1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen shockschade voor moeder van vermoord zoontje

Geen shockschade voor moeder van vermoord zoontje

Moeder en halfzusje vorderen shockschade van ex-man/stiefvader die op 11 februari 2013 het 7-jarig zoontje van de moeder heeft vermoord. De moeder stelt dat sprake is van shockschade doordat zij geconfronteerd werd met de ernstige gevolgen van het onrechtmatige handelen door haar ex-man, namelijk de dood, de wijze van overlijden en het dode lichaam van haar zoon. De moeder zag op weg naar het politiebureau dat de omgeving van de echtelijke woning was afgezet en dat de forensische dienst ter p...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 06 februari 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Moeder en halfzusje vorderen shockschade van ex-man/stiefvader die op 11 februari 2013 het 7-jarig zoontje van de moeder heeft vermoord. De moeder stelt dat sprake is van shockschade doordat zij geconfronteerd werd met de ernstige gevolgen van het onrechtmatige handelen door haar ex-man, namelijk de dood, de wijze van overlijden en het dode lichaam van haar zoon. De moeder zag op weg naar het politiebureau dat de omgeving van de echtelijke woning was afgezet en dat de forensische dienst ter plaatse was. Zij heeft vervolgens van de politie gehoord dat haar zoon dood is gevonden in de echtelijke woning, terwijl zij haar zoon niet mocht zien. Dit laatste is pas gebeurd vier dagen later in het mortuarium van het ziekenhuis.

De rechtbank Midden-Nederland oordeelt in de uitspraak van 24 december 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:7326) dat ten aanzien van de vordering wegens shockschade niet is voldaan aan het confrontatievereiste. Naar het oordeel van de rechtbank moet het gaan om het waarnemen van het ongeval of om de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het ongeval. In een eerder artikel op deze kennispagina is uiteengezet welke eisen de Hoge Raad stelt aan het vergoeden van shockschade.

De wijze waarop de moeder kennis heeft gekregen van hetgeen haar zoontje is overkomen levert volgens de rechtbank geen directe confrontatie op met (de ernstig gevolgen van) die onrechtmatige daad, zoals voor toewijzing van shockschade is vereist. In de eis van de rechtstreekse confrontatie ligt namelijk besloten dat deze in de tijd beperkt is tot een vorm van betrokkenheid bij de plaats van de gebeurtenis, het moet gaan om het waarnemen van de onrechtmatige daad of het direct erna geconfronteerd worden met (de gevolgen van) een onrechtmatige daad. De rechtbank verwijst naar het Vilt-arrest (HR 9 oktober 2009, NJ 2010/387), waarin door de Hoge Raad is benadrukt dat het confrontatievereiste niet ter zijde mag worden gesteld of mag worden afgezwakt vanwege de aard of ernst van de normschending. De rechtbank is van oordeel dat er ondanks de ernst van de normschending er geen ruimte is voor een ruimere uitleg van het confrontatievereiste.

Ten aanzien van de vordering van het halfzusje oordeelt de rechtbank dat de omstandigheden dat zij in het dagelijks leven te maken heeft met haar moeder die kampt met psychische problemen en moet leven met het feit dat haar vader haar halfbroertje heeft gedood en het feit dat haar vader jarenlang in de gevangenis verblijft, geen omstandigheden zijn op grond waarvan onder het huidige recht een aanspraak bestaat op vergoeding van shockschade.

Of er sprake is van een directe confrontatie is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment onduidelijk. Nu niet bekend is wat zij al dan niet heeft waargenomen van het misdrijf en niet vaststaat dat er sprake is van geestelijk letsel kan (ook) deze vordering niet worden toegewezen.