1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Het gebruik van een merk als straatnaam

Het gebruik van een merk als straatnaam

Eiser heeft in 1999 in Westervoort een monumentale hoeve genaamd 'Beekenoord' gekocht. In 2000 laat eiser deze naam registreren als woordmerk en sinds 2004 verleent hij vanuit zijn monumentale hoeve zakelijke dienstverlening onder deze naam. Eiser stelt een merkenrechtelijke vordering in tegen de Gemeente Westervoort in verband met een nieuwbouwwijk en een straat daarin die door de gemeente 'Beekenoord' zijn genoemd, vernoemd naar de boerderij van waaruit eiser zijn diensten aanbiedt.Eiser me...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 28 augustus 2009
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Eiser heeft in 1999 in Westervoort een monumentale hoeve genaamd 'Beekenoord' gekocht. In 2000 laat eiser deze naam registreren als woordmerk en sinds 2004 verleent hij vanuit zijn monumentale hoeve zakelijke dienstverlening onder deze naam. Eiser stelt een merkenrechtelijke vordering in tegen de Gemeente Westervoort in verband met een nieuwbouwwijk en een straat daarin die door de gemeente 'Beekenoord' zijn genoemd, vernoemd naar de boerderij van waaruit eiser zijn diensten aanbiedt.

Eiser meent dat de Gemeente inbreuk maakt op zijn merk op grond van artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE. Dit artikel biedt bescherming tegen gebruik van een teken anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door dat gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. De gemeente zou volgens hem geen geldige reden hebben voor het gebruik van de benaming Beekenoord, er is namelijk geen sprake van een bekende historische aanduiding en de gemeente had makkelijk voor een andere naam kunnen kiezen. Door toekenning van de straatnaam Beekenoord zou daarnaast afbreuk kunnen worden gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, wanneer toekomstige mogelijke negatieve berichtgevingen over de straat/wijk direct zullen worden gelinkt aan zijn bedrijf.

De gemeente is het daar niet mee eens. Zij betwist dat er sprake is van merkinbreuk, nu een dergelijke geografische benaming in het algemeen belang vrijgehouden moet worden en het merk van eiser slechts een geringe beschermingsomvang heeft. Mocht de rechter wel vinden dat artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE toepasbaar is dan heeft zij een geldige reden voor dit gebruik nu voor nieuwe straten en wijken al sinds jaar en dag een naam wordt gekozen die refereert aan de geschiedenis of de geografische aanduiding van die locatie.

De rechter oordeelt in het voordeel van de gemeente. Het gebruik van de straatnaamgeving vindt niet plaats in het economisch verkeer en valt daardoor volgens de rechter niet onder artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Deze overweging vind ik vreemd, omdat het vereiste 'in het economisch verkeer' enkele jaren geleden juist geschrapt is uit dit artikel. Volgens de rechter is daarmee echter geen inhoudelijke wijziging beoogd. Deze stelling wordt echter op geen enkele wijze onderbouwd. Wat daar ook van zij, gelukkig oordeelt de rechtbank daarnaast ook dat zo dit artikel al van toepassing zijn, de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een geldige reden heeft voor het gebruik van de in geding zijnde straatnaam.