1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in April 2023

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in april 2023

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd), zorginkoop, sociaal domein, bekostiging, patiëntenrechten, verbintenissenrecht, ondernemingsrecht, omgevingsrecht, vastgoed en fiscaal) die in de maand april 2023 is gepubliceerd.
Leestijd 
Auteur artikel Marieke van Dongen
Gepubliceerd 04 mei 2023
Laatst gewijzigd 04 mei 2023

 

Wet verplichte ggz (Wvggz)

Rechtbank Gelderland, 13-03-2023 (26-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2437

Deze uitspraak gaat onder meer over wilsbekwaam verzet; artikel 2:1 lid 6 Wvggz. In zijn algemeenheid is enkel het ontbreken van ziektebesef bij iemand onvoldoende om te kunnen spreken van wilsbekwaamheid. Hier is in de overgelegde stukken evenwel aan toegevoegd dat dat er sprake is van een gestoorde realiteitstoetsing. De weigering door betrokkene van zijn behandeling, met name gericht tegen de medicatie en de opname, heeft gevolgen op alle leefgebieden. Deze gevolgen staan in causaal verband met het gebrek aan ziektebesef, hetgeen tezamen de conclusie rechtvaardigt dat géén sprake is van wilsbekwaam verzet.

 

Rechtbank Noord-Nederland, 18-04-2023 (datum publicatie: 26-04-2023), ECLI:NL:RBNNE:2023:1559
Spoedmachtiging gesloten en waarheidsplicht GI. De GI verzoekt een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp omdat er een acute noodzaak zou bestaan voor de plaatsing. De GI verzwijgt dat de minderjarige op grond van een crisismaatregel al veilig is geplaatst. Advocaat vindt dat de GI in haar verzoek wegens schending van artikel 21 Rv niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Kinderrechter vindt dat artikel 3 IVRK met zich brengt dat het verzoek inhoudelijk moet worden behandeld en wijst het verzoek af, omdat niet aan de wettelijk vereisten is voldaan en een minder ingrijpend alternatief beschikbaar is.

 

Rechtbank Den Haag, 25-04-2023 (datum publicatie: 26-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:5965

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot schorsing ex artikel 10:9 lid 1 Wvggz en een beslissing over een klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz.

 

Hoge Raad, 14-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:HR:2023:564
Zorgmachtiging. Art. 6:5 Wvggz. Zorgmachtiging voor duur van twee jaar (art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz). Is voldaan aan vereiste dat betrokkene afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen? Nawerking van voorlopige en voorwaardelijke machtigingen ingevolge Wet Bopz (oud)? Overgangsrecht Wvggz.

 

Rechtbank Gelderland, 16-02-2023 (datum publicatie: 07-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:1992
Verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel ex art. 7:7 Wvggz. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Hierbij overweegt zij dat het aan de onafhankelijke psychiater is om in de medische verklaring duidelijk te maken welke vormen van verplichte zorg nodig zijn. Het is niet de bedoeling dat de rechtbank moet uitzoeken welke vormen van verplichte zorg wel of niet nodig zijn.

 

Rechtbank Amsterdam, 23-03-2022 (datum publicatie: 19-04-2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:8493
Beroep tegen crisismaatregel gegrond. Artikel 7:1 lid 3 sub b van de Wvggz bepaalt dat burgemeester betrokkene in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord. De uitleg ontbreekt waardoor niet vastgesteld kan worden dat betrokkene kon worden gehoord.

 

Hoge Raad, 21-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:HR:2023:663

Wvggz. Zorgmachtiging (art. 6:4 Wvggz). Mocht psychiater bij zijn onderzoek volstaan met beeldbellen met betrokkene?

 

Rechtbank Midden-Nederland, 28-11-2022 (datum publicatie: 11-04-2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:5529

Afwijzing ZM. Betrokkene verzet zich tegen alle vormen van verplichte zorg. Betrokkene is wilsbekwaam in verzet en bezwaar is voldoende toegelicht. Ondanks risico op levensgevaar voor betrokkene aanwezig is, is de vraag in hoeverre dit gevaar acuut is.

