1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in mei 2023

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in mei 2023

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd), zorginkoop, sociaal domein, bekostiging, patiëntenrechten, privacy, ondernemingsrecht, vastgoed en fiscaal) die in de maand mei 2023 is gepubliceerd.
Leestijd 
Auteur artikel Marieke van Dongen
Gepubliceerd 05 juni 2023
Laatst gewijzigd 05 juni 2023

Wet verplichte ggz (Wvggz)

Hoge Raad, 12-05-2023 (datum publicatie: 12-05-2023), ECLI:NL:HR:2023:694

Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft de rechtbank miskend dat de mogelijkheid dat het achterwege blijven van het gebruik van medicatie “toename van ernstig nadeel” tot gevolg heeft, nog niet betekent dat sprake is van ‘acuut levensgevaar’ voor betrokkene als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz. Voor zover het oordeel van de rechtbank berust op de overweging dat betrokkene in juni 2021 en december 2021 opgenomen is geweest in verband met katatonie en dat de katatonie in december 2021 zonder opname fataal had kunnen aflopen, ziet het eraan voorbij dat deze omstandigheden niet meebrengen dat sprake is van ‘acuut levensgevaar’ voor betrokkene als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat bij de mondelinge behandeling bij de rechtbank namens betrokkene is aangevoerd dat hij geen medicatie gebruikt en sinds negen maanden niet meer in een katatone toestand is geraakt.

 

Rechtbank Den Haag, 10-02-2021 (datum publicatie:15-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2021:1495

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging wordt daarom verleend.

 

Rechtbank Amsterdam, 04-04-2023 (datum publicatie: 11-05-2023), ECLI:NL:RBAMS:2023:2272

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging wordt daarom verleend. Een deel van het verzoek wordt aanhouden, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 2.3. heeft overwogen.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-04-2023 (datum publicatie: 01-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2756

Deze uitspraak gaat over het verlenen van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Aangezien er op dit moment geen sprake is van samenwerking tussen betrokkene en de behandelaren en het nog onduidelijk is op welke termijn betrokkene de noodzakelijk geachte zorg wel op vrijwillige basis kan voortzetten, al dan niet eerst met enkele ambulante vormen van verplichte zorg, ziet de rechtbank, anders dan namens betrokkene is bepleit, geen aanleiding om de zorgmachtiging in duur te bekorten. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, tot en met 11 oktober 2023.

Rechtbank Den Haag, 21-03-2023 (datum publicatie:15-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:4770

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging wordt daarom verleend.

Rechtbank Noord-Holland, 17-05-2023 (datum publicatie: 31-05-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:4989

Bij de beoordeling van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel behoeft blijkens de wetsgeschiedenis enkel de rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel te worden onderzocht en niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel, nu deze tot stand is gekomen door middel van een beoordeling via beeldbellen.

 

Parket bij de Hoge Raad, 21-04-2023 (datum publicatie: 16-05-2023), ECLI:NL:PHR:2023:456

Bij betrokkene is sprake van een neurocognitieve stoornis door de ziekte van Alzheimer waardoor zij niet meer te instrueren is. Betrokkene verzet zich tegen het slapen in een tentbed dat nodig is om te voorkomen dat zij ’s nachts uit bed valt. Zij verblijft in een instelling waar zorg op grond van de Wvggz kan worden verleend (maar niet zorg op grond van de Wzd) en staat op de wachtlijst voor overplaatsing naar een verpleeghuis. De rechtbank heeft op grond van de Wvggz een zorgmachtiging verleend hoewel er geen psychische stoornis op de voorgrond staat. De rechtbank acht het echter in het belang van betrokkene dat de huidige zorg gecontinueerd wordt. In cassatie wordt geklaagd dat er geen machtiging op grond van de Wvggz verleend kan worden aangezien de Wvggz niet van toepassing is. Daarnaast wordt aangevoerd dat – anders dan de rechtbank heeft overwogen – er een alternatief is aangezien onder de WGBO de bewegingsvrijheid van betrokkene beperkt kan worden.

