1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hypotheek, levensverzekering en partnerverklaring

Hypotheek, levensverzekering en partnerverklaring

Wanneer u voor de koop van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt de bank vaak dat er tevens een levensverzekering wordt afgesloten. Als u een partner heeft, zult u uw partner waarschijnlijk als eerste begunstigde voor de uitkering aanwijzen. Wanneer u tijdens de looptijd van de lening komt te overlijden, kan uw partner met de verzekeringsuitkering (een gedeelte van) de hypotheekschuld aflossen. Omdat de bank zeker wil weten dat de verzekeringsuitkering ook daadwerkelijk voor de a...
Leestijd 
Auteur artikel Inge Rutgers
Gepubliceerd 01 maart 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Wanneer u voor de koop van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt de bank vaak dat er tevens een levensverzekering wordt afgesloten. Als u een partner heeft, zult u uw partner waarschijnlijk als eerste begunstigde voor de uitkering aanwijzen. Wanneer u tijdens de looptijd van de lening komt te overlijden, kan uw partner met de verzekeringsuitkering (een gedeelte van) de hypotheekschuld aflossen. Omdat de bank zeker wil weten dat de verzekeringsuitkering ook daadwerkelijk voor de aflossing van de hypotheekschuld zal worden gebruikt, bedingt de bank in het algemeen een pandrecht op alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit de levensverzekeringsovereenkomst. Door middel van dit pandrecht kan de bank zichzelf aanwijzen als eerste begunstigde voor de verzekeringsuitkering. In dat geval gaat de verzekeringsuitkering rechtstreeks naar de bank en vervalt (een deel van) de hypotheekschuld. Hiervan profiteren al uw erfgenamen en niet alleen uw partner. Het is echter ook mogelijk om de verzekeringsuitkering alleen ten goede te laten komen aan uw partner en dus niet aan de andere erfgenamen. Dat kan door middel van de zogenoemde partnerverklaring, ook wel weduweverklaring of betalingsopdracht genoemd.

Door het ondertekenen van de partnerverklaring blijft uw partner de eerste begunstigde van de verzekeringsuitkering, waardoor alleen uw partner profiteert, en geeft uw partner (vóór uw overlijden) de verzekeringsmaatschappij de opdracht om het bedrag van de aan hem of haar toekomende verzekeringsuitkering direct te betalen aan de bank, ter aflossing van (een gedeelte van) de hypotheekschuld. Zo heeft de bank toch de haar gewenst zekerheid.
Hoewel ook in dit geval de verzekeringsuitkering wordt aangewend voor de (gedeeltelijke) aflossing van de hypotheekschuld, valt, anders dan wanneer de bank de eerste begunstigde is, de hypotheekschuld nu weg door een betaling van uw partner. Deze betaling vindt plaats met eigen geld, namelijk met het bedrag van de verzekeringsuitkering die hem of haar als eerste begunstigde toekomt. De hypotheekschuld is echter een schuld van al uw erfgenamen. Door de betaling met eigen geld lost uw partner daarom niet alleen zijn of haar deel van de hypotheekschuld af, maar ook dat van de overige erfgenamen. Dit heeft tot gevolg dat uw partner een vordering op de overige erfgenamen.

De juridische en fiscale gevolgen van het wel of niet ondertekenen van de partnerverklaring zijn van groot belang. Zeker wanneer er kinderen uit verschillende relaties zijn, dient er extra aandacht aan de partnerverklaring te worden besteed. Is het wel de bedoeling dat de hele verzekeringsuitkering bij uw partner en dus later alleen bij zijn of haar kinderen terecht komt?
Van belang is ook wat de gevolgen zijn voor de omvang van de nalatenschap en daarmee de hoogte van de erfbelasting. Deze gevolgen kunnen aanzienlijk verschillen naar gelang wel of niet wordt gekozen voor een partnerverklaring. Een voorbeeld maakt het beste duidelijk wat het verschil in resultaat is tussen het wel of niet ondertekenen van een partnerverklaring.