 

Rechtbank Den Haag, 06-04-2023 (datum publicatie: 24-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:5500
Klacht dossierinhoud artikel 8:4 Wvggz. Klacht beslissing zorgverantwoordelijke 8:9 Wvggz verplichte zorg intramusculaire medicatie. Ontbreken vermelding van middel dat zou worden gebruikt geen wezenlijk vormgebrek.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-04-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2639
Beroep tegen beslissing klachtencommissie Wvggz. Klachtmogelijkheid tegen algemene beginselen 2:1 Wvggz? Opnieuw aanzeggen verplichte zorg bij opvolgende zorgmachtiging? Tevens beslissing over proportionaliteit, doelmatigheid en subsidiariteit zorg.

 

Rechtbank Amsterdam, 10-03-2023 (datum publicatie: 19-04-2023), ECLI:NL:RBAMS:2023:2006
Wvggz biedt ruimte voor zorg psychische aandoening als somatische zorg te bieden een "lex specialis" t.a.v van de Wgbo. Voor patiënten met een psychische stoornis die ter voorkoming van ernstig nadeel onvrijwillige zorg nodig hebben gaat de Wvggz voor Wgbo.

 

Rechtbank Amsterdam, 03-03-2023 (datum publicatie: 03-04-2023), ECLI:NL:RBAMS:2023:1593
Wvggz. Geen vrijwilligheid. Verzoek tot second opinion t.a.v medicatie. Vormen van zorg beperkt in duur.


Rechtbank Midden-Nederland, 25-11-2022 (datum publicatie: 03-04-2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:5971

Deze uitspraak gaat over de voortzetting van een crisismaatregel. De vrijwilligheid van betrokkene is onvoldoende consistent. De behandelaar heeft de voorkeur voor behandeling op vrijwillige basis. De rechtbank wijst het verzoek toe. De rechtbank2023: vindt de doelmatigheid zwaarder wegen dan de effectiviteit van behandeling binnen een gedwongen kader.

Rechtbank Gelderland, 20-03-2023 (datum publicatie: 12-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2054
De aanvulling op de medische verklaring over de wils(on)bekwaamheid van betrokkene voldoet niet aan de aan die verklaring te stellen eisen zoals bepaald door de Hoge Raad. De onafhankelijk psychiater had de aanvulling op de medische verklaring niet mogen afgegeven zonder betrokkene daarvoor opnieuw te onderzoeken.

 

Rechtbank Noord-Holland, 04-04-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3476
Hoewel de onafhankelijke psychiater summier en onvoldoende heeft onderbouwd waarom voor beeldbellen is gekozen, volgt dit wel uit de overige inhoud van de medische verklaring. Medische verklaring voldoet aan zorgvuldigheidsvereisten. Verweer verworpen.

 

Rechtbank Noord-Holland, 04-04-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3473
Onafhankelijke psychiater heeft betrokkene niet in persoon gesproken en wel medische verklaring afgegeven. Uitgangspunt is dat betrokkene persoonlijk wordt onderzocht. Afwijking van hoofdregel, nu psychiater voldoende heeft gedaan om betrokkene te spreken.

 

Wet zorg en dwang (Wzd)

Hoge Raad,14-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:HR:2023:562

Art. 81 lid 1 RO. Wzd, zorgmachtiging art. 24 Wzd. Multiproblematiek, verstandelijke beperking en geestelijke stoornis, medische verklaring van arts voor verstandelijke gehandicapten of (ook) van psychiater, art. 26 lid 6, onder d, Wzd.

