1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kamervragen naar aanleiding van uitspraak Hoge Raad cliëntmedezeggenschap

Kamervragen naar aanleiding van uitspraak Hoge Raad cliëntmedezeggenschap

De uitspraak van de Hoge Raad van 16 december 2016 over het instellingsbegrip in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) is op deze Kennispagina al eerder besproken. Kern van de uitspraak: de wettelijke verplichting tot het inrichten van formele cliëntmedezeggenschap is - conform de wettekst - gekoppeld aan het niveau van de WTZi-toelating van de zorgaanbieder. Hiermee is niets gezegd over de materiële (resultaats)verplichting van (met name grotere) zorgaanbieders om ook enige...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 16 februari 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De uitspraak van de Hoge Raad van 16 december 2016 over het instellingsbegrip in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) is op deze Kennispagina al eerder besproken. Kern van de uitspraak: de wettelijke verplichting tot het inrichten van formele cliëntmedezeggenschap is - conform de wettekst - gekoppeld aan het niveau van de WTZi-toelating van de zorgaanbieder. Hiermee is niets gezegd over de materiële (resultaats)verplichting van (met name grotere) zorgaanbieders om ook enigerlei vorm van adequate cliëntparticipatie te organiseren op andere niveaus dan het niveau van de formele cliëntenraad. 

Het genuanceerde - enerzijds principiële en anderzijds beperkte - karakter van de uitspraak van ons hoogste rechtscollege lijkt helaas niet of nauwelijks te zijn doorgesijpeld in de geesten van haar recipiënten, althans te oordelen naar de nogal alarmistische kamervragen die op 14 februari jl. door de minister van VWS zijn beantwoord.

Het alarmisme van de vraagstellers lijkt bovendien enigszins besmettelijk te zijn geweest. De minister kondigt in haar reactie namelijk aan dat het reeds gebrekkige instellingsbegrip uit het voorontwerp tot wijziging van de Wmcz - “elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband dat zorg verleent” - nog gebrekkiger zal worden gemaakt. De minister heeft namelijk het “voornemen” om “specifiek voor instellingen waar mensen langdurig verblijven en instellingen die thuis zorg verlenen aanbieders te verplichten een cliëntenraad per locatie, zorgsoort of doelgroep in te stellen indien cliënten of hun vertegenwoordigers beargumenteerd hierom verzoeken” (cursivering toegevoegd).

Deze aankondiging betekent een verdere verruiming en subjectivering van een toch al bedenkelijk ruim en gesubjectiveerd criterium. Een dergelijk instellingsbegrip zal middelgrote zorgaanbieders kunnen verplichten om enkele honderden formele cliëntenraden op te tuigen, met alle cliëntmedezeggenschap ritualiserende en van daadwerkelijke cliëntenparticipatie wegvoerende gevolgen van dien.

De minister kondigt in haar reactie op de kamervragen aan dat het concrete wetsvoorstel reeds in maart aanstaande (!) in de ministerraad zal worden besproken, waarna het spoedig zou moeten worden aangeboden aan de Raad van State, om even vlot daarna bij de Tweede Kamer te worden ingediend.

Ik roep op deze plaats graag kort in herinnering dat op 15 maart aanstaande Tweede Kamerverkiezingen zullen worden gehouden. Enige terughoudendheid bij de verdere behandeling van een sterk gepolitiseerd onderwerp als cliëntmedezeggenschap in de zorg zou in een dergelijke context toch op zijn minst chique zijn geweest.

Voordeel daarvan zou bovendien zijn geweest dat een nieuw kabinet eindelijk in alle rust een begin zou kunnen maken met het initiëren en faciliteren van de broodnodige fundamentele discussie over de vraag waar en hoe cliëntparticipatie eigenlijk zou moeten worden georganiseerd en vorm zou moeten worden gegeven. Niemand maakt mij namelijk wijs dat deze discussie - op objectieve en zakelijke grondslagen en met alle direct betrokkenen - is gevoerd in de twee maanden tussen de afsluiting van de internetconsultatie over het voorontwerp en de aankondiging door de minister van het concrete wetsvoorstel.

Maar om ter afsluiting ook eens een kleine duit in het alarmistische zakje te doen: het is nog niet te laat.