis heeft. Het “geen-bezwaarsysteem” betekent dat patiënten van een aangesloten zorgaanbieder in het LSP worden opgenomen, tenzij zij daartegen uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt. Voorstanders van het “geen-bezwaarsysteem”zijn van mening dat toestemming voor een elektronisch patiëntendossier verondersteld mag worden of dat het vragen van toestemming zelfs überhaupt niet nodig is. Inschrijving van patiënten bij het LSP door aangesloten zorgaanbieders is immers noodzakelijk, aangezien zij zonder deze inschrijving geen goede zorg (meer) kunnen leveren.
Ondanks de bestaande bedenkingen is het “geen bezwaarsysteem” in overeenstemming met de huidige wetgeving. Voorwaarde is wel dat de patiënt in ieder geval vooraf (dus bij inschrijving van de patiënt bij het LSP) goed geïnformeerd is en goed geïnformeerd wordt wanneer informatie uit zijn dossier via het LSP wordt opgevraagd.
Verantwoordelijkheid
Een ander discussiepunt is de vraag wie verantwoordelijke is in de zin van de Wbp. Bij het LSP zijn zoveel zorgaanbieders betrokken dat niet meer duidelijk is wie volgens deze wet de verantwoordelijke is voor de gegevensuitwisselingen die via het LSP plaatsvinden. Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) is het onacceptabel als alle zorgaanbieders (en NICTIZ) gezamenlijk verantwoordelijke zouden zijn. Juridisch gezien is het geen probleem wanneer alle zorgaanbieders verantwoordelijke zouden zijn, maar feitelijk kunnen dan wel knelpunten ontstaan. Bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is tot wie een patiënt zich moet wenden, in geval van klachten over informatie-uitwisseling. Dit is echter goed op te lossen door een formele verantwoordelijke aan te wijzen, zoals ook bij de Stichting Inschrijving op Naam is gebeurd. In dit registratiesysteem registreren alle huisartsen hun patiënten eveneens, zodat na is te gaan wie recht heeft op de vaste vergoedingen voor patiënten van zorgverzekeraars. Feitelijk blijven de aangesloten zorgaanbieders bij het aanwijzen van een formele verantwoordelijke wel verantwoordelijk, maar voor patiënten (en CBP) is er een formeel aanspreekpunt en daardoor meer duidelijkheid.
Toekomst LSP
In de afgelopen jaren zijn veel huisartsenposten (118), huisartsen (2.521 huisartsenpraktijken), apothekers (1.740) en een aantal ziekenhuizen (17) gebruik gaan maken van het LSP, mede met het oog op invoering van de EPD-wet. Met name de aangesloten huisartsenposten zijn voor hun informatie-uitwisseling geheel afhankelijk geworden van het LSP. Het niet (volledig) voortzetten van het LSP zou voor hen dan ook grote gevolgen hebben.
De Eerste Kamer heeft op 5 april dit jaar ook nog eens een motie aangenomen die de regering verzoekt ‘alles te doen wat in haar vermogen ligt om verdere beleidsinhoudelijke, financiële en organisatorische medewerking aan de ontwikkeling van het LSP te beëindigen.’ In een brief van 11 april aan de Eerste Kamer heeft de minister aangekondigd uitvoering te geven aan deze motie en de betrokkenheid van het Ministerie van VWS bij het LSP te beëindigen. De minister heeft NICTIZ de opdracht gegeven om binnen drie maanden een voorstel te doen over hoe de betrokkenheid van de minister bij het LSP beëindigd moet worden. Verder heeft zij NICTIZ verzocht om gedurende deze periode een moratorium in te stellen op het aanmelden van nieuwe patiënten in het LSP.
Zorgwekkend
Dit laatste is zorgwekkend omdat daarmee de angel uit het LSP wordt gehaald. Met het moratorium en de aangekondigde beëindiging van de medewerking van VWS wordt het voortbestaan van het LSP direct bedreigd. In ieder geval beperkt het moratorium de werkbaarheid en betrouwbaarheid van het LSP. Van nieuwe patiënten zullen namelijk de patiëntengegevens niet meer via het LSP toegankelijk zijn. Als NICTIZ gevolg geeft aan het verzoek van de minister is het bovendien de vraag wat dan onder nieuwe patiënten wordt verstaan. Wordt daarmee bedoeld elke patiënt die zich nieuw inschrijft bij een huisartsenpraktijk (dus na een verhuizing), maar eventueel wel al is opgenomen in het LSP? Of gaat het uitsluitend om iedere patiënt die op dit moment nog niet is opgenomen in het LSP?
Met name bij huisartsenposten kan de toegang tot een beperkt deel van de patiënten en/of onbetrouwbaarheid van het patiëntenbestand grote problemen opleveren. Dit speelt vooral wanneer patiëntengegevens in geval van nood snel toegankelijk moeten zijn. Bovendien betekent het dat zorgverleners met meerdere systemen moeten gaan werken, met alle risico’s van dien.
Nieuwe inschrijvingen
NICTIZ heeft nog niet bekend gemaakt wat zij met het verzoek gaat doen. Wel oriënteert NICTIZ zich op de nieuwe situatie en de gevolgen daarvan. Zij onderzoekt of er zonder overheidssteun een toekomstperspectief bestaat voor het LSP bij informatie-uitwisseling in de zorg. Ook heeft NICTIZ meegedeeld dat het LSP de komende periode beschikbaar blijft voor informatie-uitwisseling over patiënten die al in het LSP zijn opgenomen. Dit lijkt erop te duiden dat NICTIZ nieuwe patiënten inderdaad niet meer gaat inschrijven.
Het LSP is een particulier initiatief, waarbij NICTIZ overigens wel subsidies ontvangt van het Ministerie van VWS Feitelijk heeft de Minister over het functioneren van het LSP, doordat de EPD-wet niet doorgaat, daarom nu geen formele zeggenschap. Omdat NICTIZ een privaatrechtelijk orgaan is dat geen verantwoording verschuldigd is aan VWS, hoeft zij het verzoek van de minister niet uit te voeren.
Spannende tijden
De komende periode breken dus spannende tijden aan voor het LSP. Een beter wettelijk kader met betrekking tot informatie-uitwisseling in de zorg is weliswaar wenselijk en noodzakelijk, maar de investeringen die al zijn gedaan hoeven niet ten onder te gaan. Dat geldt ook voor de kennis die de afgelopen jaren is opgebouwd. Die kennis kan juist worden gebruikt om een beter juridisch kader te ontwikkelen. Het huidige LSP is bovendien te belangrijk geworden bij het verlenen van kwalitatieve en veilige zorg om er de stekker nu zo maar uit te trekken.
Artikel printen of downloaden? Klik hier voor de pdf-versie.
Gaat de stekker uit het EPD?
De Eerste Kamer wees op 29 maart Wetsvoorstel Elektronisch Patiëntendossier (EPD) af. Die wet komt er dus voorlopig niet. Dat kan gevolgen hebben voor de werkbaarheid en betrouwbaarheid van informatie-uitwisseling in de zorg.Het Wetsvoorstel EPD zou het landelijk schakelpunt (LSP) en de landelijke verwijsindex wettelijk verankeren. NICTIZ, de beheerder van het LSP, kreeg bovendien allerlei verplichtingen opgelegd die de veiligheid van het schakelpunt moesten waarborgen. De minister van VWS we...
Leestijd
Auteur artikel
Luuk Arends
Gepubliceerd
20 juli 2011
Laatst gewijzigd
16 april 2018