 

Rechtbank Noord-Holland, 07-04-2023 (datum publicatie: 18-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3573

Voor betrokkene is primair verzocht om een RM en subsidiair om een VIBS. Doordat betrokkene weigert om met de arts in gesprek te gaan, is het nog niet gelukt om een duidelijke diagnose te stellen. Indien er nog slechts sprake is van een vermoeden van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap en aan de overige voorwaarden is voldaan, dan is de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling de geëigende maatregel. Volgt afwijzing RM en toewijzing VIBS.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-03-2023 (datum publicatie: 05-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2086

Deze uitspraak gaat over het verlenen van een rechterlijke machtiging. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Met het oog op het verwachte progressieve ziektebeeld van cliënt, zal de machtiging worden verleend voor de verzochte (maximale) duur van zes maanden, tot en met 24 september 2023.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2023 (datum publicatie: 11-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2173

Deze uitspraak gaat over het verlenen van een rechterlijke machtiging. Er is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-03-2023 (datum publicatie: 07-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2087

Deze uitspraak gaat over het verlenen van een rechterlijke machtiging. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlening van een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van de opname en het verblijf als bedoeld in de Wzd. Met het oog op het progressieve ziektebeeld van cliënt, zal de machtiging worden verleend voor de verzochte (maximale) duur van vijf jaren, tot en met 24 maart 2028.

 

Wet langdurige zorg

Gerechtshof Den Haag, 11-04-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:610

Deze zaak gaat over de vraag of zorgkantoren verplicht zijn om zorgaanbieders die doelmatig werken een tarief aan te bieden waarmee de zorgaanbieders een reëel rendement kunnen realiseren.

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie: 17-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:694

In deze zaak is een aanvraag voor zorg op grond van de WLZ afgewezen. De cliënt in kwestie heeft niet aannemelijk gemaakt dat ze is uitbehandeld en dat er geen kans is op de door de medisch adviseur genoemde verbetering. 

 

Rechtbank Noord-Holland, 09-03-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3206

In deze zaak komt iemand in kortgeding op tegen het feit dat het zorgkantoor de zorgovereenkomst heeft afgewezen. De kortgedingrechter overweegt echter dat een spoedeisend belang om de voorziening te kunnen toewijzen ontbreekt.

 

Centrale Raad van Beroep, 05-01-2023 (datum publicatie: 24-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:14

Het CIZ heeft het zorgprofiel van verzoekster (VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging) kunnen baseren op de medische adviezen. Verzoekster heeft geen medisch verifieerbare gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat getwijfeld moet worden aan die medische adviezen. Afwijzing verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

 

Rechtbank Noord-Holland, 12-01-2023 (datum publicatie: 06-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:2658

Deze zaak gaat over een persoonsgebonden budget dat is gewijzigd en teruggevorderd. Uit niks blijkt dat de zorgverlener zorg heeft verleend aan de verzekerde in kwestie op grond waarvan reiskosten van de zorgverlener vergoed zouden moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 5.18 Rlz volgt dat eiser uit eigen beweging de wijziging had moeten doorgeven aan het zorgkantoor.

 

Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023 (datum publicatie: 06-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:633

Het zorgkantoor was niet bevoegd de verleningsbeschikking van het persoonsgebonden budget over 2018 in te trekken, omdat de gedragingen die het zorgkantoor betrokkenen verwijt betrekking hebben op een ander jaar. Daarmee kunnen die gedragingen niet worden aangemerkt als handelen in strijd met de verplichtingen die bij de verlening van het persoonsgebonden budget voor het jaar 2018 zijn opgelegd.

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie 18-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:690

Deze zaak gaat over een af aanvraag voor zorg op grond van de Wlz die is afgewezen. Volgens de rechtbank is er geen aanleiding voor twijfel aan de zorgvuldigheid, motivering en conclusie van de adviezen van de medisch adviseur. Het CIZ heeft om die reden de afwijzing van de aanvraag van appellante dan ook terecht mogen baseren op deze adviezen. 

