De casus
In staatssteunzaak SA.37963 had Glenmore Lodge steun ontvangen in de vorm van rechtstreekse subsidies toegekend door de Schotse overheid. Verder was er door moedermaatschappij Sportscotland zowel activa geschonken als gebouwen onder de marktprijs verhuurd. Sportscotland, het Schotse nationale agentschap voor sport, exploiteert Glenmore Lodge als het "National Outdoor Training Centre". De primaire rol van Glenmore Lodge is het opzetten en ontwikkelen van National Governing Body (NGB) kwalificaties. In verband hiermee verzorgt Glenmore Lodge opleidingen die leiden tot NGB kwalificaties voor coaches, trainers, leiders en beoefenaars van buitensporten. Daarnaast biedt Glenmore Lodge vaardigheidscursussen aan voor het grote publiek. Deelnemers kunnen ervaring opdoen met nieuwe buitensporten of hun vaardigheden en kennis verbeteren. Deze activiteit is ondergeschikt aan de NGB trainingen en bedoeld om extra inkomsten te genereren.
Staatssteunzaak SA.38208 betreft een Britse belastingvrijstelling ten behoeve van gemeenschapsclubs voor amateursport (CASC’s). Van deze maatregel profiteren onder andere golfclubs die eigendom zijn van de leden. De belastingvrijstelling komt er kort gezegd op neer dat CASC’s geen winstbelasting hoeven te betalen, mits de omzet behaald met (i) de handel met niet-leden (bezoekers of tijdelijke leden) minder bedraagt dan £ 30.000,-- en (ii) de verhuur van vastgoed aan niet-leden minder bedraagt dan £ 20.000,--.
Beoordeling door de Europese Commissie
De Europese Commissie gaat uitsluitend na of de steun aan Glenmore Lodge en de golfclubs gevolgen heeft voor de handel tussen de lidstaten. Aangezien de Europese Commissie tot een ontkennende conclusie komt, wordt niet meer ingegaan op de andere cumulatieve vereisten voor staatssteun.
Net als in vier eerder gepubliceerde besluiten controleert de Europese Commissie:
(i) | of de begunstigde onderneming goederen of diensten levert in een beperkt gebied binnen een lidstaat en het onwaarschijnlijk is dat klanten uit andere lidstaten worden aangetrokken, en |
(ii) | of het met een “voldoende mate van waarschijnlijkheid” niet te verwachten is dat de maatregel een “meer dan marginaal effect” zal hebben op de voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen of vestiging. |
De activiteiten van zowel Glemore Lodge als de golfclubs zijn volgens de Europese Commissie hooguit regionaal of nationaal van aard. Ten aanzien van de trainingen ter verkrijging van een NGB kwalificatie verwijst de Europese Commissie in dit kader naar het nationale karakter van de kwalificaties. Met betrekking tot de vaardighedencursussen constateert de Europese Commissie dat deze voornamelijk gericht zijn op een lokaal publiek. Bovendien is zowel de omzet die met de deze cursussen wordt behaald als het aantal deelnemers beperkt. De Europese Commissie besteedt nog speciaal aandacht aan de cursussen die Glenmore Lodge aanbiedt in diverse Europese lidstaten. De hiermee in de jaren 2011-2013 behaalde omzet was beperkt (tussen de 4% en 7% van de totale omzet). Bovendien waren er geen buitenlandse deelnemers.
Het lokale karakter van de golfclubs leidt de Europese Commissie af uit de CASC-regels. Deze regels brengen mee dat de golfclubs geen winstoogmerk mogen hebben en slechts op beperkte schaal commercieel actief mogen zijn. Als de commerciële activiteiten zodanig zijn dat de golfclubs buitenlandse bezoekers trekken, is de belastingvrijstelling niet van toepassing. Verder moet het lidmaatschap van CASC’s bereikbaar zijn voor het grote publiek. Gelet hierop is het volgens de Europese Commissie zeer onwaarschijnlijk dat golfclubs die als CASC zijn aan te merken in staat zijn in een beduidende mate bezoekers uit andere lidstaten aan te trekken.
Op basis van het kleine geografische gebied waar Glenmore Lodge en de golfclubs hun diensten aanbieden, alsmede de beperkte omvang ervan, concludeert de Europese Commissie dat beide
maatregelen naar verwachting hooguit slechts een marginaal effect hebben op de voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen of vestiging.
De Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV)
Hoewel de Europese Commissie in beide zaken tot de conclusie komt dat de maatregelen geen interstatelijk effect hebben, toetst de Europese Commissie de belastingvrijstelling voor CASC’s ook nog ten overvloede aan de AGVV. De Europese Commissie merkt de belastingvrijstelling aan als steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur in de zin van artikel 55 AGVV en stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan. Als er een interstatelijk effect zou zijn, zou de belastingvrijstelling dus nog steeds toelaatbaar zijn.
Commentaar
Elk van beide besluiten bevat een opmerkelijke aspect. Zo hebben de cursussen die Glenmore Lodge in andere Europese lidstaten aanbiedt, per definitie een interstatelijk karakter. Dat Glenmore Lodge ten aanzien van deze cursussen enkel Britse deelnemers had, maakt dit niet anders. In de lidstaten waar Glenmore Lodge cursussen organiseert zullen lokale aanbieders of aanbieders uit andere lidstaten ongetwijfeld dezelfde cursussen aanbieden. De Britse deelnemers hadden zich ook tot deze aanbieders kunnen wenden. Het lijkt erop dat het lage aandeel in de totale omzet van de buitenlandse activiteit gecombineerd met het ontbreken van buitenlandse deelnemers voor de Europese Commissie voldoende is om aan te nemen dat het effect van de steun aan Glenmore Lodge slechts marginaal is. Wat verder opvalt is dat de Europese Commissie de relatief beperkte omvang van de omzet niet in de beoordeling betrekt.
Ten aanzien van de belastingvrijstelling voor CASC’s is het opmerkelijk dat enkel gekeken wordt naar de omzet die behaald wordt met de handel met en de verhuur aan niet-leden. Volgens de Europese Commissie zijn de vermeende begunstigden immers lokale verenigingen van golfers die het niet-commerciële doel hebben faciliteiten ter beschikking te stellen aan hun leden en bezoekers zodat deze kunnen golfen dan wel anderszins kunnen recreëren. Hier mag niet uit worden afgeleid dat de handel met en de verhuur van vastgoed aan leden geen economische activiteit is. Het besluit maakt duidelijk dat de Europese Commissie uitsluitend het lokale karakter van de mededinging heeft willen onderstrepen.