1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoofdlijnenakkoord herziening FTK

Hoofdlijnenakkoord herziening FTK

Nieuwe spelregels voor toezicht op pensioenfondsen in Hoofdlijnenakkoord.Minister Kamp heeft op 30 mei 2012 de plannen voor de nieuwe spelregels naar de Tweede Kamer gestuurd.Het gaat om aanpassing van het financieel toetsingskader pensioenfondsen (FTK), met als doel het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken.Naast het oude nominale pensioencontract wordt een nieuwe variant geïntroduceerd, het reële pensioencontract. Dit vloeit voort uit het op 4 juni 2011 tussen de sociale partners,...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 18 juni 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Nieuwe spelregels voor toezicht op pensioenfondsen in Hoofdlijnenakkoord.
Minister Kamp heeft op 30 mei 2012 de plannen voor de nieuwe spelregels naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het gaat om aanpassing van het financieel toetsingskader pensioenfondsen (FTK), met als doel het pensioenstelsel weer toekomstbestendig te maken.
Naast het oude nominale pensioencontract wordt een nieuwe variant geïntroduceerd, het reële pensioencontract. Dit vloeit voort uit het op 4 juni 2011 tussen de sociale partners, verenigd in de Stichting van de Arbeid, afgesloten Pensioenakkoord.

Waaruit bestaat het
De belangrijkste elementen van het nieuwe FTK zijn:

  • Sociale partners en fondsen moeten voortaan op voorhand afspraken maken over de toedeling van de risico’s. De meer uitdrukkelijke toedeling van de risico’s is noodzakelijk voor het herstel van het vertrouwen in het pensioenstelsel.

  • Fondsen zullen naar de deelnemer toe helder moeten communiceren. Dit stelt deelnemers beter in staat beslissingen te nemen op basis van hun verwachte pensioen en de onzekerheden daarin.

  • Er komt een meer stabiel toetsingskader, dat de afhankelijkheid van dagkoersen vermindert en duurzame beleidsbeslissingen ondersteunt.

  • Het wettelijk kader zal voor bestaande en nieuwe contracten beter rekening houden met de ambitie om te indexeren. 

  • Nieuwe contracten maken het mogelijk om schokken in financiële markten en de levensverwachting geleidelijk in de aanspraken te laten doorwerken.

  • Er komt één nieuw toetsingskader, met dezelfde uitgangspunten voor bestaande en nieuwe contracten.


Keuze bij sociale partners
Sociale partners in ondernemingen en bedrijfstakken mogen kiezen tussen voortzetting van het huidige, nominale pensioencontract en overgang naar het nieuwe, reële contract. Voor beide varianten bestaat een integraal nieuw FTK, met dezelfde regels en uitgangspunten. Dit bevordert de eenvoud en voorkomt versnippering.

Twee contracten
Het oude, nominale en het nieuwe, reële pensioencontract verschillen in de wijze waarop de opgebouwde pensioenaanspraak wordt vastgelegd (met of zonder indexatie) en in de manier waarop wordt bijgestuurd in geval van financiële mee- of tegenvallers.
Bij het nominale contract blijft de scheiding tussen de opgebouwde pensioenaanspraak en de voorwaardelijke indexering gehandhaafd. Bij het reële contract is indexatie een verplicht onderdeel van de nominale pensioenaanspraken en vormt hiermee één geheel.

Invloed ontwikkelingen financiële markten en levensverwachting
Deze werken bij het reële contract direct door in de aanspraak en uitkeringen, maar de effecten van iedere schok mogen in de tijd gespreid worden (per schok maximaal 10 jaar). De verwachting is dat hierdoor vaker geleidelijke aanpassingen van aanspraken en uitkeringen plaatsvindt, maar dat per saldo over een langere periode een stabieler beeld ontstaat dan bij de oude nominale contracten. Daar zal naar verwachting minder vaak sprake zijn van een aanpassing, maar als hiervan sprake is zal de omvang van de nominale korting forser zijn.
Bij nominale contracten mag alleen geïndexeerd worden boven de normdekkingsgraad. Er wordt een indexatiestaffel ingevoerd die aangeeft wanneer niet, een beetje of volledig geïndexeerd wordt. Is eenmaal sprake van een herstelperiode, dan moeten nieuwe schokken binnen de lopende hersteltermijn worden opgevangen. Bij een dekkingsgraad groter dan 105% is dit maximaal 12 jaar, bij een dekkingsgraad lager dan 105% maximaal 3 jaar.

