1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Het zorgprestatiemodel: mogelijke knelpunten en risico's

Het zorgprestatiemodel: mogelijke knelpunten en risico's

In deze blogreeks hebben we uitgebreid stilgestaan bij verschillende aspecten van het zorgprestatiemodel. Deze nieuwe bekostigingssystematiek gaat uit van prestatiebekostiging. Men streeft hiermee naar meer eenvoud, minder administratieve lasten en een betere aansluiting op de daadwerkelijk geleverde zorg. In onze blogreeks is naar voren gekomen dat het nog maar de vraag is of het zorgprestatiemodel daadwerkelijk zorgt voor meer eenvoud en minder administratieve lasten. Wij signaleren in ieder geval een aantal knelpunten en risico’s. In dit laatste blog zullen wij die verder toelichten.
Leestijd 
Auteur artikel Blanca de Louw
Gepubliceerd 21 maart 2022
Laatst gewijzigd 21 maart 2022

Een consult: 1024 mogelijkheden

In het eerste deel van onze blogreeks is aan de orde gekomen hoe de bekostiging zorgt voor betere aansluiting op de daadwerkelijk geleverde zorg. Voor de prestatie ‘consult’ is een zeer uitgebreid model ontwikkeld waarin een consult getypeerd wordt aan de hand van vier kenmerken: het doel (diagnostiek/behandeling), de tijdsduur, het beroep van de behandelaar en de behandelsetting (zie blog 2). Vanwege de ruime keuzemogelijkheden binnen de kenmerken tijdsduur, behandelaar en behandelsetting (8) ontstaat er een model met een aanzienlijk aantal mogelijke zorgprestaties. Theoretisch gezien kan een consult op 2x8x8x8 = 1024 verschillende manieren getypeerd worden, zodat 1024 verschillende prestaties bestaan binnen het consult.

De NZa is zelf van mening dat de omvang van deze prestatiestructuur in de praktijk geen problemen gaat opleveren, omdat zorgaanbieders vaak werken met een select aantal beroepsbeoefenaren en/of behandelsettings (bijvoorbeeld behandeling door een select aantal zorgprofessionals in één specifieke setting). Toch geldt dit lang niet voor alle zorgaanbieders. Bij grote geïntegreerde zorginstellingen werken bijvoorbeeld veel verschillende beroepsgroepen en zijn ook veel verschillende behandelsettings mogelijk. Op deze manier kan de huidige prestatiestructuur bij consulten nog steeds voor forse administratieve lasten zorgen. Veel gaat afhangen van het goed functioneren van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD), omdat binnen het EPD al gegevens zijn ingevuld die bepalend zijn voor het type consult (setting, behandelaar, doel). Randvoorwaarde is wel dat de overgang van EPD’s onder de oude dbc-systematiek naar het nieuwe zorgprestatiemodel goed verloopt. Aan die randvoorwaarde lijkt nog niet altijd te zijn voldaan. Hierover ontvingen wij de afgelopen tijd namelijk verschillende verontrustende signaleren.

Professionele inschatting benodigde zorg

Ondanks de mogelijkheid om een consult op 1024 verschillende manieren te typeren, is het voor zorgverzekeraars – die tot uitbetaling moeten overgaan – nog steeds lastig te beoordelen of de zorg die geleverd is ook de zorg is die een patiënt daadwerkelijk nodig had. Het zorgprestatiemodel stuurt namelijk niet op de inhoud van de zorg. Dat is overgelaten aan de zorgverleners, die een eigen verantwoordelijkheid dragen om de zorg juist te normeren. Wanneer dit niet of onvoldoende gebeurt, kan dit volgens de NZa leiden tot een kostenstijging omdat hooggekwalificeerde behandelaren (relatief) eenvoudige zorg leveren die ook door een andere beroepsgroep verricht had kunnen worden. Hetzelfde geldt voor (relatief) eenvoudige zorg in een hooggekwalificeerde behandelsetting. Wij verwachten echter dat zorgaanbieders – vanuit al hun expertise en ervaring – zelf de juiste inschatting kunnen maken om het type behandelaar en behandelsetting te kiezen dat het best aansluit op de behoefte van de patiënt. Zorgaanbieders zijn hiertoe bij uitstek in staat. De door het zorgprestatiemodel aan zorgaanbieders toebedeelde verantwoordelijkheid om de gepaste zorgzwaarte en behandelduur zelf in te schatten, past wat ons betreft goed bij de professionele autonomie en het primaat van de behandelend arts/regiebehandelaar.