 

Parket bij de Hoge Raad, 01-05-2023 (datum publicatie: 25-05-2023), ECLI:NL:PHR:2023:463

In deze Wvggz-zaak klaagt betrokkene in cassatie over de door de rechtbank verleende zorgmachtiging van twaalf maanden waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het eerder expireren van de voorgaande machtiging. Geklaagd wordt dat de geldigheidsduur van de zorgmachtiging te lang zou zijn, omdat deze op grond van artikel 6:5 onder a Wvggz geen twaalf maar ten hoogste zes maanden had mogen bedragen. Bovendien had de zorgmachtiging als zodanig niet verleend mogen worden, omdat betrokkene vrijwillig wil meewerken en er sprake zou zijn van wilsbekwaam verzet (artikel 2:1 lid 2 en 6 Wvggz).

 

Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2023 (datum publicatie: 04-05-2023), ECLI:NL:PHR:2023:374

In deze zaak op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) heeft de rechtbank een machtiging tot onvrijwillige opname en verblijf in een accommodatie verleend. Had de rechtbank - naar analogie van de rechtspraak over art. 2:1 lid 6 Wet verplichte ggz (Wvggz) – nader moeten laten onderzoeken of betrokkene, die zich tegen deze opname verzet, wilsbekwaam is, nu het ernstig nadeel alleen betrokkene zelf betreft?

 

Rechtbank Den Haag, 25-04-2023 (datum publicatie: 09-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:6556

De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van ernstig nadeel. De zorgaanbieder stelt dat er incidenten zijn geweest, maar dit wordt door verzoeker betwist en is vervolgens door de zorgaanbieder op geen enkele wijze met stukken onderbouwd. Daarmee is onvoldoende gemotiveerd dat de toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie proportioneel en noodzakelijk is. Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat aan het vereiste van subsidiariteit is voldaan. Na de overplaatsing van verzoeker is zijn medicatie gestaakt. Hij heeft slechts één keer depotmedicatie gehad en het gaat nu goed met hem en volgens de huidige behandelend psychiater is hij geen gevaar voor zichzelf of derden. Dit geeft reden om aan te nemen dat er een minder bezwarend alternatief was en is dan dwangmedicatie, te weten rust, zoals gesteld door verzoeker. De rechtbank verklaart de klacht daarom gegrond, vernietigt de aanzegging van de verplichte zorg en veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling van een bedrag van 300 euro.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-04-2023 (Datum publicatie: 23-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:3251

Deze uitspraak gaat over een door de officier van justitie ingediend verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de verzochte duur (tot en met 16 mei 2023).

 

Rechtbank Rotterdam, 08-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:RBROT:2023:4084

Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 mei 2023 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

 

Parket bij de Hoge Raad, 01-05-2023 (datum publicatie: 25-05-2023), ECLI:NL:PHR:2023:464

In deze Wvggz-zaak komt betrokkene op tegen de ongegrondverklaring van het door hem ingestelde beroep tegen de crisismaatregel. In cassatie wordt geklaagd dat dit oordeel van de rechtbank onjuist althans onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd is. De burgemeester had de crisismaatregel niet mogen opleggen omdat de medische verklaring niet voldeed aan de wettelijke vereisten, nu deze tot stand is gekomen via beeldbellen, de noodzaak tot het opleggen van de crisismaatregel ontbrak en de burgemeester betrokkene niet conform artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz heeft gehoord.

 

Parket bij de Hoge Raad, 21-04-2023 (datum publicatie: 16-05-2023),   ECLI:NL:PHR:2023:460

In deze conclusie gaat het om de vraag welke klachtenprocedure in dit geval van toepassing is: die in hoofdstuk 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) of die in hoofdstuk 10 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

 

Wet zorg en dwang (Wzd)

Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2023 (datum publicatie: 04-05-2023), ECLI:NL:PHR:2023:374

In deze zaak op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten heeft de rechtbank een machtiging tot onvrijwillige opname en verblijf in een accommodatie verleend. De zaak gaat over de vraag of de rechtbank - naar analogie van de rechtspraak over art. 2:1 lid 6 Wet verplichte ggz (Wvggz) – nader had moeten laten onderzoeken of betrokkene, die zich tegen deze opname verzet, wilsbekwaam is, nu het ernstig nadeel alleen betrokkene zelf betreft.

