1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kapitaalinjectie in de vorm van een belastingmaatregel geen staatssteun

Kapitaalinjectie in de vorm van een belastingmaatregel geen staatssteun

Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 5 juni 2012 beslist dat het ten gunste van Électricité de France (EDF), kwijtschelden van vennootschapsbelasting geen staatssteun is omdat de Franse staat handelde als private marktinvesteerder. De beschikking van de Europese CommissieIn 1997 had Frankrijk EFD vrijgesteld van de verplichting om vennootschapsbelasting te betalen over een gedeelte van de onbelaste bestemmingsreserves voor de vernieuwing van het hoogspanningsnet (RAG). In totaal ging...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 02 juli 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Hof van Justitie heeft in een arrest van 5 juni 2012 beslist dat het ten gunste van Électricité de France (EDF), kwijtschelden van vennootschapsbelasting geen staatssteun is omdat de Franse staat handelde als private marktinvesteerder. 

De beschikking van de Europese Commissie
In 1997 had Frankrijk EFD vrijgesteld van de verplichting om vennootschapsbelasting te betalen over een gedeelte van de onbelaste bestemmingsreserves voor de vernieuwing van het hoogspanningsnet (RAG). In totaal ging het om een bedrag van 14,119 miljard Franse francs.

Frankrijk, enig aandeelhouder van EDF, voerde aan dat zij had gehandeld als marktpartij en dat de kwijtschelding moest worden gezien als een investering die ook door een private marktpartij zou zijn gedaan.

De Europese Commissie volgde dit oordeel niet. Vanwege het fiscale karakter kon er van een investering onder marktvoorwaarden geen sprake zijn. In een beschikking van 16 december 2003 stelde de Europese Commissie daarom vast dat EDF staatssteun had ontvangen. Omdat deze steun niet verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt, moest EDF deze steun terug betalen.

EDF was het met dit oordeel niet eens en ging in beroep bij het Gerecht

Oordeel van het Gerecht
In het arrest van 15 december 2009 stelde het Gerecht de Europese Commissie in het ongelijk. Volgens het Gerecht is het niet relevant met welk geld de investering gefinancierd wordt. Waar het om draait is of een particuliere investeerder in dezelfde omstandigheden een vergelijkbare investeringsbeslissing zou hebben genomen. Als een particuliere investeerder een vergelijkbare investeringsbeslissing zou hebben genomen, heeft de overheid gehandeld een private marktpartij en is er van staatssteun geen sprake.

De uitspraak was voor de Europese Commissie geen aanleiding om haar aanvankelijke standpunt te wijzigen en zij stelde beroep in bij het Hof van Justitie

Oordeel van het Hof van Justitie
In het arrest van 5 juni 2012 trekt de Europese Commissie weer aan het kortste eind. Het Hof van Justitie is het met het Gerecht eens dat het fiscale karakter van de investering er niet aan in de weg staat dat voldaan is aan het beginsel van de private marktinvesteerder (MEIP). De financiële situatie van het begunstigde overheidsbedrijf hangt immers niet af van de vorm waarin een voordeel ter beschikking is gesteld, maar van het bedrag dat dit bedrijf uiteindelijk verkrijgt.

De toepasselijkheid van het beginsel van private marktinvesteerder is volgens het Hof van Justitie afhankelijk van de vraag of de betrokken lidstaat een hem toebehorende onderneming een economisch voordeel toekent in zijn hoedanigheid van aandeelhouder dan wel als overheid. Indien een lidstaat in de loop van de procedure bij de Europese Commissie op dit beginsel een beroep doet, moet hij bij twijfel derhalve ondubbelzinnig en op basis van objectieve en controleerbare gegevens aantonen dat hij de maatregel in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten uitvoer heeft gelegd. Uit deze gegevens moet duidelijk blijken dat de betrokken lidstaat vóór of tegelijk met toekenning van het economische voordeel heeft beslist om met de daadwerkelijk ten uitvoer gelegde maatregel te investeren in een door hem gecontroleerd overheidsbedrijf. Daartoe kunnen met name noodzakelijk zijn gegevens waaruit blijkt dat deze beslissing is genomen op grond van economische ramingen die te vergelijken zijn met die welke een rationele particuliere investeerder die zich in een situatie bevindt die zo dicht mogelijk die van de Staat benadert, in de concrete omstandigheden van het geval zou hebben doen uitvoeren alvorens deze investering te doen teneinde uit te maken of een dergelijke investering in de toekomst winst zal opleveren

Conclusie
Dit arrest bevat twee belangrijke punten. Allereerst blijkt dat de wijze waarop de overheid investeert in een onderneming waarvan zij aandeelhouder is, niet relevant is. Het gaat uitsluitend om het voordeel dat de begunstigde onderneming ontvangt. Op de tweede plaats doet de overheid die als private marktpartij wil investeren in een onderneming waarvan zij aandeelhouder is er goed aan dit besluit, voorafgaand of tegelijk met de investering, goed onderbouwd schriftelijk vast te leggen.

Wanneer de overheid handelt als private marktinvesteerder is lang niet altijd makkelijk vast te stellen. Indien de overheid samen met private partijen in een onderneming investeert, handelt de overheid als private marktpartij als hij onder dezelfde voorwaarde investeert als de private marktpartijen. Dat blijkt uit het arrest van 24 september 2008 van het Gerecht van Eerste Aanleg. In andere gevallen is het lastiger. Ten aanzien van de industriesector stelt de Europese Commissie zich in de Mededeling aan de lidstaten uit 1993 op het standpunt dat in de industriesector aan het beginsel van de private marktinvesteerder voldaan indien de overheid handelt onder dezelfde voorwaarden “waarop een particuliere investeerder het aanvaardbaar zou vinden middelen ter beschikking te stellen van een vergelijkbare particuliere onderneming, aangenomen dat de particuliere investeerder onder normale omstandigheden in een vrije-markteconomie handelt.

Een lezenswaardige beschrijving van de wijze waarop het beginsel van de private marktinvesteerder moet worden toegepast, is verder te vinden in de Competition Policy Newsletter 2006 nr. 1.