De uitspraak volgt relatief snel na het boetebesluit van de ACM omdat de ACM ermee heeft ingestemd om de (verplichte) bezwaarfase over te slaan.
De overtreding
Alvorens een kartelboete op te kunnen leggen moet de ACM uiteraard eerst bewijzen dat het (Europese of nationale) kartelverbod is overtreden. De rechtbank Rotterdam concludeert dat ACM een boete mocht opleggen vanwege betrokkenheid van de zilveruienproducenten bij een enkele voortdurende inbreuk op zowel het nationale als Europese kartelverbod. Ondanks daartegen gerichte beroepsgronden van de zilveruienproducenten is volgens de rechtbank Rotterdam bewezen dat zij het doel hadden de concurrentie te beperken en hogere verkoopprijzen te bewerkstelligen door:
- afspraken te maken over de beperking van hun productie;
- gezamenlijk (failliete) concurrenten in Italië op te kopen teneinde (potentiële) nieuwe toetreders te belemmeren; en
- onderling informatie uit te wisselen over hun afzetprijzen.
De hoogte van de kartelboete
De hoogte van de boete was een volgend discussiepunt. Die wordt namelijk (onder meer) vastgesteld aan de hand van de hoogte van de kartelomzet. Een belangrijke grond die de zilveruienproducenten voor een verlaging van de boete aanvoeren, is het feit dat ACM als nationale toezichthouder niet bevoegd zou zijn om bij het vaststellen van de boete rekening te houden met omzet behaald buiten Nederland. Op grond van Europese regels Europese regels is de ACM ook bevoegd om het Europese kartelverbod te handhaven. Volgens de zilveruienproducenten is die bevoegdheid niet bedoeld om ook de mogelijkheid te scheppen om op grond van de de hele Europese omzet een boete op te leggen, maar veeleer om een consistente uitleg van het nationale en Europese mededingingsrecht te bevorderen.
De rechtbank Rotterdam is het daarmee niet eens. Het simpele feit dat ACM (ook) een overtreding van het Europese kartelverbod vaststelt, brengt volgens de Rechtbank namelijk al mee dat ACM bij het bepalen van de hoogte van de boete ook rekening mag houden met de in Europa door het kartel behaalde omzet. Een aparte uitdrukkelijke (Europese) grondslag is daarvoor niet noodzakelijk. Ook de omstandigheid dat de ACM bij eerdere toepassing van het Europese kartelverbod geen rekening heeft gehouden met de Europese omzet, acht de rechtbank Rotterdam niet relevant. Ten tijde van die boetebesluiten was er nog weinig samenwerking tussen verschillende nationale mededingingsautoriteiten waardoor het voorkwam dat de Duitse mededingingsautoriteit een kartel beboette voor de effecten op de Duitse markt en de ACM een boete oplegde voor de effecten op de Nederlandse markt. Sindsdien is de onderlinge coördinatie met buitenlandse toezichthouders vergroot waardoor kartelonderzoeken meer tussen de verschillende nationale toezichthouders kunnen worden verdeeld en met een enkele (alomvattende) boete van (in dit geval) ACM kan worden volstaan.