 

Rechtbank Rotterdam, 11-05-1023 (datum publicatie: 17-05-2023), ECLI:NL:RBROT:2023:4100

Overbelasting mantelzorgers. Deze zaak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf (artikel 26 Wzd). De stoornis en het ernstig nadeel staan vast. Toch wordt het verzoek afgewezen omdat opname en verblijf nog niet noodzakelijk zijn en er nog andere mogelijkheden bestaan om het ernstig nadeel weg te nemen.

 

Rechtbank Rotterdam, 08-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:RBROT:2023:4085

Artikel 7:7 Wvggz. Deze zaak gaat over de toewijzing van een verzoek tot voortzetting crisismaatregel voor de duur van één week. Het is van groot belang dat betrokkene met multiproblematiek zo snel mogelijk wordt overgeplaatst naar een passende Wzd-locatie, waar hij kan verblijven in het kader van de nog lopende rechterlijke machtiging en verder gekeken kan worden naar een passende zorgvoorziening voor de langere termijn.

 

Wet langdurige zorg

Rechtbank Midden-Nederland, 02-05-2023 (datum publicatie: 04-0-2023), ECLI:NL:RBMNE:2023:2046

Deze zaak gaat over de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget na fraude bij de zorgverlener en over de evenredigheidstoetsing bij de kwetsbare budgethouder die te goeder trouw is. De rechtbank houdt vast aan de nieuwe lijn die zij in 2022 heeft ingezet in afwijking van de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. Dat de Centrale Raad die vaste rechtspraak daarna desondanks handhaaft overtuigt de rechtbank niet, omdat de Centrale Raad zijn oordelen slechts beperkt motiveert en niet ingaat op de uitgebreide afwegingen van de rechtbank. Hoewel de rechtbank het met de Centrale Raad eens is dat het de verantwoordelijkheid van de wetgever is om problemen in de uitvoering van wetgeving op te lossen, blijft de rechtbank erbij dat het de taak van de bestuursrechter is om binnen de ruimte die de wet daarvoor geeft rechtsbescherming te bieden.   

 

Centrale Raad van Beroep, 16-05-2023 (datum publicatie: 19-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:937

Deze zaak gaat over een herzieningsverzoek. De Raad wijst dat verzoek af Omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. 

 

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023 (datum publicatie: 04-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:824

In deze zaak wordt het beroep van appellante niet ontvankelijk verklaard. Omdat deze niet aan te merken is als belanghebbende.

 

Centrale Raad van Beroep, 04-05-2023 (datum publicatie: 09-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:852

Deze zaak gaat over de vraag of iemand die in Nederland woonachtig is en een Duits pensioen ontvangt verzekerd is voor langdurige zorg. De Raad overweegt dat dit niet het geval is omdat de betreffende inwoner recht op zorg had in Nederland ten laste van Duitsland.  

 

Centrale Raad van Beroep, 17-05-2023 (datum publicatie: 30-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:994

In deze zaak overweegt de Raad dat er geen sprake is van procesbelang. Dit hangt samen met het feit dat de Raad gevraagd wordt te oordelen over een periode die al is verstreken en ook omdat een inhoudelijk oordeel verder ook niet van belang kan zijn voor een toekomstige periode. 

 

Rechtbank Gelderland, 24-05-2023 (datum publicatie: 26-05-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:3011

Bewindvoerder is verantwoordelijk voor het beheer van het WLZ-PGB en mag daarvoor de vergoeding op grond van de Regeling Beloning regelen, ook als hij feitelijk geen toegang heeft tot het PGB portaal van de SVB en de gewaarborgde hulp hem geen informatie over het PGB verstrekt.

Het door de SVB gebruikte automatiseringssysteem sluit niet aan op de civielrechtelijke taken en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder. In het automatiseringssysteem kan de bewindvoerder niets bepalen en zij kan daarin ook niet meekijken. Daardoor is zij afhankelijk van informatieverstrekking door de gewaarborgde hulp. Ook kan de gewaarborgde hulp (bijvoorbeeld) (als enige) bepalen naar welke rekening het verantwoordingsvrij bedrag wordt overgeboekt. De taken en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder zijn gebaseerd op de door de kantonrechter vastgestelde noodzaak tot bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van een (kwetsbare) rechthebbende. De wijze waarop het automatiseringssysteem is ingesteld en de afhankelijkheid van de bewindvoerder van (informatieverstrekking door) de gewaarborgde hulp kan leiden tot het onvoldoende kunnen behartigen van die belangen en tot schade voor rechthebbende.