 

Rechtbank Limburg, 04-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:RBLIM:2023:2344

Deze zaak gaat over de verschuldigdheid van hoge eigen bijdrage voor het zorg jaar 2021. De rechtbank overweegt dat een eventuele vrijstelling alleen mogelijk is bij de lage eigen bijdrage. In dit geval is het verwachte inkomen over 2021 hoger dan het inkomen uit het peiljaar. Om die reden bestaat geen aanleiding om de hoge eigen bijdrage voor 2021 lager vast te stellen. 

 

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Rechtbank Noord-Holland, 09-03-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3207

Deze zaak gaat over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening omtrent het verlenen van de maatwerkvoorziening opvang.

 

Centrale Raad van Beroep, 19-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:743

Deze zaak gaat over een afgewezen aanvraag voor een maatwerkvoorziening bestaande uit beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat appellant geen procesbelang heeft.

 

Centrale Raad van Beroep, 20-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:735

In deze zaak overweegt de Centrale Raad van Beroep dat een financiële maatwerkvoorziening van € 50 per 4 weken voor het gebruik van de eigen auto een passende bijdrage is.

 

Centrale Raad van Beroep, 05-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:680

Hangende het hoger beroep heeft verzoeker een verzoek gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening en verzocht om individuele begeleiding te verstrekken. Anders dan verzoeker heeft aangevoerd, is het bezwaarschrift te laat ingediend. Geen verklaring gegeven daarvoor. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

 

Rechtbank Den Haag, 04-04-2023 (datum publicatie: 18-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:4864

In deze zaak overweegt de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft nu het college per 2022 heeft besloten de voorzieningen voor de duur van meerdere jaren toe te kennen en eiseres hiermee tevreden is.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-03-2023 (datum publicatie: 04-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2041

Deze zaak gaat over een beroep niet tijdig beslissen op een aanvraag om een vervoersvoorziening op grond van de WMO.

 

Centrale Raad van Beroep, 20-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:731

In deze zaak overweegt de Centrale Raad van Beroep dat een aanvraag op grond van de Wmo voor verhuiskostenvergoeding terecht is afgewezen. Er is namelijk geen noodzaak om te verhuizen.

 

Centrale Raad van Beroep, 29-03-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:696

Deze zaak gaat over de vraag of een toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van PGB, te besteden aan de aanpassing van een badkamer, voldoende was. De Centrale Raad overweegt dat dit het geval was gelet op de huidige indeling van de badkamer en gelet op het feit dat appellant in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren heeft gebracht die een ander licht op de zaak werpen.

 

Centrale Raad van Beroep, 19-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:742

In deze zaak overweegt de Centrale Raad van Beroep dat een aanvraag op grond van de WMO voor de kosten van een woningaanpassing terecht zijn afgewezen. Appellant is namelijk verhuisd van een adequate woning naar een inadequate woning.

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:695

Oordeel rechtbank over de duur van de verlenging van de maatwerkvoorziening onderschreven. Geen belang inhoudelijk oordeel Raad over schoonmaaktaken omdat appellante is uitgestroomd uit de opvang. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over het beroep op bepalingen van internationale verdragen.

 

Centrale Raad van Beroeo, 12-04-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:698

De rechtbank heeft terecht overwogen dat van niet tijdig beslissen geen sprake is, nu het college op dezelfde dag van het verzoek een besluit heeft genomen. De redelijke termijn is niet verstreken.

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie: 18-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:693 

Appellante betaalt een eigen bijdrage via CAK voor de tegemoetkoming van het college voor een gesloten buitenwagen (Canta). Gemaakte bezwaar tegen eigen bijdrage is te laat. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet verwijtbaar te laat bezwaar heeft gemaakt.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-04-2023 (datum publicatie: 28-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2857

Deze zaak gaat over de vraag welke beslistermijn van toepassing is op de aanvraag om een verlenging van de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de WMO.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2023 (datum publicatie: 28-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2850

In deze zaak buigt de rechtbank zich over de vraag of de gemeente rechtsgeldig de termijn voor het beslissen op een aanvraag om maatschappelijke ondersteuning heeft opgeschort.

