1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen tuchtrechtelijke toetsing BIG-geregistreerd inspecteur IGZ

Geen tuchtrechtelijke toetsing BIG-geregistreerd inspecteur IGZ

Onlangs heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) een principiële uitspraak gedaan over de vraag in hoeverre BIG-geregistreerde inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tuchtrechtelijk op hun handelen of nalaten kunnen worden aangesproken.De precieze feiten die ten grondslag liggen aan de zaak die aan het CTG ter beoordeling werd voorgelegd zijn voor een goed begrip van de overwegingen van onze hoogste tuchtrechter van ondergeschikt belang. Van belang is...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 30 april 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018


Onlangs heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) een principiële uitspraak gedaan over de vraag in hoeverre BIG-geregistreerde inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tuchtrechtelijk op hun handelen of nalaten kunnen worden aangesproken.

De precieze feiten die ten grondslag liggen aan de zaak die aan het CTG ter beoordeling werd voorgelegd zijn voor een goed begrip van de overwegingen van onze hoogste tuchtrechter van ondergeschikt belang. Van belang is slechts te weten dat de betreffende IGZ-inspecteur als arts in het BIG-register stond geregistreerd en dat hem werd verweten dat hij in de uitoefening van zijn taak als IGZ-inspecteur tekort was geschoten.

Het Regionaal Tuchtcollege Zwolle had aan zijn oordeel het inmiddels als vaste tuchtrechtspraak te bestempelen uitgangspunt ten grondslag gelegd dat het feit dat een BIG-geregistreerd arts (mede) in een andere hoedanigheid optreedt, bijvoorbeeld als bestuurder van een zorg verlenende instelling, in beginsel niet uitsluit dat de arts daarbij mede in de hoedanigheid van arts handelt en daarop tuchtrechtelijk kan worden aangesproken indien dat handelen voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Volgens het Regionaal Tuchtcollege was er geen reden om ten aanzien van het handelen van een BIG-geregistreerd IGZ-inspecteur op dit uitgangspunt een uitzondering aan te nemen, te meer niet nu het gewraakte handelen van de betreffende inspecteur – het beweerdelijk onvoldoende actie ondernemen om misdiagnostiek en onjuiste behandeling van individuele patiënten door een individuele beroepsbeoefenaar op te sporen, te stoppen en te voorkomen – “bij uitstek” betrekking had op de individuele gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege zag (dus) geen aanleiding om klagers in hun klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

Het CTG denkt hier anders over. Zo stelt onze hoogste tuchtrechter, anders dan het Regionaal Tuchtcollege Zwolle, de principiële vraag of toepassing van voornoemd tuchtrechtelijk uitgangspunt wel te verenigen valt met de “bijzondere wettelijke taken en bevoegdheden” die de IGZ heeft ten aanzien van de handhaving van onder meer de wettelijke beroeps- en tuchtnormen. Het CTG noemt in dit kader artikel 36 lid 1, aanhef en onder b van de Gezondheidswet, artikel 86 lid 1 jo. art. 40 Wet BIG, de Regeling toezicht BIG, art. 7 van de Kwaliteitswet zorginstellingen en art. 65 lid 1 en art. 73 lid 1, aanhef en onder c, Wet BIG – artikelen die allemaal zien op de toezichthoudende taak van de IGZ en die directe of indirecte implicaties voor het tuchtrecht en het tuchtproces (kunnen) hebben.

Het CTG merkt vervolgens op dat de Inspectie een bestuursorgaan is in de zin van art. 1:1 lid 1 Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent concreet dat de rechterlijke controle op de wijze waarop de Inspectie haar wettelijke taken vervult is opgedragen aan de bestuursrechter, die het handelen van de IGZ toetst aan de normen van het bestuursrecht. Deze vorm van rechterlijke controle, die zich beperkt tot de door het betreffende bestuursorgaan bevoegd genomen besluiten die zijn gericht op enig rechtsgevolg, heeft niet dezelfde reikwijdte als de toetsing die door de tuchtrechter zou worden uitgeoefend. Mede gelet op de wettelijke taken van de IGZ levert deze beperking volgens het CTG echter onvoldoende grond op om, naast de controle door de bestuursrechter, het optreden van inspecteurs van de IGZ tevens onderworpen te achten aan de toetsing door de tuchtrechter om de enkele reden dat zij over een BIG-registratie beschikken.

Het voorgaande is volgens het CTG slechts anders als bij het optreden van een BIG-geregistreerd inspecteur de hoedanigheid waarin hij is geregistreerd zozeer op de voorgrond staat dat zijn optreden redelijkerwijze geacht moet worden geen verband te houden met de uitoefening van zijn wettelijke taak of bevoegdheid als inspecteur voor de gezondheidszorg.

Uitgangspunt voor de toekomst is echter dat IGZ-inspecteurs met een BIG-registratie die hun wettelijke taken uitoefenen worden uitgezonderd van de regel dat een tuchtrechtelijke toetsing aangewezen kan zijn als BIG-geregistreerden (bijvoorbeeld zorgbestuurders) niet in die hoedanigheid handelen, maar hun handelen wél voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.