1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geslaagd beroep tegen kapvergunning ter uitvoering van tracébesluit

Geslaagd beroep tegen kapvergunning ter uitvoering van tracébesluit

In een zaak van 5 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:912) roept de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een gedeeltelijke halt toe aan de kap van een verzameling bomen in Utrecht-West. In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in 2016 aan BAM Infra B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 152 bomen en het verwijderen van 6010 m2 bosplantsoen, inclusief 209 bosplantsoenbomen (formeel: een vergunning voor ‘het vellen van een houtopstand’)...
Leestijd 
Auteur artikel Jelmer Keur
Gepubliceerd 07 april 2017
Laatst gewijzigd 25 februari 2019

In een zaak van 5 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:912) roept de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een gedeeltelijke halt toe aan de kap van een verzameling bomen in Utrecht-West. In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in 2016 aan BAM Infra B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 152 bomen en het verwijderen van 6010 m2 bosplantsoen, inclusief 209 bosplantsoenbomen (formeel: een vergunning voor ‘het vellen van een houtopstand’). De kapvergunning dient ter uitvoering van het tracébesluit “Spooruitbreiding Utrecht Centraal – Leidsche Rijn” dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in 2015 heeft vastgesteld.

Uitvoering tracébesluit
De staatssecretaris betoogt dat ingevolge artikel 27 van de Tracéwet geen beroepsgronden tegen de voorgenomen kap meer naar voren kunnen worden gebracht. Bezwaren tegen het kappen van bomen hadden volgens hem tegen het tracébesluit naar voren gebracht kunnen en moeten worden. Uit artikel 27 van de Tracéwet volgt dat wanneer beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat is genomen ter uitvoering van een tracébesluit, bij dit beroep géén gronden kunnen worden aangevoerd die betrekking hebben op het tracébesluit waarop dat besluit rust.

In de toelichting bij het tracébesluit “Spooruitbreiding Utrecht Centraal – Leidsche Rijn” staat met betrekking tot de bomen onder meer: Uitgangspunt is om zoveel mogelijk bomen te sparen en/of beschermen. Daarbij zullen de bomen in de spoorzone in elk geval verdwijnen. In de bouwzone worden de bomen ofwel geveld, ofwel beschermd, voor zover ze de gewenste functie van het werkterrein niet verhinderen.

De Afdeling overweegt dat bij de vaststelling van het tracébesluit besloten is dat de bomen in de spoorzone zullen worden verwijderd. De afweging van de daarmee gemoeide belangen heeft met de vaststelling van het tracébesluit plaatsgevonden. Dit betekent, gelet op artikel 27 van de Tracéwet, dat beroepsgronden tegen het vellen van deze bomen niet meer tegen de kapvergunning kunnen worden ingebracht. Ten aanzien van de bomen die op het werkterrein staan is de concrete belangenafweging echter niet in dit tracébesluit gemaakt, omdat nog moet worden bezien of deze bomen de gewenste functie van het werkterrein verhinderen. Deze beoordeling moet volgens de Afdeling plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen. Nu het beroep van de appellant uitsluitend de bomen op het werkterrein betreft, ziet de Afdeling geen belemmering om het beroep inhoudelijk te behandelen.

Inhoudelijke beoordeling beroep
De appellant betoogt dat de bomen de functie van het werkterrein niet hinderen. Het college bevestigt dat BAM Infra B.V. gekozen heeft voor een werkwijze waarbij de bomen gespaard kunnen blijven. Dit is pas in de loop van het vergunningtraject duidelijk geworden. Om die reden heeft het college wel een kapvergunning verleend voor de bomen, maar ook een inspanningsverplichting opgenomen om een aantal daarvan te sparen. Ter zitting heeft het college bevestigd dat de bomen op het werkterrein behouden kunnen worden en dat het college dit ook wenst.

De Afdeling overweegt dat het college vergunning heeft verleend om deze bomen te kappen terwijl het college, gelet op zijn ter zitting ingenomen standpunt, deze kap bij nader inzien niet wenselijk en niet noodzakelijk vindt. Het besluit is daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand gekomen. De Afdeling verklaart het beroep van appellant daarmee gegrond en vernietigt het besluit tot verlening van de kapvergunning met betrekking tot de bomen op het werkterrein.

Conclusie
Een omgevingsvergunning voor bijvoorbeeld het kappen van bomen kan uitvoering geven aan een tracébesluit. In dat geval bepaalt de Tracéwet dat bij beroep tegen deze vergunning, géén gronden kunnen worden aangevoerd die betrekking hebben op dat tracébesluit. Tegen de omgevingsvergunning kunnen wél beroepsgronden worden aangevoerd die betrekking hebben op een belangenafweging die bij de vaststelling van het tracébesluit nog niet is gemaakt.

Wilt u meer weten over tracébesluiten en kapvergunningen? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.