1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoge Raad introduceert aanvullende grondslag verwerking persoonsgegevens

Hoge Raad introduceert aanvullende grondslag verwerking persoonsgegevens

De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 november 2012 geoordeeld dat onder omstandigheden ook in artikel 43 Wbp (het uitzonderingsartikel) een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens kan worden gevonden. Het is onduidelijk of hiermee een verruiming van de privacywetgeving is gegeven.Strafrechtelijke kwestieHet arrest gaat over een strafrechtelijke kwestie. Een man is veroordeeld wegens diefstal uit een studentenflat. Voor zijn veroordeling is gebruik gemaakt van camerabeelden, die v...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 03 december 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 november 2012 geoordeeld dat onder omstandigheden ook in artikel 43 Wbp (het uitzonderingsartikel) een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens kan worden gevonden. Het is onduidelijk of hiermee een verruiming van de privacywetgeving is gegeven.

Strafrechtelijke kwestie

Het arrest gaat over een strafrechtelijke kwestie. Een man is veroordeeld wegens diefstal uit een studentenflat. Voor zijn veroordeling is gebruik gemaakt van camerabeelden, die vrijwillig aan de politie zijn verstrekt. De man stelt dat deze camerabeelden nooit gebruikt hadden mogen worden in het strafproces. Daarvoor voert hij allerlei (formele) strafrechtelijke argumenten aan, die ik verder niet zal behandelen (aangezien ik me niet met strafrecht bezig houd).

Grondslag volgens Hof artikel 8 sub e Wbp

Waar ik dit bericht wel verder op inga is de privacyrechtelijke kwestie. Het Gerechtshof pareert namelijk het bezwaar van de verdachte door te overwegen dat op grond van artikel 8 sub e Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), samen met artikel 43 Wbp, het degene die verantwoordelijk is voor cameragebruik is toegestaan om de beelden aan derden te verstrekken:
Anders dan de raadsman stelt, is er wel degelijk een wettelijke basis voor vrijwillige verstrekking van het betreffende beeldmateriaal aan opsporingsinstanties. De bewakingscamera's van de flat dienen - naar kan worden aangenomen - ter beveiliging van de flat tegen inbraak en andere strafbare feiten. Op grond van artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is het degene die verantwoordelijk is voor het gebruik van de bewakingscamera's toegestaan hiertoe de beelden van de camera's te verwerken. Hieronder is op grond van artikel 8, aanhef en onder e, in verbinding met artikel 1, aanhef en onder b, van de Wbp begrepen het verstrekken van de beelden aan de politie indien zich daadwerkelijk een strafbaar feit heeft voorgedaan. Daarnaast biedt ook artikel 43, aanhef en onder b, van die wet een basis voor vrijwillige verstrekking, indien dit noodzakelijk is voor de opsporing van strafbare feiten.

Limitatieve lijst grondslag in de wet

Ter herinnering allereerst nog even kort het volgende. Artikel 8 Wbp bevat een limitatieve lijst van grondslagen voor het verwerken van persoonsgegevens. Dat komt ook letterlijk zo terug in de wetsgeschiedenis:
Artikel 8 bevat een limitatieve opsomming van de gronden die een gegevensverwerking rechtvaardigen.

Dat betekent dus dat iedere verwerking van persoonsgegevens door een of meer grondslagen uit artikel 8 Wbp gerechtvaardigd dient te worden. Kan er geen grondslag worden aangewezen, dan is de verwerking niet rechtmatig.

Hoge Raad: grondslag kan niet artikel 8 sub e Wbp zijn

In cassatie bij de Hoge Raad komt de hiervoor aangehaalde overweging van het Gerechtshof opnieuw aan de orde. De camerabeelden waar het hier om gaat zijn vrijwillig verstrekt aan de politie. Wie de beelden heeft verstrekt wordt niet helemaal duidelijk uit het arrest, maar het ligt voor de hand dat dit is gedaan door de eigenaar of beheerder van de betreffende studentenflat.

Dat brengt logischerwijs met zich mee dat de grondslag in ieder geval niet in artikel 8 sub e Wbp gelegen kan zijn. Die grondslag ziet namelijk op verwerking van persoonsgegevens door bestuursorganen, dan wel de verstrekking van die gegevens aan bestuursorganen. In de woorden van de Hoge Raad:
3.6. Opmerking verdient nog het volgende. Het in de overwegingen van het Hof omschreven geval heeft klaarblijkelijk geen betrekking op verwerking van persoonsgegevens in de vorm van overdracht van zulke gegevens door het ene bestuursorgaan aan het andere bestuursorgaan. Daarom zou - anders dan het Hof heeft aangenomen - art. 8, aanhef en onder e Wbp geen grondslag kunnen vormen voor het ter beschikking van de opsporingsinstantie stellen van het desbetreffende beeldmateriaal.

Hoge Raad: grondslag gelegen in artikel 9 en 43 Wbp

Opvallend is vervolgens dat de Hoge Raad deze overweging als volgt vervolgt:
3.6 (...) Voor dit ter beschikking van de opsporingsinstantie stellen van het door middel van beveiligingscamera's verkregen beeldmateriaal zou degene die daartoe toegang heeft (de verantwoordelijke of bewerker in de zin van art. 1 aanhef en onder d dan wel e Wbp) onder omstandigheden wel een grondslag kunnen ontlenen - anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd - aan het bepaalde in art. 43 in verbinding met art. 9, eerste lid, Wbp.

Het is mij niet geheel duidelijk waarom naar artikel 9 Wbp wordt verwezen, wanneer de vraag is wat de grondslag is van de gegevensverwerking. Artikel 9 Wbp betreft het beginsel van doelbinding en ziet verder niet op het grondslagvereiste. Artikel 43 Wbp ziet op uitzonderingen op het doelbindingsbeginsel (artikel 9 Wbp), de plicht een register van verwerkingen bij te houden (artikel 30 Wbp), het transparantiebeginsel (artikel 33/34 Wbp) en de rechten van de betrokkene (artikel 35 Wbp).

Een uitzondering op het vereiste een grondslag (als bedoeld in artikel 8 Wbp) aan te kunnen wijzen is echter niet opgenomen in artikel 43 Wbp. Het is me daarmee niet geheel duidelijk hoe de overweging van de Hoge Raad gelezen dient te worden. Naar de letter van de overweging lijkt de Hoge Raad de limitatieve lijst van grondslagen van artikel 8 Wbp te hebben uitgebreid.

Of dat werkelijk de bedoeling is, is maar de vraag. Het lijkt zuiverder wanneer overwogen zou zijn dat de grondslag in dit geval in artikel 8 sub f Wbp gelegen zou kunnen zijn en dat artikel 43 Wbp kan rechtvaardigen dat de gegevens voor een ander doel worden verwerkt dan waarvoor deze oorspronkelijk zijn verzameld (voor zover nodig, ik neem aan dat een camera nu juist wordt opgehangen om de beelden in voorkomend geval aan de politie te kunnen verstrekken).

Het is afwachten hoe lagere rechters en de toezichthouder met dit arrest van de Hoge Raad omspringen.