1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kan een rechter de rechtskracht van zijn eigen vonnis aantasten?

Kan een rechter de rechtskracht van zijn eigen vonnis aantasten?

Feiten en omstandighedenBij tussenvonnis van 9 juli 2014 geeft de kantonrechter aan appellant een bewijsopdracht. Op 3 september 2014 wijst de kantonrechter eindvonnis, welk vonnis kortgezegd inhoudt dat de vordering van appellant wordt afgewezen. Appellant zou geen akte hebben ingediend en daarmee geen gebruik hebben gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid tot het leveren van bewijs van de gestelde feiten. Daags na dit vonnis, op 4 september 2014, ontdekt de (griffie van) de rechtbank da...
Leestijd 
Auteur artikel Lieke Carrière-Verlinden
Gepubliceerd 03 mei 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Feiten en omstandigheden
Bij tussenvonnis van 9 juli 2014 geeft de kantonrechter aan appellant een bewijsopdracht. Op 3 september 2014 wijst de kantonrechter eindvonnis, welk vonnis kortgezegd inhoudt dat de vordering van appellant wordt afgewezen. Appellant zou geen akte hebben ingediend en daarmee geen gebruik hebben gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid tot het leveren van bewijs van de gestelde feiten. Daags na dit vonnis, op 4 september 2014, ontdekt de (griffie van) de rechtbank dat appellant wel een akte had ingediend, maar dat deze akte in het verkeerde dossier was terechtgekomen. Volgens de kantonrechter betrof dit een “administratieve fout” met als gevolg dat de kantonrechter een eindvonnis wees op basis van een incompleet dossier. Bij vonnis van 24 september 2014 tracht de kantonrechter dit te herstellen door het vonnis van 3 september 2014 vervallen te verklaren. Beide partijen stemmen hiermee in.

Appellant is vervolgens alsnog toegelaten tot het leveren van bewijs. Bij vonnis van 10 december 2014 oordeelt de kantonrechter echter dat appellant ondanks de bewijsakte niet in de bewijslevering is geslaagd. Als gevolg daarvan wijst de kantonrechter de vordering van appellant alsnog af.

Appellant gaat in hoger beroep tegen de vonnissen van 9 juli 2014 (de bewijsopdracht), 24 september 2014 (de vervallenverklaring) en 10 december 2014 (het uiteindelijke eindvonnis in eerste aanleg).

De beoordeling: het juridisch kader
Hoewel in onderhavig geval de beslissing van de kantonrechter om het vonnis vervallen te verklaren volgens het gerechtshof ’s-Hertogenbosch begrijpelijk is, kan een rechter volgens het hof niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten (buiten het toepassingsbereik van de artikelen 31 en 32 Rv). Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, dat van openbare orde is en waaraan zo nodig ambtshalve moet worden getoetst, brengt dit volgens het hof mee. Dit is niet anders wanneer partijen met het vervallen verklaren van het vonnis hebben ingestemd.

Aan de hiervoor genoemde toetsing staat volgens het hof niet in de weg dat tegen het vonnis van 24 september 2014 geen grieven zijn gericht. Volgens het hof dient het recht van openbare orde in beginsel ook te worden toegepast buiten het door de grieven ontsloten gebied. Hierbij dienen wel altijd de grenzen van de rechtsstrijd van partijen gerespecteerd te worden. Hiervan is in onderhavig geval volgens het hof sprake omdat tegen dit vonnis immers wel hoger beroep is ingesteld. Het bij dit vonnis vervallen verklaarde vonnis valt dus niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd.

Voortzetting van de appelprocedure zou volgens het hof hoe dan ook leiden tot vernietiging van het vonnis van 24 september 2014 (en daarmee ook tot vernietiging van het daarop volgende vonnis van 10 december 2014). Vernietiging van het vonnis van 24 september 2014 brengt vervolgens mee dat het vonnis van 3 september 2014 (dat vervallen was verklaard) rechtskracht heeft behouden.

Oplossingen van het gerechtshof: voortzetting van de procedure in appel
Het hof overweegt vervolgens dat hoger beroep tegen het vonnis van 3 september 2014 zou kunnen leiden tot vernietiging ofwel bekrachtiging onder verbetering van gronden. Dit zou echter leiden tot een nieuwe appelprocedure, hetgeen het hof niet wenselijk acht. Het hof draagt daarom zelf een alternatief aan.

Het hof besluit het door appellant ingestelde hoger beroep – dat dus niet direct gericht was tegen het vonnis van 3 september 2014 – (voorlopig) wel als zodanig te begrijpen. Dit zou echter de complicatie met zich brengen dat het hoger beroep tegen het vonnis van 3 september 2014 zou zijn ingesteld na afloop van de daarvoor geldende appeltermijn. Het hof overweegt daarover dat in onderhavig geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Tot slot geeft het hof aan partijen de gelegenheid zich over de door het hof aangedragen oplossingen uit te laten, alvorens het hof zal overgaan tot een inhoudelijke behandeling.

Conclusie
Een rechter kan niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, dat van openbare orde is en waaraan zo nodig ambtshalve moet worden getoetst, brengt dit mee. Dit is niet anders wanneer partijen met het vervallen verklaren van het vonnis hebben ingestemd. In dit geval draagt het hof zelf een oplossing aan door te overwegen dat het ingestelde appel wordt begrepen als ook ingesteld tegen het vervallen verklaarde vonnis.

Appellant lijkt geen inhoudelijke grieven gericht te hebben tegen het vonnis van 3 september 2014. Het is de vraag hoe in appel moet worden omgegaan met de door appellant te bewijzen feiten (waarover een bewijsakte was ingediend). Het antwoord op die vraag zal mogelijk worden gegeven in het arrest dat het hof in deze zaak nog zal wijzen.