Let op met betalingen ontvangen na datum faillissement, gedaan door derde in opdracht van de gefailleerde

In de zaak waar het Gerechtshof Den Haag zich 3 november 2009 (JOR 2010, 245) over heeft gebogen, speelde een wel heel zure casus voor de gedupeerden van een failliete onderneming.

De heer en mevrouw De Ridder hadden een bedrag ad € 600.000,=  geleend aan het bedrijf X. Op 15 juni 2005 gaat X echter failliet, zonder de lening te hebben terugbetaald. Toch ontvangen de heer en mevrouw De Ridder op 17 juni 2005, twee dagen na het faillissement van X, een bedrag op hun bankrekening van € 300.000,=. Het blijkt dat X al op 26 april 2005 (dus drie weken vóór zijn faillissement) een bedrag van € 1.640.000,- aan een Zwitserse bank had overgemaakt, opdat deze Zwitserse bank met dat geld in opdracht van X betalingen aan derden kon doen, waaronder dus aan de heer en mevrouw De Ridder. Hiermee lijkt het leed van de heer en mevrouw De Ridder toch enigszins te zijn verzacht.

Helaas echter voor hen moeten de heer en mevrouw De Ridder –door het Hof aangeduid als ‘de slachtoffers van X’- dit bedrag vervolgens aan de curator betalen, zo oordeelt het Hof. Doordat X op 15 juni 2005 failliet is verklaard, heeft op die datum vanaf 00:00 uur een fixatie van zijn vermogen plaatsgevonden. Een betaling die in naam van de failliete opdrachtgever (X) ten laste van het tot faillissement behorende vermogen na de faillietverklaring is verricht, geldt als een betaling van de opdrachtgever (X) zelf. X was vanaf 15 juni 2005 niet meer bevoegd om over zijn vermogen te beschikken, en op deze grond kan de curator de betaling van de € 300.000,= terugvorderen van de heer en mevrouw De Ridder.  Dat dit geld vervolgens ten goede komt aan alle schuldeisers in het faillissement van X, zal voor de heer en mevrouw De Ridder slechts een hele schrale troost zijn geweest.