1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Huurovereenkomst bij inbreng onderneming in BV

Huurovereenkomst bij inbreng onderneming in BV

Bij de inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ("BV") is een lopende huurovereenkomst een belangrijk aandachtspunt.Dit wordt weer duidelijk in een uitspraak van de Rechtbank Dordrecht, sector kanton, van 30 juli 2012. Het volgende was het geval.Sinds 2002 huurt een vennootschap onder firma een bedrijfspand van X. De vennootschap onder firma is in 2006 ingebracht in een BV, waarvan per brief mededeling is gedaan aan X. Vervolgens gaat de BV faill...
Leestijd 
Auteur artikel Marèl Baak
Gepubliceerd 24 augustus 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Bij de inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ("BV") is een lopende huurovereenkomst een belangrijk aandachtspunt.
Dit wordt weer duidelijk in een uitspraak van de Rechtbank Dordrecht, sector kanton, van 30 juli 2012. Het volgende was het geval.

Sinds 2002 huurt een vennootschap onder firma een bedrijfspand van X. De vennootschap onder firma is in 2006 ingebracht in een BV, waarvan per brief mededeling is gedaan aan X. Vervolgens gaat de BV failliet en vordert X dat de vennootschap onder firma en de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de achterstallige huurtermijnen.
Het verweer van de vennootschap onder firma en de vennoten houdt in dat zij sinds 2006 geen huurder meer zijn, maar dat de BV sinds de inbreng als huurder moet worden aangemerkt.

Van belang is de beoordeling of er in 2006 sprake is geweest van contractsoverneming ex artikel 6:159 BW, als gevolg waarvan de BV als huurder van het bedrijfspand kan worden aangemerkt. Contractsoverneming is een drie-partijenovereenkomst: de partij bij een overeenkomst die haar rechtsverhouding tot zijn contractspartij wil overdragen aan een derde, de contractspartij en de derde.

Er worden twee eisen gesteld aan contractsoverneming: (i) een akte waarbij de overdrager zijn rechtsverhouding tot een contractspartij (verhuurder X) overdraagt aan een derde (de BV), en (ii) medewerking aan deze overdracht door de contractspartij. Deze medewerking hoeft niet schriftelijk te worden verleend, maar moet wel ondubbelzinnig vaststaan.

In bovenstaande situatie was er een (notariële) inbrengakte, waarmee aan het eerste vereiste is voldaan. Voor het vereiste van de medewerking verwijzen verweerders naar de brief waarin mededeling is gedaan van de inbreng aan X. X heeft niet op deze brief gereageerd, waarna de verweerders ervan uit zijn gegaan dat X akkoord was met de inbreng.
Het ontbreken van een reactie van X heeft echter niet tot gevolg dat X met de gewenste overdracht van de huurovereenkomst heeft ingestemd. Ook het feit dat de huurtermijnen ten laste van een bankrekening van de BV zijn betaald, leidt niet tot instemming met de overdracht van de huurovereenkomst.

De conclusie is dat er geen sprake was van contractsoverneming. De kantonrechter veroordeelt de vennootschap onder firma en de vennoten hoofdelijk tot betaling van de achterstallige huurtermijnen.
Van belang is dat bij inbreng van een onderneming extra aandacht wordt besteed aan lopende contracten. Alleen een mededelingsbrief aan de contractspartijen is niet voldoende om de overdracht van de contracten te bewerkstelligen.