Centrale Raad van Beroep, 24-05-2023 (datum publicatie: 31-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:1013

De Raad oordeelt dat het CIZ op basis van het medisch onderzoek het standpunt mocht innemen dat de betreffende appellaant geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid behoeft.

 

Cenrale Raad van Beroep, 24-05-2023 (datum publicatie: 29-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:988

CIZ heeft op goede gronden het zorgprofiel GGZ Wonen met intensieve begeleiding als het best passende zorgprofiel voor appellante geïndiceerd. CIZ heeft volgens de Raad overtuigend toegelicht waarom het door appellante gewenste zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering voor haar niet passend is.

 

Centrale Raad van Beroep, 24-04-2023 (datum publicatie: 02-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:800

In deze zaak is de aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg terecht afgewezen Omdat het CIZ niet hoefde te twijfelen aan het medisch advies. 

 

Centrale Raad van Beroep, 11-05-2023 (datum publicatie: 16-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:904

Indicatie voor zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Het CIZ heeft toegelicht dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg ten tijde van belang het best aansluit bij de zorgbehoefte van appellant, die onder meer voortvloeit uit de (beginnende) Morbus Korsakov en de daarbij behorende problematiek. De Raad volgt het CIZ in het standpunt dat de beschikbare (medische) gegevens onvoldoende zijn om te oordelen dat ten tijde van belang het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding het best passend voor appellant is. 

 

Rechtbank Noord-Holland, 06-04-2023 (datum publicatie: 30-05-2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:4847

En deze zaak wijst de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een afgewezen WLZ-aanvraag af, omdat een spoedeisend belang ontbreekt.

 

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Rechtbank Midden-Nederland, 08-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:RBMNE:2023:2094

Deze zaak gaat over het beroep van een inwoner tegen het besluit van een gemeente over de aanvraag van een woningaanpassing op grond van de Wmo. 

 

Rechtbank Gelderland, 23-05-2023 (datum publicatie: 24-05-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2870

Eiseres hebben meerdere hulpvragen in het kader van de Wmo 2015 ingediend.

De Wmo 2015 beoogt maatwerk te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de door eisers gewenste vorm van de ondersteuning daarvan deel uit. De vraag welke ondersteuning voor een belanghebbende het meest toegesneden is op de hulpvraag, maakt onderdeel uit van een beoordeling op grond van de Wmo 2015 en heeft daarmee dus rechtsgevolg.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de hulpvraag de reikwijdte van de besluitvorming bepaalt, met andere woorden: als er sprake is van een andere, gewijzigde hulpvraag, dan vereist dit nieuwe besluitvorming, die los gezien moet worden van de eerdere besluitvorming.

 

Rechtbank Den Haag, 18-04-2023 (datum publicatie: 02-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:5731

In deze zaak wijst de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een aanvraag om een duo scootmobiel op grond van de Wmo af. Volgens de rechtbank is geen sprake van een spoedeisend belang en bovendien is het bestreden besluit niet evident onrechtmatig.

 

Rechtbank Den Haag, 26-01-2023 (datum publicatie: 16-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:6736

In deze zaak overweegt de rechtbank dat de gemeente Den Haag de aanvraag om een gehandicaptenparkeervoorziening terecht heeft afgewezen.  

 

Centrale Raad van Beroep, 11-05-2023 (datum publicatie: 29-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:997

Op grond van het overgangsrecht bleef het besluit van 16 oktober 2017 ook na 1 januari 2018 van kracht. Dit wordt niet anders doordat aan betrokkene per 1 oktober 2018 een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp is verstrekt voor 5,5 uur per week en met toepassing van een te betalen bijdrage van € 2,- per uur. Het college heeft niet hoeven terug te komen van het besluit van 16 oktober 2017.

