1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen AOW tijdens detentie (1)

Geen AOW tijdens detentie

De AOW-gerechtigde die langer dan één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, verliest zijn aanspraak op AOW-uitkering zolang hij in detentie zit. Bereikt iemand de AOW-gerechtigde leeftijd terwijl hij in de gevangenis zit, dan komt de AOW pas tot uitkering als hij weer in vrijheid gesteld wordt.Indien iemand zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheids­benemende maatregel, geldt hetzelfde, dus geen AOW-uitkering.Centrale Raad van Beroep, artikel 1 EP EVRMOp 3...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 12 juni 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De AOW-gerechtigde die langer dan één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, verliest zijn aanspraak op AOW-uitkering zolang hij in detentie zit. Bereikt iemand de AOW-gerechtigde leeftijd terwijl hij in de gevangenis zit, dan komt de AOW pas tot uitkering als hij weer in vrijheid gesteld wordt.

Indien iemand zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheids­benemende maatregel, geldt hetzelfde, dus geen AOW-uitkering.

Centrale Raad van Beroep, artikel 1 EP EVRM

Op 3 mei 2013 besliste de CRvB, dat de toepassing van deze wettelijke regel een gerechtvaardigde inbreuk is op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Hierin ligt verankerd het recht van iedere natuurlijke en rechtspersoon op het ongestoord genot van zijn eigendom (‘possessions’). Dit recht op ongestoord genot van eigendom kan alleen ontnomen worden in het algemeen belang en onder de voorwaarden die de wet en de algemene beginselen van internationaal recht stellen.

Bij de door de rechter te maken afweging moet beoordeeld worden of de inbreuk op het ongestoorde eigendomsrecht:

•   bij wet is voorzien

•   een legitiem doel heeft en

•   proportioneel is, dit wil zeggen of er een voldoende evenwicht (‘fair balance’) is tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu.

De rechter heeft hierbij een ruime beoordelingsvrijheid.

De CRvB heeft beslist dat de ontneming van de aanspraak op AOW-pensioen tijdens detentie, zoals voorzien in de artikelen 8b en 8c AOW door de beugel kan.

Vergelijking met sociale uitkering

Er is al langer een vergelijkbare wettelijke regeling op de grond van de Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden (Wsg). De invoering van de artikelen 8b en 8c van de AOW per 1 juli 2009 beoogt het onderscheid tussen het genieten van een uitkering op grond van de AOW en op grond van de sociale verzekeringswetten uit de wereld te helpen. Over de regeling in de Wsg was al eerder door d CRvB beslist dat geen sprake is van een inbreuk op artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. De recente uitspraak van 3 mei 2013 sluit hierbij aan. Achterliggende gedachte is dat het de bedoeling van de wetgever is dat voortaan geen enkele categorie gedetineerden gedurende detentie vermogen kan opbouwen op grond van uit de collectieve middelen bekostigde uitkeringen.

AOW: omslagstelsel

De rechter heeft met zoveel woorden overwogen dat de AOW gefinancierd wordt op basis van een omslagstelsel. Dit wil zeggen dat jaarlijks de kosten van de AOW-uitkeringen gefinancierd worden uit de dat jaar ingehouden premies en algemene middelen van de rijksoverheid. Op grond van de ruime beoordelingsmarge die de Staat bij de toepassing van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM toekomt, concludeert de rechter mede op grond van financiering van de AOW volgens het ontslagstelsel, dat een inbreuk op het eigendom van de opgebouwde AOW-aanspraak toelaatbaar is. Er is geen sprake van een onevenwichtige afweging in de artikelen 8b en 8c AOW tussen gediende gemeenschapsbelangen en het ingeroepen fundamentele recht, aldus de CRvB.

Reactie

De uitspraak van de rechter is in lijn met de eerdere rechtspraak over de Wsg. Wel is opmerkelijk dat bij de AOW nadrukkelijk de financiering via het omslagstelsel (in plaats van kapitaaldekking) als argument aangevoerd wordt door de rechter. Aldus wordt inbreuk gemaakt op het uitgangspunt van opbouw van de AOW-aanspraak van iedere ingezetene in Nederland gedurende de leeftijd vanaf 15 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Gedurende deze (ruim) 50 jaar wordt premie geheven via de eerste schijf van de IB en LB. Op deze redenering valt op grond van de pensioenrecht wel het een en ander af te dingen. Immers, de AOW is primair een verzekering, een basisvoorziening bij ouderdom van iedere ingezetene in Nederland. Voor de opbouw van de AOW-aanspraak is alleen vereist het ingezetenencriterium gedurende (50 jaar).

Voorts is de AOW  volledig ingebouwd in het verzekerde pensioen tussen werkgever en werknemer (via de franchise). Dit laatste ouderdomspensioen heeft een kapitaaldekking en loopt gewoon door tijdens detentie van de pensioengerechtigde.

Het is op grond van de verzekeringsgrondslag niet evenwichtig de band tussen het opgebouwde AOW-pensioen en opgebouwd ouderdomspensioen (tussen werkgever en werknemer) los te laten.

De AOW kent overigens ook geen inkomens- en vermogenstoets, behalve in de zogenaamde overbruggingsregeling.

Voor personen die per 1 januari 2013 (ingang geleidelijke verhoging AOW-leeftijd tot 67 jaar) deelnemen aan bijvoorbeeld een VUT- of prepensioenregeling, overbruggings­pensioen, lijfrente wegens ontslag, levensloop etc. geldt per 1 oktober 2013 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013 een overbruggingsregeling. Hiervoor bestaan wèl inkomens- en vermogenseisen. De inkomenseis voor een alleenstaande is een inkomen lager dan 200% van het bruto wettelijk minimumloon. Ingeval sprake is van een partnerrelatie is dit 300%. Het vrijgestelde vermogen beloopt voor een alleenstaande € 21.139,-. Indien sprake is van een partnerrelatie is dit € 42.278,-. Vermogen in het eigen huis en pensioenvermogen tellen niet mee voor deze vermogenstoets.