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie: 18-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:692

Terecht oordeel voorzieningenrechter dat ten tijde van het instellen van het beroep de beslistermijn nog niet was verstreken. Gezien de zeer bijzondere omstandigheden van appellant kan in dit specifiek geval niet worden gezegd dat het college op 2 maart 2021 niet onverwijld op het verzoek om tijdelijke opvang heeft beslist.

 

Rechtbank Den Haag, 27-03-2023 (datum publicatie: 10-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:4653 

In deze zaak overweegt de rechtbank dat het college geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen heeft verbeurd. Er is namelijk geen sprake van een aanvraag dus ook niet van een niet tijdig nemen van een besluit op die aanvraag.

 

Rechtbank Den Haag, 12-04-2023 (datum publicatie: 26-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:5290

De gemeente neemt in deze zaak het standpunt in beroep in dat een bruikleen auto de beste oplossing is voor eiseres. Daarmee is het beroep gegrond.

 

Rechtbank Amsterdam, 03-03-2023 (datum publicatie: 03-04-2023), ECLI:NL:RBAMS:2023:1317 

Het gaat hier om een tussenuitspraak inzake maatschappelijke opvang. Volgens de rechtbank is het niet aannemelijk dat de hulpvragen goed in kaart zijn gebracht. De gemeente heeft ook niet toegelicht welke beperking eiser in het dagelijks leven ondervindt.

 

Rechtbank Noord-Holland, 23-02-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3347

De rechtbank oordeelt dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Er is geen maatwerkvoorziening getroffen die aansloot bij de behoeften en voorkeuren van betrokkene. Dat opvang zonder bijbehorend begeleidingstraject niet mogelijk zou zijn, is geen argument om betrokkene de indicatie OGGZ-doelgroep te geven. Omdat betrokkene inmiddels in een andere gemeente woont, volstaat de rechtbank met vernietiging van het besluit en toekenning van proceskosten.

 

Centrale Raad van Beroep, 05-04-2023 (datum publicatie: 11-04-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:653

Gezien het ontbreken van een zorgplan of daarmee vergelijkbare informatie heeft Treve geen maatwerk kunnen verrichten in het vaststellen van de omvang zorguren. Aangesloten bij de situatie van voor 2015. Niet gebleken van omstandigheden die aanleiding geven de omvang van de zorg terug te brengen van 14 uur naar 12 uur. Daarom zal de Raad zelf in deze zaak voorzien.  

 

Rechtbank Noord-Holland, 01-03-2023 (datum publicatie: 11-04-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:3037

Eisers behoren niet tot de doelgroep van de WMO, vanwege zelfredzaamheid. Opvang op grond van "de Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen" niet meer mogelijk. Geen aanleiding eisers desondanks een maatwerkvoorziening toe te kennen. 

 

Rechtbank Limburg, 12-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:RBLIM:2023:2456

Deze zaak gaat over de verhouding Wmo en Wlz. Eiser heeft aanspraak op verblijf en daarmee samenhangende zorg op grond van de Wlz. Verweerder is niet gehouden, maar wel bevoegd om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo te verstrekken. Verweerder heeft voor het uitoefenen van die bevoegdheid een zeer ruime beslissingsruimte. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de mogelijkheid te bieden om aan het zorgkantoor de vraag voor te leggen of individuele begeleiding voor de door eiser gevraagde activiteiten op grond van de Wlz kunnen en mogen worden vergoed.