 

Centrale Raad van Beroep 17-05-2023 (datum publicatie: 30-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:995

En deze zaak staat een wijzigingsbesluit met betrekking tot het toekennen van een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning centraal. Ten aanzien van het beroep tegen dat besluit overweegt de Centrale Raad van Beroep dat deze ongegrond is omdat de gemeente volledig tegemoet is gekomen aan de belangen van appellant.

 

Centrale Raad van Beroep, 11-05-2023 (datum publicatie: 17-05-2023), ECLI:NL:CRVB:2023:918

Met de opleiding van Skip tot assistentiehond is een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Dit brengt de Raad tot het oordeel dat de weigering om aan appellante een maatwerkvoorziening te verstrekken voor de kosten van deze opleiding geen stand kan houden.

 

Rechtbank Noord=Nederland, 11-05-2023 (datum publicatie: 30-05-2023), ECLI:NL:RBNNE:2023:2160

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 voor hulp bij het huishouden. De rechtbank wijst het verzoek toe omdat de gemeente niet goed het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep heeft doorlopen.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-05-2023, (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:3393

Deze zaak gaat over het verstrekken van een PGB voor een radiator en voor het betelegen van de gang op grond van de WMO. Volgens vaste rechtspraak van de Raad hoeft de gemeente geen radiator te bekostigen omdat een radiator in de gang van de betreffende inwoner aangemerkt kan worden als een algemeen gebruikelijke voorziening niet specifiek bedoeld voor personen met een beperking. Daarnaast hoeft de gemeente volgens de rechtbank het betegelen van de gang van de inwoner niet te bekostigen omdat deze geen passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin zij in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie.

 

Rechtbank Gelderland, 25-04-2023 (datum publicatie: 08-05-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2393

Deze daar gaat over de vraag of de gemeente het aantal uren huishoudelijke hulp op goede gronden heeft kunnen vaststellen. De rechtbank overweegt uiteindelijk dat het college nader onderzoek had moeten doen naar de beperkingen die de betreffende inwoner ondervond en ook naar de vraag in hoeverre de woning hierdoor extra wordt vervuild. Dat geldt ook op het moment dat het college het aantal uren ondersteuning baseert op het KPMG rapport.

 

Rechtbank Rotterdam, 28-03-2023 (datum publicatie: 01-05-2023), ECLI:NL:RBROT:2023:3694

In geschil is de vraag of het college eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een vergoeding van een opleidingstraject voor een assistentiehond ter compensatie van de beperkingen die zij ondervindt in haar zelfredzaamheid of participatie.

De rechtbank vindt dat het college opnieuw geen deugdelijk onderzoek heeft verricht en de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd.

Het college heeft inmiddels meerdere kansen gehad om de geconstateerde gebreken te herstellen, maar dit is telkens niet gelukt. De rechtbank heeft er daarom geen vertrouwen in dat het college, als opnieuw een tussenuitspraak zou worden gedaan, de gebreken wel op een deugdelijke manier zal herstellen. Daarbij komt dat de op dit moment toegekende maatwerkvoorziening onvoldoende compenserend is en de GZ-psycholoog heeft geadviseerd tot toewijzing van de aanvraag. Om, na ruim vier jaar, tot een afronding van dit geschil te komen, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat het college aan eiseres een maatwerkvoorziening toekent in de vorm van vergoeding (in de vorm van een pgb) van een opleidingstraject voor een assistentiehond.

 

Jeugdwet

Rechtbank Gelderland, 03-05-2023 (datum publicatie: 10-05-2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:2374

Deze zaak gaat over een zorgaanbieder die ondersteuning levert op grond van de WMO en jeugdhulp levert op grond van de Jeugdwet. De gemeente heeft ten onrechte gedeclareerde en door de gemeente betaalde bedragen teruggevorderd.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:3360

In deze zaak overweegt de rechtbank dat de moeder die om jeugdhulp heeft verzocht geen recht heeft op een PGB. De rechtbank overweegt dat er weliswaar sprake is van bovengebruikelijke zorg als gevolg waarvan de moeder meer zorg moet verlenen dan bij een kind zonder beperkingen het geval zou zijn, maar dat maakt niet dat het college gehouden is een voorziening te betrekken. Er is immers volgens de rechtbank sprake van voldoende eigen kracht en dat staat aan de verlening van een PGB aan de moeder In de weg.     

