1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Goede kennis heeft geen recht op vergoeding van shockschade

Goede kennis heeft geen recht op vergoeding van shockschade

Een getuige van een opzettelijke aanrijding, waarbij het slachtoffer blijvend oog- en beenletsel heeft opgelopen, vordert vergoeding van shockschade. Het slachtoffer bewoog aanvankelijk niet en zat onder het bloed. De getuige zag de aanrijding voor zijn ogen gebeuren en stelt in een hevige emotionele shock te zijn terechtgekomen, waardoor bij hem psychisch letsel (een posttraumatisch stresssyndroom) is ontstaan.De rechtbank Rotterdam oordeelt in haar uitspraak van 13 augustus 2014 (ECLI:NL:RB...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 26 augustus 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een getuige van een opzettelijke aanrijding, waarbij het slachtoffer blijvend oog- en beenletsel heeft opgelopen, vordert vergoeding van shockschade. Het slachtoffer bewoog aanvankelijk niet en zat onder het bloed. De getuige zag de aanrijding voor zijn ogen gebeuren en stelt in een hevige emotionele shock te zijn terechtgekomen, waardoor bij hem psychisch letsel (een posttraumatisch stresssyndroom) is ontstaan.

De rechtbank Rotterdam oordeelt in haar uitspraak van 13 augustus 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:6672) dat niet is voldaan aan de voorwaarden die de Hoge Raad stelt in het Kindertaxi-arrest (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240), in het bijzonder de aard van de relatie tussen de getuige en het slachtoffer en de ernst van het ongeval.

In het Kindertaxi-arrest ging het om een tragisch ongeval, waarbij een moeder direct na een aanrijding met het ernstig verminkte lichaam van haar vijfjarige dochtertje werd geconfronteerd. De Hoge Raad heeft overwogen dat indien iemand door overtreding van een veiligheids- of verkeersnorm een ernstig ongeval veroorzaakt, hij niet alleen onrechtmatig handelt jegens degene die dientengevolge is gedood of gekwetst, maar ook jegens degene bij wie door het waarnemen van het ongeval of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of verwond. De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 lid 1 BW voor vergoeding in aanmerking. Wel is vereist dat er sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.

Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval niet voldaan aan de voorwaarden die de Hoge Raad stelt aan het recht op vergoeding van schade door de confrontatie met een schokkende of traumatische gebeurtenis. De getuige was een kennis van het slachtoffer en kwam één of twee keer per week bij hem over de vloer. Daarmee behoort de kennis niet tot de kring van gerechtigden. Daarvoor is volgens de rechtbank, zeer bijzondere omstandigheden daargelaten, een nauwere relatie vereist dat het zijn van (goede) kennissen. Verder stelt de rechtbank vast dat objectief bezien de feiten (aanmerkelijk) minder schokkend van aard zijn dan in het Kindertaxi-arrest het geval was. Mede om die reden wordt de vordering afgewezen.