1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoge Raad spreekt zich uit over de positie van plaatsvervangers

Hoge Raad spreekt zich uit over de positie van plaatsvervangers

Rechtbanken en hoven maken veelvuldig gebruik van rechters- en raadsheren-plaatsvervangers. De Hoge Raad heeft zich recentelijk uitgesproken over de positie van deze plaatsvervangers.
Leestijd 
Auteur artikel Margo Hengeveld
Gepubliceerd 24 augustus 2020
Laatst gewijzigd 28 december 2020

Rechtbanken en hoven maken veelvuldig gebruik van rechters- en raadsheren-plaatsvervangers: juristen uit de rechtswetenschap en -praktijk die net als ‘gewone’ rechters en raadsheren voor het leven worden benoemd. Anders dan die gewone rechters en raadsheren worden plaatsvervangers echter niet ‘aangesteld’, maar worden zij door het bestuur van het gerecht waar zij als plaatsvervanger fungeren voor een gemiddeld aantal uren ‘aangewezen’ of – op meer of minder incidentele basis – opgeroepen. Plaatsvervangers worden doorgaans ingezet vanwege hun specialistische kennis op een bepaald terrein.

Recentelijk heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de positie van deze plaatsvervangers. Wat was er aan de hand? Het Hof had in meervoudige kamer (drie raadsheren) een beschikking gegeven. Die meervoudige kamer was samengesteld uit één raadsheer en twee raadsheren-plaatsvervangers. Verzoekster tot cassatie voert aan dat het Hof geen beschikking had mogen geven in deze combinatie, nu de inzet van meer dan één plaatsvervanger in strijd zou zijn met fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging.

In een uitvoerige conclusie bespreekt A-G De Bock de voor- en nadelen van de inzet van plaatsvervangers. Als voordelen noemt zij onder meer dat plaatsvervangers met hun blik vanuit de praktijk bij kunnen dragen aan het voorkomen van tunnelvisie, dat toekomstige rechters als plaatsvervanger ervaring op kunnen doen, en dat hun inzet vanuit financieel oogpunt voordelig is. Nadelen zijn dat plaatsvervangers geen opleiding hoeven te volgen om benoemd te worden en dat zij – ook overigens – een minder strenge selectieprocedure hoeven te doorlopen dan ‘gewone’ rechterlijke ambtenaren. De inzet van meer dan één plaatsvervanger wordt – mede daarom – volgens professionele standaarden en het kwaliteitszorgsysteem van de rechtspraak onwenselijk geacht. Omdat genoemde kwaliteitsnormen echter geen recht in de zin van artikel 79 Wet RO vormen en handelen in strijd daarmee dus niet tot cassatie kan leiden, concludeert de A-G tot verwerping.

De Hoge Raad volgt de A-G. Hij overweegt dat de wet geen beperkingen stelt aan het aantal plaatsvervangers in een meervoudige kamer. De kwaliteitsnormen waarin de inzet van meer dan één plaatsvervanger als ‘onwenselijk’ wordt bestempeld, maken dat niet anders. De Hoge Raad voegt daar nog aan toe dat “verschillen tussen rechters-plaatsververvangers bestaan naar aard (…) en achtergrond (zoals het zijn van oud-rechter, de aanwezigheid van specialistische kennis), en dat de keuze voor het aantal rechters-plaatsvervangers dat op een zaak wordt ingezet daardoor kan worden bepaald”. Mede daarom kan niet worden aangenomen dat de inzet van meerdere plaatsvervangers in een meervoudige kamer als zodanig in strijd is met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging.

Het gerechtsbestuur heeft dus de bevoegdheid om meer dan één plaatsvervanger voor behandeling en beslissing in een meervoudige kamer op te roepen. De Hoge Raad geeft gerechtsbesturen (impliciet) mee om per zaak te bekijken of de inzet van meerdere plaatsvervangers daadwerkelijk wenselijk is.