Indirecte tijd

Volgens de NZa bestaat er bovendien een reële mogelijkheid dat zorgaanbieders indirecte tijd alsnog gaan registreren als directe tijd, bijvoorbeeld door tijdens het directe contact met de patiënt ook aan verslaglegging doen (indirecte tijd). Zo ontstaat er dubbele bekostiging omdat de vergoeding voor indirecte tijd al via een opslag is verwerkt in de vergoeding voor de directe behandeltijd. Om dit  risico te verminderen is in de NZa-regelgeving een duidelijke definitie van consulttijd opgenomen. Op deze manier krijgen zorgaanbieders meer handvatten om consulten op een juiste wijze te declareren en te registreren. In de Beleidsregel Prestaties en tarieven ggz en fz is de volgende definitie van een consult opgenomen:

“Consult: Direct, ononderbroken en zorginhoudelijk contact tussen zorgverlener en (forensische) patiënt of naasten van de patiënt. Met ononderbroken wordt bedoeld dat het niet is toegestaan om zonder zorginhoudelijke reden consulten op te knippen.”

Omdat het binnen een consult dus moet gaan om een contact tussen zorgverlener en patiënt is ook hiervan een definitie opgenomen in de Beleidsregel Prestaties en tarieven ggz en fz:

“Contact: Een zorginhoudelijk en ononderbroken interactie. Een contact kan zowel ‘face to face’, telefonisch, ‘screen to screen’ als ‘bit to bit’ plaatsvinden.”

Wij verwachten zelf dat zorgaanbieders – mede vanwege de duidelijke regelgeving op het gebied van consulttijd en direct contact – goed uit de voeten kunnen met de nieuwe regelgeving voor consulten en direct contact en hun verantwoordelijkheid zullen nemen om dubbele bekostiging te voorkomen.

(ruim) inplannen van consulten

Het zorgprestatiemodel biedt de mogelijkheid om tijdsregistratie van consulten los te laten. Niet de geregisterde tijd, maar de planning in de agenda is leidend voor de declaratie. Dit kan volgens de NZa tot gevolg hebben dat zorgaanbieders hun afspraken in de agenda (te) ruim inplannen. Om dit risico zo veel mogelijk te verminderen zijn al zogeheten ‘spelregels’ in het leven geroepen (waar wij in een eerder blog al aandacht aan besteedden) die bepaalde eisen stellen aan de administratie en de wijze waarop zorgaanbieders hun agenda bijhouden. Wanneer zorgaanbieders voldoende maatregelen nemen die een adequate agendaplanning faciliteert, wordt voorkomen dat naderhand alsnog discussies ontstaan met zorgverzekeraars over de uitbetaling van gedeclareerde consulten.

Conclusie

Kortom, de praktijk zal moeten uitwijzen of het nieuwe zorgprestatiemodel de grote verwachtingen en ambities daadwerkelijk gaat waar maken. Het streven naar eenvoud, meer inzicht voor de patiënt en bekostiging die beter aansluit op de geleverde zorg verdient wat ons betreft waardering. Toch zijn de eerste kinderziektes al aan de oppervlakte gekomen, bijvoorbeeld op het gebied van declareren. In dit blog hebben we daarnaast een aantal andere knelpunten gesignaleerd.

Tijdens ons webinar over het zorgprestatiemodel op 22 maart a.s. zullen we verschillende risico’s en knelpunten verder bespreken. Wij nodigen u van harte uit deel te nemen. Inschrijven kan via deze link.

Mocht u naar aanleiding van deze blogreeks nog vragen hebben over het zorgprestatiemodel of u eerste ervaringen willen delen, dan kunt u daarvoor contact opnemen met Stefan Donkelaar en Blanca de Louw.