 

Rechtbank Den Haag, 25-04-2023 (datum publicatie: 16-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:6652

Deze zaak gaat over het beroep tegen niet tijdig beslissen op een aanvraag in het kader van de Jeugdwet. Eiser heeft zijn aanvraag gedaan per e-mail. Dit is niet volgens de gebruikelijke werkwijze van het college bij dit soort aanvragen. Maar dat betekent niet dat dit geen aanvraag zou zijn. De ingebrekestelling is digitaal geschied. Wanneer het college het ingebrekestellingsformulier niet had willen aanmerken als een geldige ingebrekestelling dan had het college dit tijdig aan eiser kenbaar moeten maken en hem in de gelegenheid moeten stellen dit alsnog schriftelijk te doen. Het beroep tegen net niet tijdig beslissen is gegrond. 

 

Rechtbank Overijssel, 20-10-2020 (datum publicatie: 03-05-2023), ECLI:NL:RBOVE:2020:3937

Deze zaak gaat over de ontbinding van een overeenkomst voor jeugdhulp tussen een zorgaanbieder en een aantal Twentse gemeenten. Volgens de kantonrechter waren de gemeenten gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden omdat de zorgaanbieder in strijd heeft gehandeld met de integriteitsbepalingen uit de overeenkomst. Meer concreet hebben de zorgaanbieders ten onrechte nagelaten te benoemen dat een van hun zorgverleners verdacht werd van een strafbaar feit.

 

Rechtbank Limburb, 26-04-2023 (datum publicatie: 04-05-2023), ECLI:NL:RBLIM:2023:2891

De gemeenten vorderen vergoeding voor jeugdzorg en Wmo-zorg over 2015 en 2016 terug van een zorgverlener, op basis van de (primaire) stelling dat uit een controle ‘achteraf (vanaf eind 2016) is gebleken dat de zorgverlener ‘vooraf’ (in 2014/2015) is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting om juiste basiscijfers voor de berekening van de vergoeding aan de gemeenten te verstrekken en het teveel betaalde daarom nu als schadevergoeding moet terugbetalen. Vordering afgewezen: de gemeenten hebben niet deugdelijk onderbouwd dat het in 2014/2015 voor de zorgverlener relatief eenvoudig was om de juiste basiscijfers te verstrekken en dat zij zelf destijds geen bemoeienis hebben gehad met die cijfers. Integendeel: vast is komen te staan dat de zorgverlener in 2014/2015 voor veel vragen en interpretatieproblemen is geplaatst, dat dienaangaande overleg is gevoerd met de gemeenten en dat de gemeenten zich toen meer uitgebreid hebben bemoeid met de aan te leveren cijfers en deze ten dele ook meteen na die aanlevering hebben gecontroleerd. Gelet hierop is geen sprake van de gestelde tekortkoming (en evenmin van dwaling of onrechtmatige daad), des te minder omdat de gemeenten niet deugdelijk hebben onderbouwd dat de controle ‘achteraf’ heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde uitgangspunten als de (mede door haarzelf beïnvloede) aanlevering ‘vooraf’.

 

Rechtbank Noord-Nederland, 12-05-2023 (datum publicatie: 25-05-2023), ECLI:NL:RBNNE:2023:2105  

Deze zaak gaat over een aanbestedingsprocedure voor de inkoop van de jeugdzorg. De rechtbank overweegt dat de aanbestedingsstukken geen basis bieden voor het toepassen van een selectiemechanisme voorafgaand aan de dialoogfase. Het gevolg hiervan is dat de gemeente de huidige selectie beslissing moet intrekken.

 

Wet marktordening gezondheidszorg

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:GHARL:2023:4134  

Deze zaak gaat over een fysiotherapeut die een aantal jaren ten onrechte fysiotherapie declareert als manuele therapie. Het gevolg hiervan is dat hij een hogere vergoeding ontvangt voor de geleverde zorg. Het Hof wijst de vorderingen van de zorgverzekeraars tot terugbetaling van de betaalde bedragen toe op basis van een uitleg van de fraudebepalingen in de overeenkomsten tussen de fysiotherapeut en de zorgverzekeraars, niet alleen wat betreft de toeslag voor de manuele therapie maar voor de volledige behandeling.

