1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen fictieve kostenberekening voor schades bij Duitse aannemingsovereenkomsten – ook bij andere contracten?

Geen fictieve kostenberekening voor schades bij Duitse aannemingsovereenkomsten – ook bij andere contracten?

Leestijd 
Auteur artikel Susanne Hermsen-Pfeiffer
Gepubliceerd 09 december 2020
Laatst gewijzigd 09 december 2020

In een eerder blogartikel heb ik al over een baanbrekende uitspraak van het BGH in 2018 geschreven (https://www.dirkzwager.nl/kennis/artikelen/drie-belangrijke-uitspraken-van-het-bundesgerichtshof-met-betrekking-tot-koop-en-aannemingsovereenkomsten-uit-2018/.) Nu kan een opdrachtgever van een bouwcontract geen fictieve berekening van de kosten meer eisen die ontstaan in verband met het verhelpen van gebreken. Het arrest van het BGH had alleen betrekking op bouwcontracten en overeenkomsten met architecten, ingenieurs en opdrachtgevers, voor zover deze kunnen worden geclassificeerd als aannemingsovereenkomsten.

Sindsdien wordt erover gediscussieerd of dit besluit niet ook kan worden toegepast op koop- en huurcontracten en zelfs op schadeclaims op grond van onrechtmatige daad. Recent ontstond hierover een discussie tussen de voor kooprecht bevoegde V. Senaat bij het BGH en de voor bouwrecht bevoegde VII. Senaat bij het BGH.

Recente discussie

De procedure die deze discussie ten grondslag ligt had betrekking op de koop van een woning waarbij de verkoper had beloofd om vochtverschijnselen op een muur te verhelpen, mochten deze binnen een bepaalde periode na het sluiten van het contract opnieuw optreden. Omdat binnen de overeengekomen termijn weer schimmel in de woning was ontstaan en de verkoper geen actie heeft ondernomen, ondanks het feit dat hij een passende periode had gekregen om het gebrek te herstellen, heeft de koper een schadevergoeding geëist ter hoogte van de verwachte kosten voor het verhelpen van het gebrek. De rechter kwalificeerde de door de verkoper aangegane verplichting als een koopovereenkomst en niet als een “Werkvertrag”. De vraag was daarom of de nieuwe jurisprudentie omtrent de fictieve berekening van de kosten ook in geval van deze koopovereenkomst van toepassing zou zijn. De Senaat voor kooprecht besloot voor koopcontracten een fictieve berekening ook in toekomst toe te staan. Echter weersprak de Senaat voor bouwrecht dit standpunt in een besluit van 8 oktober 2020 (Az. VII ARZ 1/20) uitgebreid en in detail onderbouwd. De Senaat maakte zijn vrees, dat de benadeelde partij zou kunnen worden overgecompenseerd door het betalen van fictieve schadevergoedingen, aannemelijk aan de hand van voorbeelden uit het bouwrecht. Bovendien voerde de Senaat als argument aan dat de opdrachtgever in geval van aanneming van werk, in tegenstelling tot de koper volgens de koopovereenkomst, een voorschot kan eisen ter hoogte van de kosten voor het verhelpen van het gebrek. Dit geldt ook in het geval van de opdracht aan een architect – ook hier kan de opdrachtgever aanspraak maken op een voorschot als schadevergoeding.

„Großer Zivilsenat” moet nu beslissen

Omdat de Senaten geen overeenstemmend besluit hebben kunnen nemen wordt de vraag nu aan de “Große Zivilsenat” van het BGH ter beslissing voorgelegd. In de afgelopen 10 jaar heeft deze “Große Zivilsenat” alleen drie keer moeten beslissen over een discussie tussen verschillende civielrechtelijke Senaten van het BGH. Het blijft dus afwachten wat deze “Große Zivilsenat” zal beslissen om een antwoord op de vraag te krijgen of schadekosten in toekomst niet alleen bij contracten met betrekking tot aanneming van werk, maar ook in andere contracten niet meer fictief mogen worden berekend.