1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Herziening regime fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Herziening regime fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Op 16 oktober 2015 is het wetsvoorstel herziening fiscale eenheid ingediend. Deze beoogde wetswijziging maakt het mogelijk om in twee ‘nieuwe’ situaties een fiscale eenheid te vormen, waar dat eerder op grond van de wet niet mogelijk was. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat de Nederlandse wet in lijn komt met EU-recht.De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2016.Het Europees Hof van Justitie had al eerder in drie zaken geoordeeld dat Nederland volgens Europees recht de fiscale eenheid te eng defin...
Leestijd 
Auteur artikel Ton Lekkerkerker
Gepubliceerd 14 december 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 16 oktober 2015 is het wetsvoorstel herziening fiscale eenheid ingediend. Deze beoogde wetswijziging maakt het mogelijk om in twee ‘nieuwe’ situaties een fiscale eenheid te vormen, waar dat eerder op grond van de wet niet mogelijk was. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat de Nederlandse wet in lijn komt met EU-recht.
De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2016.

Het Europees Hof van Justitie had al eerder in drie zaken geoordeeld dat Nederland volgens Europees recht de fiscale eenheid te eng definieert.[1] In het eerste geval ging het om een moedermaatschappij die via een buitenlandse dochter de aandelen bezit in een Nederlandse kleindochter. Volgens Nederlands recht kunnen de Nederlandse moedermaatschappij en Nederlandse kleindochter geen fiscale eenheid vormen. Volgens Europees recht moet dat echter wel kunnen. De Nederlandse wet wordt op dit punt aangepast.

De tweede aanpassing betreft twee zusterbedrijven in Nederland met een buitenlandse moedermaatschappij. Ook die zusterbedrijven zouden in Nederland een fiscale eenheid moeten kunnen vormen, aldus het Hof van Justitie. Ook deze vorm van een fiscale eenheid was tot nu toe niet mogelijk in Nederland.

Fiscale eenheid tussen moeder en kleindochter
Twee Nederlandse vennootschappen die met elkaar verbonden zijn via een buitenlandse vennootschap gevestigd in een EU/EER-staat kunnen op grond van het wetsvoorstel een fiscale eenheid vormen. De buitenlandse dochtervennootschap die de aandelen in de Nederlandse (klein)dochtermaatschappij houdt, moet daarbij wel kwalificeren als tussenmaatschappij. Deze mogelijkheid bestond in de praktijk al naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris eind vorig jaar. Het wetsvoorstel sluit aan bij het betreffende besluit, maar bevat extra maatregelen zoals anti-misbruikmaatregelen en verduidelijkt sommige voorwaarden. Deze anti-misbruikmaatregelen zien vooral op voorkomen dat bij een fiscale eenheid verlies twee keer tot uitdrukking gebracht kan komen. Dit zou bijvoorbeeld mogelijk zijn bij het minder waard worden van de kleindochter: dit beïnvloedt het resultaat van de fiscale eenheid, maar ook het belang in de buitenlandse dochter wordt minder waard. Om dit tegen te gaan wordt in de wet opgenomen dat de afwaardering op vorderingen van de fiscale eenheid op de tussenmaatschappij of op vorderingen op de topmaatschappij niet in aftrek komen voor zover zij zijn toe te rekenen aan verliezen van de fiscale eenheid. Ook wordt een zodanige regeling opgenomen met betrekking tot de liquidatieverliesregeling en de aftrekbeperking van art. 13l wet vpb.

Fiscale eenheid tussen zustermaatschappijen
Op grond van het wetsvoorstel wordt het nu ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse dochters van een moeder die gevestigd is in een EU of EER-staat. De fiscale eenheid omvat alleen het Nederlandse deel van het concern. Bij de zogenaamde zuster fiscale eenheid moet een moeder worden aangewezen.

De fiscale eenheid in Nederland wijzigt overigens niet: het is nog steeds niet mogelijk een fiscale eenheid te vormen tussen een moeder en kleindochter zonder de in Nederland gevestigde dochter mee te voegen. In een structuur met alleen in Nederland gevestigde vennootschappen moeten de tot de fiscale eenheid behorende vennootschappen een ononderbroken verticale keten vormen.




[1] HvJ EU 12 juni 2014, nrs. C-39/13, C-40/13 en C-41/13, ECLI:EU:C:2014:1528.

Ton Lekkerkerker