Dezelfde uitgangspunten
In het nieuwe FTK gelden voor nominale en reële pensioencontracten dezelfde uitgangspunten:
• Heldere regels voor indexatie en rekening houden met rendementen.
• Introductie levensverwachtingsaanpassingsmechanisme: de gevolgen van de toenemende levensverwachting moeten worden verwerkt in de hoogte van de pensioenaanspraak en –uitkeringen, in de pensioenrichtleeftijd. Bij het reële pensioencontract is dit verplicht, bij het nominale contract een optie.
• Communicatie over de risico’s: pensioenfondsen zullen hun deelnemers duidelijk moeten informeren over de risico’s die het gevolg zijn van het gekozen beleggingsbeleid en over de te verwachten koopkracht van de pensioenen.
• Een stabiel toetsingskader op basis van de risicovrije rente voor lange looptijden met een stabiele en realistische prognose van de lange termijnrente: “ultimate forward rates”. De dekkingsgraad wordt voortaan vastgesteld op basis van het voortschrijdend gemiddelde van de rente over 12 maanden. Hierdoor zal er minder afhankelijkheid van de dagkoersen zijn, met als doel duurzamer beleidsbeslissingen en meer spreiding in de tijd van de effecten van sturingsmaatregelen.

Invaren van bestaande aanspraken en rechten
Het overhevelen van opgebouwde oude pensioenaanspraken naar het nieuwe, reële pensioencontract is volgens de minister mogelijk. De uitvoering is aan de sociale partners en pensioenfondsbesturen.
In de pensioenwetgeving zullen waarborgen opgenomen worden om het “invaren” zorgvuldig te laten gebeuren. Een evenwichtige behandeling van generaties zal als uitgangspunt worden opgenomen in de artikelen 19 en 20 Pensioenwet.
Verder is een punt van aandacht het door artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM beschermde ongestoorde genot van eigendom, waaronder ook kan vallen een opgebouwde pensioenaanspraak. Hierbij gaat het om het algemeen belang als rechtvaardigingsgrond en een ‘fair balance’ tussen het algemeen belang enerzijds en individuele rechten anderzijds (proportionaliteit). Bezien moet worden of bepaalde groepen (generaties) of individuen niet onevenredig hard worden getroffen in vergelijking tot anderen.

Financieel-economische gevolgen van collectief invaren
Onderzoek van het CPB ondersteunt de wenselijkheid om bestaande pensioenaanspraken bij de overstap naar het reële contract collectief in te varen. Voor een gemiddeld pensioenfonds treden geen excessieve herverdelingseffecten tussen generaties op. De nominale zekerheid van de pensioenaanspraken en –rechten neemt zelfs toe bij collectief invaren.
Op fondsniveau moet bewaakt worden dat geen onevenredig nadeel optreedt voor (groepen van) individuen.

Reacties op Hoofdlijnenakkoord en tijdspad
Tot nu toe zijn de reactie gematigd positief. Wel moeten nog de nodige aspecten geconcretiseerd en adequaat verwerkt worden in nieuwe wet- en regelgeving, met name over het “invaren” van oude aanspraken en rechten in het nieuwe reële pensioencontract. Het nieuwe FTK biedt deelnemers in pensioenfondsen geen absolute zekerheid, maar dit is ook nu de situatie. Er blijven risico’s. Echter, nieuwe spelregels dwingen fondsen om duidelijker te communiceren over de gevolgen voor de koopkracht van de deelnemer en de onzekerheden die er zijn. Hierdoor zullen deelnemers en gepensioneerden beter weten waar zij aan toe zijn, aldus de minister.
Om de overgang naar het nieuwe FTK goed te laten verlopen, zal het kabinet in de zomer 2012 overleggen met de sociale partners (verenigd in de Stichting van de Arbeid) en de Pensioenfederatie (koepel van pensioenfondsen). Het kabinet streeft ernaar de benodigde nieuwe wetgeving in 2013 aan de Tweede Kamer aan te bieden, opdat de nieuwe regels begin 2014 van kracht zullen zijn. Verder zal het kabinet moeten bezien of de aanpassingen al kunnen worden betrokken bij het vaststellen van de pensioenpremies voor 2013 en de maatregelen die fondsen eventueel moeten nemen in hun herstelplannen (korting op pensioenaanspraken en -rechten). Dit geldt met name voor het vaststellen van de dekkingsgraad op basis van het voortschrijdend gemiddelde van de rente over een periode van 12 maanden.