1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoge Raad: stijlnabootsing niet onrechtmatig

Hoge Raad: stijlnabootsing niet onrechtmatig

Kan een kunstschilder met succes een beroep doen op art. 6:162 BW (onrechtmatige daadsleer) wegens de slaafse nabootsing van een toegepaste stijl, zelfs als er sprake is van verwarringsgevaar? De Hoge Raad oordeelt van niet, tenzij sprake is van bijkomende omstandigheden. Zie hiernaast twee van de litigieuze afbeeldingen, te vinden op IE-forum.nl (zie hyperlink).Volgens de klacht die bij de Hoge Raad is ingediend had het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ten onrechte het leerstuk van de onrechtmat...
Leestijd 
Auteur artikel Joost Becker
Gepubliceerd 04 april 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Kan een kunstschilder met succes een beroep doen op art. 6:162 BW (onrechtmatige daadsleer) wegens de slaafse nabootsing van een toegepaste stijl, zelfs als er sprake is van verwarringsgevaar? De Hoge Raad oordeelt van niet, tenzij sprake is van bijkomende omstandigheden. Zie hiernaast twee van de litigieuze afbeeldingen, te vinden op IE-forum.nl (zie hyperlink).

Volgens de klacht die bij de Hoge Raad is ingediend had het Gerechtshof 's-Hertogenbosch ten onrechte het leerstuk van de onrechtmatige (slaafse) nabootsing van (stoffelijke) producten toegepast op een geval waarin slechts sprake is van de nabootsing van de stijl(kenmerken) van een ander. Van auteursrechtinbreuk was geen sprake, zo had het Hof ten aanzien van een aantal werken geoordeeld, maar deze werken zouden wel een onrechtmatige want nodeloos slaafse nabootsing vormen van de stijl van de schilder.

De klacht tegen dit oordeel treft doel, aldus de Hoge Raad:
'3.4. (...) Het hof heeft daarmee miskend dat het nabootsen van (kenmerken van) een stijl van een ander waardoor bij het publiek verwarring valt te duchten, niet onrechtmatig is, ook niet indien de wijze van nabootsing "nodeloos" is. Naar Nederlands recht worden stijlkenmerken auteursrechtelijk niet beschermd door zorgvuldigheidsnormen.'

Dus zelfs indien er verwarring valt te duchten is, is het nabootsen van stijlkenmerken geoorloofd.
3.5 De klacht treft doel. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt het gebruik van hetzelfde materiaal, het bewerken daarvan volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode, of het volgen van dezelfde stijl, nog niet mee dat sprake is van nabootsing van een werk als bedoeld in art. 13 Aw (HR 28 juni 1946, NJ 1946/712, vgl. voorts HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546). De Auteurswet geeft geen exclusief recht aan degene die volgens een - hem kenmerkende - stijl werkt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen.

3.6 Tegen deze achtergrond dient te worden geoordeeld dat het recht geen ruimte laat voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van art. 6:162 BW tegen zogenoemde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor in 3.5 vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen.

Het vorenstaande sluit volgens de Hoge Raad niet uit dat slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken onder "bijkomende omstandigheden" onrechtmatig kan zijn, maar daartoe is niet toereikend dat die nabootsing nodeloos is en bij het publiek verwarring wekt.

De vraag is natuurlijk welke bijkomende omstandigheden nodig zijn, om nabootsing van stijl of stijlkenmerken toch onrechtmatig te achten. Mogelijk kan hierbij gedacht worden aan de zeer algemene bekendheid van een bepaalde stijl en de uitzonderlijke band met de maker (het profiteren van of bewust aanhaken bij de bekendheid van de kunstenaar speelt daarbij mogelijk ook een rol), maar zeker is dat niet omdat verwarringsgevaar in dit soort gevallen geen onrechtmatig handelen met zich brengt. Indien stijlnabootsing gepaard gaat met andere factoren zoals het stelen van bedrijfsgeheimen, het stelselmatig benaderen van klanten van de nagebootste partij en/of het aftroggelen van personeel, ligt het mogelijk anders. We zullen voorbeelden uit de praktijk moeten afwachten.