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Rechtbank Den Haag, 19-04-2023 (datum publicatie: 02-05-2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:5702

De rechtbank moet in deze procedure beoordelen of en in hoeverre de niet-gecontracteerde zorgverzekeraar de declaraties moet betalen die de zorgaanbieder bij haar heeft ingediend voor zorgverlening aan bij de zorgverzekeraar verzekerde personen. Ook moet de rechtbank ingaan op de vraag hoe in deze zaak moet worden omgegaan met de medische persoonsgegevens van de verzekerden/patiënten. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de omstandigheid dat hier sprake is van niet-gecontracteerde zorg, enerzijds mee dat de niet-gecontracteerde zorgverzekeraar geen vertrouwelijke medische informatie aan de zorgverzekeraar hoeft te verstrekken, of zelfs maar mág verstrekken, zonder toestemming van de betreffende patiënten. Anderzijds brengt dit mee dat de niet-gecontracteerde zorgverzekeraar niet mag eisen dat de zorgverzekeraar de declaraties voldoet zonder voorafgaande beoordeling. 

 

Gerechtshof Den Haag, 28-03-2023 (datum publicatie: 08-05-2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:776

In deze vraag is de vraag aan de orde of de verzekerde, die in het buitenland een operatie heeft ondergaan, tegenover haar zorgverzekeraar recht heeft op vergoeding van de kosten van de operatie.

 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023 (datum publicatie: 22-05-2023), ECLI:NL:GHARL:2023:4134

(Voormalig) fysiotherapeut declareert gedurende een aantal jaren door medewerkers uitgevoerde behandelingen - ten onrechte - als manuele therapie in plaats van fysiotherapie en ontvangt dusdoende een hogere vergoeding. Het hof wijst de vorderingen van de zorgverzekeraars tot terugbetaling van de betaalde bedragen toe op basis van een uitleg van de fraudebepalingen in de overeenkomsten tussen de fysiotherapeut en de zorgverzekeraars, niet alleen wat betreft de toeslag voor de manuele therapie maar voor de volledige behandeling.

 

Ondernemingsrecht

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2023 (datum publicatie: 09-05-2023), ECLI:NL:GHAMS:2023:797

Deze zaak betreft een verzoek van een aandeelhouder van een zorg BV om onderzoek te doen naar het beleid en de gang van zaken van de zorg BV en voor de duur van de procedure onmiddellijke voorzieningen te treffen. De aandeelhouder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de zorg BV en dat de toestand van de zorg BV nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. De aandeelhouder stelt geen vertrouwen meer te hebben in de samenwerking met de andere aandeelhouder, dat er geen besluit is genomen om haar te ontslaan als bestuurder van de zorg BV en een nieuwe bestuurder te benoemen, en dat er (ontoelaatbare) constructies zijn opgezet om de omzet en de winst van de zorg BV kunstmatig te drukken en met de zorg BV onrechtmatig te concurreren. De Ondernemingskamer oordeelt dat er geen gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van de zorg BV. Bij die stand van zaken is geen plaats voor het treffen van voorzieningen zoals verzocht.

 

Rechtbank Overijssel, 31-05-2023 (datum publicatie: 31-05-2023), ECLI:NL:RBOVE:2023:1917

Bestuurster van zorg BV is persoonlijk aansprakelijk op grond van artikel 2:9 BW vanwege onrechtmatige onttrekkingen ter hoogte van in ieder geval € 426.000,00, het voeren van onjuiste en onvolledige administratie, het niet opstellen van jaarrekeningen, het niet voldoen aan fiscale verplichtingen en het niet uitoefenen van (financiële) controle. De bestuurster wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de gelede schade van € 426.000,00. Het gevorderde bestuursverbod kan niet worden toegewezen, omdat de aan de bestuurster verweten handelingen dateren van vóór de inwerkingtreding van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod (1 juli 2016).

 

Behandelingsovereenkomst

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2023 (datum publicatie: 01-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2658

Nakoming behandelingsovereenkomst in kort geding. Ziekenhuis mocht behandelingsovereenkomst met zwangere vrouw niet beëindigen. Geen gewichtige reden.

