1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. In een procedure nieuwe gronden voor dekkingsontzegging aanvoeren: toegestaan of niet?

In een procedure nieuwe gronden voor dekkingsontzegging aanvoeren: toegestaan of niet?

Wanneer een verzekeraar dekking ontzegt onder de polis, dan moet hij de gronden waarop hij dit besluit neemt inzichtelijk maken voor verzekerde. Hij moet dus aangeven waarom er volgens hem geen verzekeringsdekking bestaat. Mag de verzekeraar de dekking afwijzen op grond van bepaalde omstandigheden en in de gerechtelijke procedure de afwijzing (mede) baseren op nieuwe gronden?Het voorgaande kan spelen wanneer niet alle feiten en omstandigheden meteen bij de schademelding bekend zijn en er nieu...
Leestijd 
Auteur artikel Maud van Lent (uit dienst)
Gepubliceerd 22 april 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Wanneer een verzekeraar dekking ontzegt onder de polis, dan moet hij de gronden waarop hij dit besluit neemt inzichtelijk maken voor verzekerde. Hij moet dus aangeven waarom er volgens hem geen verzekeringsdekking bestaat. Mag de verzekeraar de dekking afwijzen op grond van bepaalde omstandigheden en in de gerechtelijke procedure de afwijzing (mede) baseren op nieuwe gronden?

Het voorgaande kan spelen wanneer niet alle feiten en omstandigheden meteen bij de schademelding bekend zijn en er nieuwe informatie binnenkomt. Ook kan het gebeuren dat bij (nadere) bestudering van een zaak blijkt dat een bepaald dekkingsverweer geen stand zal houden in een gerechtelijke procedure, of er bij nader inzien toch meerdere gronden zijn waarop dekking kan worden ontzegd. Twee hierna te bespreken uitspraken waarin - met wisselend succes voor de verzekeraar - dit onderwerp aan bod komt, geven inzicht in wat de mogelijkheden zijn bij het aanvoeren van nieuwe gronden.

Hof Amsterdam 16 december 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:5449)

In de zaak bij het hof Amsterdam had verzekerde een machinebreukverzekering en bedrijfsschadeverzekering afgesloten bij verzekeraar Delta Lloyd. Op enig moment ging een onderdeel in de machine kapot dat voor een beperkt bedrag (€ 84,45) gerepareerd kon worden. De bedrijfsschade die - indirect - door dit defect werd veroorzaakt, was echter aanzienlijk hoger. Delta Lloyd wees in een uitgebreide brief de claim voor de geleden schade af. De motivatie hiervoor luidde (samengevat) dat de schade van het defecte onderdeel lager was dan het eigen risico. De rest van de schade was geen direct gevolg van het defect zodat het niet onder de dekkingsomschrijving viel.

Verzekerde spande vervolgens een gerechtelijk procedure aan. Hij voerde aan dat Delta Lloyd in haar brieven had erkend dat er in principe dekking bestond, maar niet uitkeerde omdat het schadebedrag onder het eigen risico viel. Hierop kon Delta Lloyd niet terugkomen, aldus verzekerde. Delta Lloyd voerde verweer en bracht nieuwe gronden voor de dekkingsontzegging naar voren. Zo stelde zij dat niet vast stond dat zich een ‘plotselinge en onvoorzienbare beschadiging van het verzekerd object heeft voorgedaan’ en dat uitgesloten van dekking is ‘schade als gevolg van (onder andere) corrosie.’.

Het hof Amsterdam oordeelde vervolgens dat verzekerde uit de brieven van Delta Lloyd in redelijkheid heeft mogen afleiden dat de schadeomvang niet werd betwist, dat erkend werd dat de schade in principe was gedekt en er enkel geen uitkering plaatsvond vanwege het eigen risico. Kern van het arrest vormt rechtsoverweging 3.10, dat als volgt luidt:

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de aard van de verzekeringsovereenkomst in beginsel meebrengt dat de verzekeraar een verzoek om dekking niet dan na behoorlijk onderzoek dient af te wijzen, dat hij de afwijzing duidelijk behoort te motiveren en daarop niet zomaar kan terugkomen. Gelet op de mate van precisie waarop Delta Lloyd haar afwijzing van de dekking in haar brieven heeft geformuleerd, (...), is het hof van oordeel dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat Delta Lloyd daarop (in beginsel) niet kan terugkomen door in hoger beroep andere verdergaande dekkingsverweren aan te voeren, (...). Delta Lloyd heeft niet concreet toegelicht welke omstandigheden van het geval maken dat het haar zou vrijstaan om terug te komen op haar erkenning door aan de afwijzing nieuwe gronden toe te voegen.

Zodoende kon Delta Lloyd zich niet beroepen op de nieuwe gronden omdat zij in haar dekkingsafwijzing (te) gedetailleerd was geweest en niet was gebleken dat het haar vrijstond nadere gronden aan te mogen voeren.

Rechtbank Amsterdam 1 april 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:1748)

In deze zaak had verzekerde voor zijn motorjacht een watersportpolis afgesloten bij verzekeraar Delta Lloyd. Op enig moment maakte het schip water terwijl het in de haven lag aangemeerd. Uit deskundigenonderzoek bleek dat dit kwam door - samengevat - corrosie als gevolg van een constructiefout. Delta Lloyd wees de claim onder de verzekering af omdat dergelijke schadeoorzaken zijn uitgesloten van dekking. De e-mail waarin dekking werd afgewezen sloot Delta Lloyd af met de zinsnede “wij kunnen deze schade niet betalen en houden ons alle rechten en weren voor.”.

Verzekerde legde zich niet neer bij deze afwijzing en stapte naar de rechter. In deze procedure vulde Delta Lloyd de afwijzingsgronden aan, door te stellen dat er geen sprake is van zinken van het schip als bedoeld in de polis. Verzekerde verweerde zich door (onder andere) te stellen dat Delta Lloyd gebonden is aan de afwijzingsgronden zoals vermeld in haar eerdere e-mail. De rechtbank gaat hierin niet mee, zo blijkt uit rechtsoverweging 4.6:

Voor zover [verzekerde] zich erop heeft beroepen dat Delta Lloyd gebonden zou zijn aan de afwijzingsgronden die zij heeft vermeld in haar e-mail (...) faalt dat betoog reeds omdat in voornoemde e-mail door Delta Lloyd alle rechten en weren zijn voorbehouden en het Delta Lloyd derhalve vrijstaat om in onderhavige procedure alle mogelijke weren op te werpen.

Zodoende kon Delta Lloyd zich in deze zaak wel beroepen op de nieuwe gronden omdat zij zich in haar dekkingsafwijzing alle rechten en weren had voorbehouden.

Conclusie

Bij het trekken van algemene leerstukken uit casuïstische rechtspraak is (uiteraard) voorzichtigheid geboden, aangezien de rechter enkel oordeelt over het hem voorgelegde feitencomplex. Voornoemde uitspraken illustreren echter wel de discussie die ontstaat indien in de afwijzingsbrief niet alle gronden voor dekkingsontzegging zijn genoemd, terwijl dit gezien de voorhanden zijnde informatie wel mogelijk was geweest. In de eerste zaak gaat de verzekeraar (mede) hierop onderuit. In de tweede zaak redt de verzekeraar het wel omdat zij zich in haar afwijzing alle rechten en weren heeft voorbehouden. Het zoveel mogelijk vooraf verzamelen van alle benodigde informatie en op basis hiervan voor alle spreekwoordelijke ankers (dekkingsverweren) gaan liggen, kan echter dit soort discussie voorkomen.