1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen GMO-subsidie meer voor verwerking van groenten en fruit

Geen GMO-subsidie meer voor verwerking van groenten en fruit

In een arrest van 30 mei 2013 heeft het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht) een bepaling uit Verordening 1580/2007 en twee bepalingen uit artikel 50 lid 3 Verordening 543/2011 nietig verklaard. Het gevolg hiervan is enerzijds dat de waarde van verwerkingsactiviteiten niet langer mogen meetellen voor de berekening van de waarde van de afgezette productie en anderzijds dat activiteiten die betrekking hebben op verwerking van groenten en fruit niet in aanmerking kunnen komen voor GMO-subsidie...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 04 juni 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een arrest van 30 mei 2013 heeft het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht) een bepaling uit Verordening 1580/2007 en twee bepalingen uit artikel 50 lid 3 Verordening 543/2011 nietig verklaard. Het gevolg hiervan is enerzijds dat de waarde van verwerkingsactiviteiten niet langer mogen meetellen voor de berekening van de waarde van de afgezette productie en anderzijds dat activiteiten die betrekking hebben op verwerking van groenten en fruit niet in aanmerking kunnen komen voor GMO-subsidie.

De procedure en het oordeel van het Gerecht
De zaak is bij het Gerecht aanhangig gemaakt door twee verwerkers van groenten en fruit. Zij waren het niet eens met het feit dat producentenorganisaties op grond van de bepalingen uit de Uitvoeringsverordeningen GMO-subsidie konden krijgen voor het verwerken van groenten en fruit, terwijl verwerkers deze subsidie moeten missen.

Het Gerecht stelt vast dat Verordening 1234/2007 (de integrale GMO-Verordening) niet voorziet in de mogelijkheid om verwerkingsactiviteiten die worden uitgevoerd door productenorganisaties te subsidiëren. Daar komt in de visie van het Gerecht bij dat de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling meebrengt dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen verwerkers die lid zijn van een producentenorganisatie en verwerkers die dat niet zijn. In het licht hiervan kan de Commissie volgens het Gerecht niet via Uitvoeringsverordeningen uitsluitend aan producentenorganisaties steun toekennen die de kosten in verband met verwerkingsactiviteiten dekt. Temeer nu dat tot gevolg zou hebben dat verwerkers die geen lid zijn van een producentenorganisatie worden benadeeld ten opzichte producentenorganisaties voor zover deze verwerkingsactiviteiten verrichten.

Daarom kon de Commissie in Verordening 1580/2007, artikel 50 lid 3 Verordening 543/2011 niet bepalen dat producentenorganisaties aanspraak kunnen maken op GMO-subsidie ten behoeve van verwerkingsactiviteiten. Bijgevolg worden artikel 52 lid 2 bis tweede alinea Verordening 1580/2007, artikel 50 lid 3 Verordening 543/2011 en artikel 60 lid 7 Vo 543/2011 daarom nietig verklaard.

Gevolgen van de nietigverklaring
De Commissie heeft het Gerecht gevraagd te bepalen dat de uitvoeringshandelingen van de nietig verklaarde bepaling toch geldig zouden blijven. Het Gerecht gaat hier maar ten dele in mee.

Artikel 52 lid 2 bis  tweede alinea Vo 1580/2007 en artikel 50 lid 3 Vo 543/2011 zien beiden op de berekening van de waarde van de afgezette productie. Deze waarde is van belang voor de berekening van de maximale GMO-subsidie die een producentenorganisatie kan ontvangen. De waarde van de afgezette productie die berekend is overeenkomstig artikel 52 lid 2 bis  tweede alinea Vo 1580/2007 en artikel 50 lid 3 Vo 543/2011 blijven gehandhaafd. Deze handhaving is wel in tijd beperkt en heeft uitsluitend betrekking op aan de producentenorganisaties verrichte betalingen die zij verricht tussen 7 augustus 2010 (de datum inwerkingtreding van Vo 687/2010) tot aan 30 mei 2013 (de datum van het onderhavige arrest). Dat de handhaving van deze betalingen moeten als definitief moet worden beschouwd heeft een praktische achtergrond. Het Gerecht wil voorkomen dat financiële verrichtingen waarbij de Commissie, de nationale betaalorganen (in Nederland het Productschap Tuinbouw) en de producentenorganisaties betrokken zijn, ten dele ter discussie worden gesteld, omdat alle op grond van de omstreden bepalingen aan laatstgenoemden betaalde steun dan opnieuw zou moeten worden berekend ten einde te bepalen welk gedeelte daarvan overeenkomt met de verwerkingsactiviteiten voor elk betrokken product. Het Gerecht is van mening dat dit aanzienlijke technische moeilijkheden zou opleveren.

Met betrekking tot de acties waarvoor op grond van artikel 60 lid 7 Vo 543/2011 GMO-subsidie is verleend, is het Gerecht evenwel van mening dat de gevolgen niet definitief zijn. Artikel 60 lid 7 Vo 543/2011 heeft betrekking GMO-subsidie ten behoeve van investeringen en acties die verband houden met verwerkingsactiviteiten. Aangezien volgens het Gerecht de desbetreffende financiering naar de aard ervan volledig door de vastgestelde onrechtmatigheid wordt aangetast, staan ook de in het verleden verstrekte GMO-subsidies voor investeringen of acties ten aanzien van de verwerking van groente en fruit  ter discussie.

Slot
Het is afwachten of de Commissie beroep in stelt tegen het arrest. Als het arrest in stand blijft,hebben de producentenorganisaties en hun leden het nakijken. Zij dachten dat zij zonder problemen aanspraak konden maken op GMO-steun voor verwerkingsactiviteiten. In weerwil van de tekst van Vo 1580/2007 en 543/2011 blijkt een dergelijke aanspraak niet te bestaan. Wederom een voorbeeld dat GMO-subsidie langzaam een vorm van Russisch roulette wordt. Waarop kan nog vertrouwd worden als ook bepalingen van een Europese verordening zomaar nietig kunnen zijn? Hoe dan ook het laatste woord lijkt nog niet gesproken.

De vraag is verder nog wat het Productschap Tuinbouw gaat doen? Wordt er nu al GMO-subsidie teruggevorderd of wordt een eventueel hoger beroep afgewacht. In ieder geval doen Producentenorganisaties er goed aan een voorziening te treffen voor in het verleden ontvangen GMO-subsidie ten aanzien van verwerkingsactiviteiten.