1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hartenkreet van de Bossche voorzieningenrechter met betrekking tot de uitwerking van de korte dagvaardingstermijnen bij aanbestedingsgeschillen

Hartenkreet van de Bossche voorzieningenrechter met betrekking tot de uitwerking van de korte dagvaardingstermijnen bij aanbestedingsgeschillen

Teleurgestelde inschrijvers moeten vaak alles in het werk stellen om een aanbestedende dienst binnen de Alcatel-termijn van 15 dagen (en dus op tijd) te kunnen dagvaarden. Onlangs heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Bosch in zijn vonnis van 10 juli jl. opgemerkt dat een (te) haastig opgezette kort gedingprocedure in veel gevallen leidt tot een rommelige proces.Bij (Europese) aanbestedingsprocedures moet een aanbestedende dienst na voorlopige gunning een termijn van minstens 15...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 25 juli 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Teleurgestelde inschrijvers moeten vaak alles in het werk stellen om een aanbestedende dienst binnen de Alcatel-termijn van 15 dagen (en dus op tijd) te kunnen dagvaarden. Onlangs heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Bosch in zijn vonnis van 10 juli jl. opgemerkt dat een (te) haastig opgezette kort gedingprocedure in veel gevallen leidt tot een rommelige proces.

Bij (Europese) aanbestedingsprocedures moet een aanbestedende dienst na voorlopige gunning een termijn van minstens 15 dagen (de zogenaamde Alcatel-termijn) in acht nemen om inschrijvers de kans te bieden (in rechte) op te komen tegen de voorlopige gunningsbeslissing van de aanbestedende dienst. Bijna zonder uitzondering wordt deze termijn door aanbestedende diensten ook gehanteerd als een contractuele vervaltermijn waarbinnen een teleurgestelde inschrijver een kort gedingprocedure aanhangig moet hebben gemaakt op straffe van verval van recht.

De praktijk leert dat inschrijvers die zich niet kunnen verenigen met een voorlopige gunningsbeslissing vaak op laatste moment besluiten een kort gedingprocedure te starten om de 15 dagentermijn te redden. Dit leidt er dikwijls toe dat in de dagvaarding (nog) niet alle gronden zijn opgenomen waarop de teleurgestelde inschrijver zich uiteindelijk (in rechte) wenst te beroepen om de voorlopige gunningsbeslissing aan te vechten. Met betrekking tot de uitwerking van deze korte dagvaardingstermijnen in de (aanbestedings)praktijk overweegt de voorzieningenrechter als volgt:

“De voorzieningenrechter veroorlooft zich ten overvloede op te merken dat zijn ervaring met dagvaardingen in aanbestedingszaken die in grote haast zijn opgesteld om een niet-verlengde Alcateltermijn te redden en zonder dat de betrokkenen eerst contact hebben gehad om te onderzoeken of zij überhaupt wel een geschil hebben en, zo ja, te analyseren waar het probleem hem in zit, niet gunstig is. Het leidt al gauw tot rommelig geprocedeer met eiswijzigingen en een (lang) pleidooi van de eisende partij, waarin deze de pas na dagvaarden duidelijk geworden onvolkomenheden in de dagvaarding probeert recht te breien. Op die rectificaties heeft/hebben de wederpartij(en) zich dan vervolgens weer niet naar behoren kunnen prepareren, zodat de voorzieningenrechter (en zijn secretaris) de zaak vervolgens weer in het spoor moeten zien te krijgen. (…)”

De voorzieningenrechter signaleert in de bovenstaande overweging dus dat de gehanteerde korte dagvaardingstermijn in aanbestedingsgeschillen de helderheid van het geschil lang niet altijd ten goede komt. Desondanks is het vervolgens toch aan de voorzieningenrechter (en zijn secretaris/griffier) om uiteindelijk tot een heldere en weloverwogen beslissing te komen nadat de zaak weer in ‘het spoor’ is getrokken. Dit lijkt inderdaad niet altijd een even makkelijke opgave.

Met de bewoordingen ‘veroorlooft zich ten overvloede op te merken’ lijkt de voorzieningenrechter te beseffen dat de hierboven geciteerde overweging naar alle waarschijnlijk geen grote gevolgen zal hebben voor de (inrichting van de) aanbestedingspraktijk. Een en ander maakt de overweging niet minder begrijpelijk.