Voorbeeld
Joost (55) en Anne (51) zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben twee kinderen, Olivier (25) en Sophie (24). Het huis waarin zij wonen hebben Joost en Anne acht jaar geleden gekocht voor € 300.000,-. Zij hebben hiervoor een hypothecaire lening afgesloten van eveneens € 300.000,-. Daarnaast heeft Joost een levensverzekering afgesloten op zijn leven met een verzekerd bedrag bij overlijden van eveneens € 300.000,- en daarbij Anne als eerste begunstigde aangewezen. Joost heeft alle rechten en vorderingen uit de levensverzekeringsovereenkomst verpand aan de bank, die zichzelf als eerste begunstigde heeft aangewezen. Het huis heeft nu een waarde van € 500.000,-. Verder hebben Joost en Anne wat spaargeld en een effectenportefeuille, met een totale waarde van € 400.000,-. Hun enige schuld is de hypotheekschuld. Joost komt te overlijden en hij heeft geen testament gemaakt.

Geen partnerverklaring
Wanneer Anne geen partnerverklaring heeft ondertekend, is de bank de begunstigde van de verzekeringsuitkering. Aangezien hiermee de hypotheekschuld vervalt, behoort tot de te verdelen algehele gemeenschap van goederen: het huis, het spaargeld en de effectenportefeuille. Het saldo van deze gemeenschap bedraagt in dat geval een bedrag groot € 900.000,-. Het saldo van de nalatenschap van Joost bedraagt de helft hiervan, zijnde € 450.000,-. Op grond van het wettelijk erfrecht zijn Anne, Olivier en Sophie ieder voor een derde erfgenaam en daarmee ieder voor een derde gerechtigd tot de nalatenschap van Joost. Omdat Joost en Anne gehuwd waren, treedt de zogenaamde wettelijke verdeling in werking. Die houdt in dat Anne automatisch alle bezittingen van de nalatenschap verkrijgt onder de verplichting de schulden van de nalatenschap te voldoen. Olivier en Sophie houden hun erfdeel tegoed in de vorm van een vordering op Anne, welke vordering in beginsel pas opeisbaar is als Anne komt te overlijden. Olivier en Sophie krijgen dus ieder een vordering van € 150.000,- op hun moeder, waarover zij, tenzij anders wordt overeengekomen, in beginsel geen rente hoeft te betalen. Omdat de vorderingen (statistisch gezien) voorlopig niet opeisbaar en (in beginsel) renteloos zijn, mogen ze voor de berekening van de verschuldigde erfbelasting worden afgewaardeerd. Gezien de leeftijd van Anne is de fiscale waarde van de vorderingen maar 28% van € 150.000,-. Omdat Anne van de uitgestelde opeisbaarheid en de renteloosheid profiteert, wordt de afwaardering van de vorderingen van de kinderen bij haar als verkrijging met erfbelasting belast. Daarnaast wordt Anne belast voor een verkrijging van € 150.000,- wegens bevrijding van haar aandeel in de hypotheekschuld door de verzekeringsuitkering.
In dit geval zijn Olivier en Sophie ieder € 2.185,- (volgens tarief 2016) aan erfbelasting verschuldigd over de (fiscale) waarde van hun vordering. Anne is vanwege de grote vrijstelling die zij als echtgenote geeft geen erfbelasting verschuldigd.

