Verwarringsgevaar?
Levola heeft oppositie ingesteld tegen Witte Wievenkaas. Het BBIE heeft geoordeeld dat geen sprake is van verwarringsgevaar. Het Hof heeft geoordeeld dat Heksenkaas en Witte Wievenkaas in begripsmatig opzicht overeenstemmen. Het Hof oordeelde ook dat de waren (soort)gelijk zijn, en de overeenstemming zodanig is dat bij het grote het gevaar voor directe of indirecte verwarring aanwezig is. Dat lag met name aan de associatie die (een deel van het) publiek met Witte Wieven zou kunnen hebben, als een soort heksen.
Oordeel Hoge Raad
Levola dient een aantal klachten in tegen de Hof uitspraak. De Hoge Raad oordeelt daarover als volgt in zijn beschikking.
De Hoge Raad oordeelt ten eerste dat, anders dan bij visuele en auditieve overeenstemming (waarbij het gaat om directe, zintuigelijke waarneming) begripsmatige overeenstemming rust of kan rusten naar haar aard ‘op een meer abstracte notie berust, zoals een gemeenschappelijke betekenis (hetgeen ook bij vertaalde woordmerken het geval kan zijn), een gedeelde eigenschap of een gemeenschappelijk kenmerk’.
Ten tweede wordt bij de Hoge Raad geklaagd over het oordeel van het Hof dat een substantieel deel van het relevante publiek bekend zou zijn met het begrip ‘witte wieven’. Het Hof had aangenomen dat voor begripsmatige overeenstemming nodig is dat een substantieel deel van het publiek bekend is met de overeenstemmende betekenissen van ‘heksen’ en ‘witte wieven’. Daarbij heeft het hof óók aangenomen, dat ‘witte wieven’ een aanduiding is die de gemiddeld omzichtige, gewone consument uit het normale taalgebruik bekend is en dat iemand die de kenmerken niet kent die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, in elk geval zal weten dat het bij die term gaat “om fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft”.
Deze klacht tegen de uitspraak van het Hof is volgens de Hoge Raad terecht. Volgens de Hoge Raad mogen “zonder nadere toelichting, aan stukken die betrekking hebben op de betekenis die aan een term toekomt, geen gevolgtrekkingen (…) worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en van die betekenis onder het publiek verspreid is. Zonder nadere toelichting valt evenmin in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft. Opmerking verdient daarbij nog dat in het algemeen geen hoge eisen mogen worden gesteld aan de motivering of onderbouwing van de betwisting door een procespartij van een stelling van haar (de bewijslast daarvan dragende) wederpartij dat een bepaalde term en de betekenis daarvan bij het publiek bekend zijn.”
Conclusie
Het Hof had dus niet zomaar mogen aannemen dat er (veronderstelde) kennis was onder het publiek van de term Witte Wieven, of – zo leid ik hieruit af - dat die geassocieerd zou worden met heksen.
De zaak gaat nu terug naar het hof, die opnieuw een beoordeling moet uitvoeren of er verwarringsgevaar is tussen de merken Heksenkaas en Witte Wievenkaas.
Joost Becker, advocaat merkenrecht