 

Jeugdwet

Rechtbank Oost-Brabant 28-03-2023 (datum publicatie:05-04-2023), ECLI:NL:RBOBR:2023:1443 

Deze zaak gaat over de uitleg van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder b, Jeugdwet. De Wmo is na bereiken van de 18e jaar behoudens uitzonderingen voorliggend op Jeugdwet. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de bedoeling van artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Jeugdwet niet om voortzetting van de Jeugdwet na het bereiken van het 18e jaar mogelijk te maken ondanks het feit dat ook de Wmo zou kunnen worden toegepast. De bedoeling is juist om te bepalen dat de Wmo niet behoort te worden toegepast op een minderjarige, voor wie ook een voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verstrekt. Deze uitleg is bovendien in overeenstemming met de algemene toelichting op de leeftijdsgrens van 18 jaar voor jeugdzorg, die is opgenomen in paragraaf 3.6 van de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet. Behalve bij jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, aanhef en onder b, van de Jeugdwet gaat na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar de Wmo voor op de Jeugdwet. Die uitzondering is in verzoekers geval niet van toepassing. Een eventueel verschil in niveau of reikwijdte tussen voorzieningen op grond van de Jeugdwet en de Wmo is daarvoor niet van belang. De vraag of een Wmo-voorziening passend is kan worden beoordeeld in het kader van de behandeling van een aanvraag op grond van de Wmo of van een tegen een besluit op die aanvraag aangewend rechtsmiddel.

 

Rechtbank Den Haag, 23-03-2023 (datum publicatie: 06-04-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:4495

Tarief is op grond van artikel 11, tweede lid, onder c, van de Verordening Jeugdhulp niet hoger dan de kostprijs van de in de betrokken situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. Op grond van het Besluit financiële overzichten persoonsgebonden budget tarieven Jeugdhulp Delft 2020 bedraagt het uurtarief voor een pgb voor begeleiding individueel maximaal € 47,21. De tarieven zijn op het juiste niveau (Verordening Jeugdhulp) tot stand gebracht. De essentialia van het voorzieningenpakket zijn vastgelegd in artikel 11 van de Verordening Jeugdhulp.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-04-2023, (datum publicatie: 28-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2846

De Jw kent de gemeenteraad enkel een regelgevende bevoegdheid toe voor wat betreft de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld. Het begrip ‘van goede kwaliteit’ in artikel 8.1.1, tweede lid, sub c van de Jw geeft het college echter de bevoegdheid om kwalitatieve eisen aan de verstrekking van het pgb te stellen. Deze bevoegdheden komen voor de gemeente Geertruidenberg tot uiting in de Verordening en in het op de Verordening gebaseerde Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Gemeente Geertruidenberg 2018 (Uitvoeringsbesluit). Een pgb moet volgens artikel 11 van de Verordening voldoen aan artikel 8.1.1 van de Jw en er moet aan alle voorwaarden van dit artikel zijn voldaan. De Verordening is door het college nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande duidelijk dat de Verordening en de uitwerking daarvan in het Uitvoeringsbesluit zien op en passen binnen de bevoegdheid van artikel 8.1.1 van de Jw. De rechtbank acht het besluit dat gebaseerd is op artikel 8.1.1. van de Jw, de Verordening en in het bijzonder het Uitvoeringsbesluit, niet in strijd met de bepalingen van de Jw.

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Rechtbank Gelderland, 08-03-2023 (datum publicatie: 11-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:1176

Zorgverzekeringsrecht. Overschrijding relatief budgetplafond. De rechtbank oordeelt dat de toepassing van het relatieve budgetplafond zoals opgenomen in de tussen de zorgaanbieder en VGZ gesloten zorgovereenkomsten als afrekenparameter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.

 

Rechtbank Gelderland, 29-03-2023 (datum publicatie: 14-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:1993

Zorgverzekeringsrecht. Medisch specialistische zorg. Geen vergoeding PTED-operatie omdat deze volgens de rechtbank niet voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Geen sprake van verzekerde zorg.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-04-2023 (datum publicatie: 19-04-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2634

Fraudeonderzoek Zvw. Passantentarief voor afname PCR-tests door huisarts gedeclareerd bij zorgverzekeraar CZ. Aangemerkt als valse declaraties. Verwerking persoonsgegevens huisarts in frauderegister.