 

Btw

Europese Hof van Justitie, 11 mei 2023, C-620/21

Het Europese Hof van Justitie heeft kort gezegd beslist dat een nationale erkenning van een organisatie als instelling die sociale diensten vertrekt ook geldt op het moment dat zij in een andere lidstaat aan particulieren haar diensten verleend.

 

Hoge Raad, 26 mei 2023, ECLI: NL:HR:2023:798

Stichting X was een stichting en eigenaar van een nieuwgebouwde hospice. Zowel rechtbank als Hof oordeelde eerder dat Stichting X richting de patiënten geen zelfstandige prestaties verrichte, maar slechtst sprake was van btw-vrijgestelde verhuur. De exploitatie van de hospice was niet in handen van Stichting X. Stichting X kon derhalve de btw op de realisatiekosten van de hospice niet in aftrek brengen.

 

Hof Den Haag, 30-03-2023 (datum publicatie 30 mei 2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:777

Een regionaal steunpunt voor thuiszorg verrichte volgens het Hof btw-vrijgestelde prestaties. Het steunpunt verleende haar prestaties zelfstandig en voor eigen rekening en risico richting de zorgbehoevenden. Zo vervulde zij een essentiële, specifieke rol bij het verlenen van thuiszorg waarbij zonder haar inzet de thuiszorg niet van dezelfde kwaliteit zou zijn.

 

Wijziging besluit Vrijstelling artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 1°, wet OB (nr. BLKB2016/433M)

Het besluit over de medische vrijstelling is aangepast in verband met de rechtspraak over de btw-vrijstelling van medisch pedicure. De Staatssecretaris geeft in het besluit aan: de uitspraak van het Hof heeft tot gevolg dat de gezondheidskundige diensten van een medisch pedicure van de btw zijn vrijgesteld. Diensten die geen gezondheidskundige verzorging van de mens inhouden zijn btw-belast.

Vastgoed

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19-04-2023 (datum publicatie: 05-05-2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:2940

In deze zaak is in de huurovereenkomst opgenomen dat huurder van een contigentwoning zich moet laten begeleiden. Huurder stelt zich, mede gelet op de verklaring van de zorginstelling, niet begeleidbaar op. De kantonrechter oordeelt dat dit, gezamenlijk met veroorzaakte overlast, een dusdanige tekortkoming is die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de betreffende woning rechtvaardigt.

 

Rechtbank Overijssel, 25-04-2023 (datum publicatie: 04-05-2023), ECLI:NL:RBOVE:2023:1531

In deze zaak is sprake van een huur- en begeleidingsovereenkomst voor daklozen. De zorginstelling vordert ontruiming van de woning omdat huurder de verplichtingen uit de begeleidingsovereenkomst niet nakomt, een betalingsachterstand heeft en de huisregels overtreedt. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een gemengde overeenkomst waarin het begeleidingselement centraal staat en overheerst. De zorginstelling heeft de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd, waardoor het recht op gebruik van de woning ook eindigt. De omstandigheid dat de zorginstelling geen melding bij de gemeente heeft gedaan in het kader van de schuldhulpverlening (hetgeen verplicht is op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening) maakt dit niet anders.

 

Privacy

Raad van State 16-05-2023 (datum publicatie: 17-05-2023), ECLI:NL:RVS:2023:1897
Bij besluit van 18 juni 2021 heeft het CAK het verzoek van [verzoekster] om verwijdering van haar persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming afgewezen. [verzoekster] is erkend als ‘gemoedsbezwaarde’ voor de Zorgverzekeringswet. Zij is daarom ontheven van de verzekeringsplicht. In plaats van premie betaalt [verzoekster] een bijdragevervangende belasting. Deze belasting wordt gestort op de rekening van het CAK. [verzoekster] heeft het CAK verzocht om het opgebouwde spaartegoed aan haar terug te betalen. Het CAK heeft de brief opgevat als een verzoek om verwijdering van persoonsgegevens op grond van de AVG. Bij het besluit van 18 juni 2021 heeft het CAK dit verzoek afgewezen.