Wel een partnerverklaring
Wanneer Anne wel een partnerverklaring heeft getekend, is zij begunstigde voor de verzekeringsuitkering. De uitkering komt haar toe krachtens een eigen recht en valt daardoor niet in de huwelijksgoederengemeenschap. Met de uitkering wordt de volledige hypotheekschuld afgelost. Omdat de hypotheekschuld vanwege de huwelijksgoederengemeenschap voor de helft ten laste kwam van Joost, heeft Anne voor dit deel een vordering op zijn nalatenschap. Tot de nalatenschap van Joost behoort nu de onverdeelde helft van het huis, het spaargeld en de effectenportefeuille (€ 250.000,- + € 200.000,- = € 450.000,-) en een schuld aan Anne (€ 150.000,-). Het saldo van de nalatenschap van Joost bedraagt dus € 300.000,- en is daarmee gelijk aan zijn vermogen tijdens zijn leven. De verzekeringsuitkering is 'buiten de boedel om' gegaan en heeft geen wijziging gebracht in de omvang van de nalatenschap van Joost. Op grond van het wettelijk erfrecht zijn Anne , Olivier en Sophie ieder voor een derde erfgenaam en daarmee ieder voor een derde gerechtigd tot de nalatenschap van Joost. Op grond van de wettelijke verdeling komt de gehele nalatenschap echter toe aan Anne, waartegenover schulden aan Olivier en Sophie ontstaan ter grootte van de waarde van hun erfdelen (in dit geval € 100.000,-). Omdat de vorderingen (statistisch gezien) voorlopig niet opeisbaar en (in beginsel) renteloos zijn, mogen ze voor de berekening van de verschuldigde erfbelasting worden afgewaardeerd. Gezien de leeftijd van Anne is de fiscale waarde van de vorderingen maar 28% van € 100.000,-. Omdat Anne van de uitgestelde opeisbaarheid en de renteloosheid profiteert, wordt de afwaardering van de vorderingen van de kinderen bij haar als verkrijging met erfbelasting belast. Daarnaast wordt Anne met erfbelasting belast voor de verkrijging van de verzekeringsuitkering van € 300.000,-.
In dit geval zijn Olivier en Sophie ieder € 785,- (volgens tarief 2016) aan erfbelasting verschuldigd over de (fiscale) waarde van hun vordering. Anne is vanwege de grote vrijstelling die zij als echtgenote geeft geen erfbelasting verschuldigd.

Partnerverklaring altijd gunstiger?
Op het eerste gezicht lijkt het in dit voorbeeld voordeliger om een partnerverklaring te ondertekenen. Het scheelt immers € 2.800,- aan erfbelasting. Ondertekening van een partnerverklaring is bij het eerste overlijden ook meestal gunstiger dan niet-ondertekening. Dat komt doordat de partner (meestal) een grote vrijstelling voor de erfbelasting heeft, terwijl de kinderen een relatief kleine vrijstelling hebben. Ondertekening van de partnerverklaring hoeft bij het eerste overlijden echter niet altijd gunstiger te zijn. Wanneer Anne door het overlijden van Joost recht krijgt op een weduwepensioen beïnvloedt (verlaagt) dit haar vrijstelling en kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de door haar verschuldigde erfbelasting. Wanneer Anne, Olivier en Sophie binnen de aangiftetermijn voor de erfbelasting overeenkomen dat de vorderingen een enkelvoudige rente van bijvoorbeeld 6% zal worden vergoed, pakt het plaatje ook weer heel anders uit. Door de rentevergoeding (die evenals de vorderingen pas opeisbaar is bij het overlijden van Anne) wordt de verkrijging van Anne namelijk kleiner en die van Olivier en Sophie groter. De gevolgen voor de erfbelasting verschillen dus per situatie en kunnen aanzienlijk zijn.

Het is dus niet altijd eenvoudig om te bepalen of bij een hypotheek in combinatie met een levensverzekering wel of niet voor ondertekening van een partnerverklaring moet worden gekozen. Of het om juridische, financiële en/of fiscale redenen verstandig is om een partnerverklaring te ondertekenen, is afhankelijk van de persoonlijke en financiële situatie. Daarbij spelen het (huwelijks)goederenregime, eventuele testamenten, een samenlevingsovereenkomst en diverse variabelen een belangrijke rol. Een reeds ondertekende partnerverklaring kan overigens ook weer worden ingetrokken.
Een (kandidaat-)notaris is bij uitstek de deskundige die u over deze lastige materie kan adviseren. Hij of zij kan alle juridische, financiële en fiscale gevolgen op een rij zetten, waarbij ook allerlei andere estate planningsaspecten kunnen worden meegenomen. Vraag gerust eens naar de mogelijkheden.

Inge Rutgers
(kandidaat-notaris en EPN estate planner)