 

Hoge Raad, 21-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:HR:2023:664

Zorgverzekeringsrecht. Volledige vergoeding bij restitutiepolis. Vraag hoe zorgverzekeraars kunnen beoordelen of door zorgaanbieder in rekening gebrachte kosten hoger zijn dan in Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten. Art. 2.2 lid 2, aanhef en onder b, Besluit zorgverzekering. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van zorgverzekeraar Zilveren Kruis en oordeelt dat het gerechtshof juist heeft geoordeeld dat de 5% hoogste declaraties niet automatisch excessief zijn. Niet-gecontracteerde zorgaanbieders mogen hun passantentarieven in rekening brengen. Vergoeding dient als uitgangspunt volledig te zijn. Stelplicht en bewijslast dat een declaratie excessief zou zijn, ligt bij de zorgverzekeraar.

 

Ondernemingsrecht

Gerechtshof Den Haag, 28-03-2023 (datum publicatie: 04-04-2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:474

Deze zaak gaat in de kern over de vraag of een woonzorginstelling heeft gefraudeerd met PGB’s (persoonsgebonden budgetten), en zo ja, hoeveel deze instelling en de aansprakelijke bestuurders moeten terugbetalen aan het zorgkantoor. Het gerechtshof concludeert dat de woonzorginstelling de besteding van de pgb-gelden voor de budgethouders ondeugdelijk heeft verantwoord en dat de woonzorginstelling hierdoor toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de zorgovereenkomsten voortvloeiende verbintenissen, door schending van haar zorgplicht, zodat de woonzorginstelling de schade die de budgethouders hierdoor lijden moet vergoeden. Het gerechtshof is van oordeel dat de bestuurders persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

 

Omgevingsrecht

Raad van State, 14-04-2023 (datum publicatie: 19-04-2023), ECLI:NL:RVS:2023:1470

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist heeft een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van een appartementengebouw met 25 zorgwoningen. Verzoekers hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat er een aanvang wordt gemaakt met de bouwwerkzaamheden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen en wijst het verzoek af.

 

Rechtbank Gelderland, 19-04-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2199

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen heeft een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het bouwen en gebruiken van vijf zorgwoningen en een begeleidersunit (bekend als ‘Skaeve Huse'). De rechtbank komt tot de conclusie dat het college kon besluiten dat de omgevingsvergunnign niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en de verlening ook nie tin strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

 

Rechtbank Limburg, 13-04-2023 (datum publicatie: 21-04-2023), ECLI:NL:RBLIM:2023:2487

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van twee tijdelijke doorstroom-woningen voor ex-gedetineerden. Een van de beroepsgronden die wordt aangevoerd is dat het project in strijd is met het facetbestemmingsplan ‘Woningsplitsing en woningomzetting’ omdat er sprake is van kamergewijze verhuur. De rechtbank oordeelt dat het verbod op woningomzetting niet van toepassing is, omdat er geen sprake is van ‘het verschaffen van woonverblijf' en daarmee van kamergewijze verhuur. Er is in dit geval namelijk srake van wonen met een overwegend verzorgend c.q. maatschappelijk karakter. Daartoe acht de rechtbank onder andere van belang dat er sprake is van een zorgovereenkomst, het wonen tijdelijk is en onderdeel is van een traject en er 24/7 telefonische begeleiding bereikbaar is.

 

“Eigendom” op data

Rechtbank Amsterdam, 21 april 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2540

In deze zaak heeft een partij uit de Verenigde Staten een medicijn ontwikkeld en aan een Nederlandse partij de opdracht gegeven om klinische onderzoeken uit te voeren en daar data van te verzamelen. Op enig moment legt de in de Verenigde Staten gevestigde partij bewijsbeslag onder de Nederlandse partij op alle data waar de partij uit de Verenigde Staten naar eigen zeggen eigenaar van was (geworden) en vordert in onderhavige procedure afgifte van deze documenten. In deze procedure is de vraag aan de orde of eigendom van data naar Nederlands recht mogelijk is. Terwijl het recht van New York van toepassing is op de (onderliggende) contractuele verhouding van partijen wordt de vraag of een eigendomsrecht kan worden gevestigd op documenten en digitale gegevens die zich in Nederland bevinden, bepaald door Nederlands recht. De rechtbank oordeelt dat naar Nederlands recht geen eigendom mogelijk is op data/digitale bestanden, noch op persoonsgegevens, maar wel op de fysieke documenten waar data en/of persoonsgegevens een onderdeel van vormt.

 

Btw

Hoge Raad, 14 april 2023, https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:460

De Hoge Raad heeft in deze zaak beslist dat instellingen die een beroep doen op de sociaal culturele vrijstelling (artikel 11-1-f Wet OB) geen winst-beogende instellingen mogen zijn. Voor instellingen in de schuldhulpverlening en maatschappelijk werk gold dat zij onder voorwaarden wel winstbeogend mochten zijn en een beroep konden doen op de btw-vrijstelling. De Hoge Raad heeft beslist dat deze bepaling niet strookt met de vrijstelling en daardoor onverbindend is. Een week later is door de Staatssecretaris van Financiën een besluit gepubliceerd dat instellingen vooralsnog een beroep kunnen blijven doen op de vrijstelling en op situaties in het verleden niet zal worden teruggekomen.

 

Conclusie Advocaat-Generaal 31 maart 2023, https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:PHR:2023:388&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken

In deze conclusie adviseert de Advocaat-Generaal de Hoge Raad om te beslissen dat de toets of partijen voldoen aan de voorwaarden voor een btw-vrijstelling plaats moet vinden per entiteit die prestaties verricht en niet voor een fiscale eenheid (groep van entiteiten) in zijn geheel. In de casus ging het om een stichting die een erkende medische instelling was en een BV die zogenoemde 24-uursdiensten verleende die inhouden dat zij toezicht houdt en, waar nodig, opvolgzorg inschakelt. De diensten van de stichting waren vrijgesteld van btw-heffing. De BV kan naar de mening van de Advocaat-Generaal niet ‘meeliften’ op de btw-vrijstelling van de Stichting, haar prestaties moeten zelfstandig worden beoordeeld. Het is nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad.

 

Kennisgroepstandpunt over ketenzorg (datum publicatie 24 april 2023)
https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg21020232-ketenzorg-gedeeltelijke-vergoeding-door-derde/

De Belastingdienst heeft een kennisgroepstandpunt gepubliceerd over de ketenzorg. Het standpunt ziet op de situatie waarbij de vergoeding voor de ketenzorgpartij (de samenwerking) vanuit de zorgverzekeraar ontoereikend is voor de inzet van praktijkmanagement. Het meerdere wordt gedeeld tussen de deelnemende huisartsen. De belastingdienst bevestigd dat ook deze betaling van de huisartsen is vrijgesteld van btw.

Vastgoed

Rechtbank Rotterdam, 24-03-2023 (datum publicatie: 20-04-2023), ECLI:NL:RBROT:2023:3243

In deze zaak is een huurovereenkomst gekoppeld aan een woonbegeleidingsovereenkomst (een zogenoemde ‘gemengde overeenkomst'). Het Leger des Heils verleent slechts 2,1 uur zorg per week. De kantonrechter oordeelt dat dit te weinig is om aan te nemen dat de zorgverleningsovereenkomst overheerst. De huurder heeft daarom ‘gewoon’ recht op huurbescherming en de primaire vordering voor een verklaring voor recht dat de woonruimte-huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden wordt afgewezen. Echter, doordat de huurder zich heeft onttrokken aan de zorgverlening door het Leger des Heils schiet hij tekort in de nakoming van de woonbegeleidingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat dit ook betekent dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat deze tekortkoming – gezamenlijk met eerder plaatsgevonden overlast en verwaarlozing van de voorgaande gehuurde woonruimte – voldoende is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte wordt toegewezen.