1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Mike van de Graaf - voorstel van de Europese Commissie voor een regelgevend kader over passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid / corporate sustainability due diligence

Voorstel van de Europese Commissie voor een regelgevend kader over passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid / corporate sustainability due diligence

In deze bijdrage bespreekt de auteur het recent gepubliceerde voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid / corporate sustainability due diligence in hoofdlijnen.
Leestijd 
Auteur artikel Mike van de Graaf
Gepubliceerd 16 mei 2022
Laatst gewijzigd 16 mei 2022

Introductie
Het verbeteren van een regelgevingskader over duurzame corporate governance en het verduidelijken van de daarmee samenhangende plichten van bestuurders is één van de EU-wetgevingsprioriteiten voor 2022 van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie (de EC). In dat kader heeft de EC onlangs een nieuw voorstel gepresenteerd voor een richtlijn over passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid, ofwel corporate sustainability due diligence (de Voorstelrichtlijn). Deze Voorstelrichtlijn dient ervoor te zorgen dat bepaalde type ondernemingen die actief zijn op de interne markt bijdragen aan duurzame ontwikkeling en de overgang naar duurzaamheid van economieën en samenlevingen door potentiële of feitelijke negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu in verband met de eigen activiteiten van ondernemingen, dochterondernemingen en waardeketens vast te stellen, te voorkomen, in te perken, te beëindigen of tot een minimum te beperken. Verder heeft de Voorstelrichtlijn ten doel om de versnippering van de zorgvuldigheidsvereisten in de interne markt te voorkomen en rechtszekerheid te scheppen voor ondernemingen en belanghebbenden wat betreft verwacht gedrag en aansprakelijkheid. In deze bijdrage wordt de Voorstelrichtlijn in hoofdlijnen besproken.

De twee hoofdpijlers van de Voorstelrichtlijn
De Voorstelrichtlijn heeft grofweg twee hoofdpijlers. Het voorstel richt zich allereerst op verplichtingen van ondernemingen met betrekking tot de feitelijke en potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu van hun eigen activiteiten, de activiteiten van hun dochterondernemingen en de activiteiten in de waardeketen die worden uitgevoerd door entiteiten waarmee de onderneming een gevestigde zakelijke relatie heeft. Daarnaast zijn er regels opgenomen over de aansprakelijkheid voor zorgvuldigheidsverplichting-schendingen.

Het toepassingsgebied van de Voorstelrichtlijn
In artikel 2 wordt het personele toepassingsgebied van de Voorstelrichtlijn vastgesteld en worden de criteria beschreven op basis waarvan een lidstaat bevoegd is om bepaalde kwesties te reguleren. De Voorstelrichtlijn is allereerst van toepassing op EU-ondernemingen met gemiddeld meer dan 500 werknemers en een wereldwijde netto-omzet van meer dan 150 miljoen euro in het laatste boekjaar. Ook is de Voorstelrichtlijn van toepassing op EU-ondernemingen met gemiddeld meer dan 250 werknemers en met een wereldwijde netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro voor zover ten minste de helft van die netto-omzet werd behaald in een bepaalde ‘risico-sector’. Bij zo’n risico-sector gaat het om een vergroot risico op mensenrechtenschendingen en milieuschade en hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de textiel-, kleding-, schoeiselsector, maar ook aan landbouw-, bosbouw-, voedingsproductie- en mijnbouwondernemingen.

De Voorstelrichtlijn vindt verder toepassing op ondernemingen van buiten de EU die ofwel in de EU een netto-omzet hebben behaald van meer dan 150 miljoen euro ofwel een netto-omzet hebben behaald van meer dan 40 miljoen euro, maar niet meer dan 150 miljoen euro, én ten minste de helft van die netto-omzet wereldwijd behaald is in een risico-sector.

Het toepassen van passende zorgvuldigheid inzake mensenrechten en milieu
In artikel 4 van de Voorstelrichtlijn wordt bepaald dat de lidstaten erop moeten toezien dat ondernemingen passende zorgvuldigheid inzake de mensenrechten en het milieu toepassen door bepaalde voorschriften na te leven. Het gaat hier concreet om het uitvoeren van de volgende maatregelen:

1] het integreren van passende zorgvuldigheid in het beleid;
2] het identificeren van feitelijke of potentiële negatieve effecten;
3] het voorkomen en reduceren van potentiële negatieve effecten alsook het beëindigen en het zoveel als mogelijk beperken van feitelijke negatieve effecten;
4] het instellen en handhaven van een klachtenprocedure;
5] het bewaken van de doeltreffendheid van het beleid en maatregelen inzake passende zorgvuldigheid; en
6] het openbaar maken van informatie over passende zorgvuldigheid.

Het integreren van passende zorgvuldigheid in het beleid
De Voorstelrichtlijn schrijft voor dat ondernemingen passende zorgvuldigheid integreren in alle bedrijfsbeleidslijnen en dat zij beschikken over een beleid van passende zorgvuldigheid dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Dit beleid moet een beschrijving omvatten van de aanpak van de onderneming inzake passende zorgvuldigheid, van een gedragscode die de werknemers en dochterondernemingen van de onderneming moeten volgen en van de aanwezige processen om passende zorgvuldigheid uit te voeren.

Het identificeren van feitelijke en potentiële negatieve effecten
In artikel 6 van de Voorstelrichtlijn is kort gezegd opgenomen dat ondernemingen passende maatregelen dienen te nemen om feitelijke of potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu bij hun eigen activiteiten, bij hun dochterondernemingen en op het niveau van hun gevestigde directe of indirecte zakelijke relaties in hun waardeketen vast te stellen. Voor bepaalde sectorspecifieke ondernemingen ziet die identificatieverplichting alleen op de feitelijke en potentiële ernstige negatieve effecten die relevant zijn voor de sector.

Preventie van potentiële negatieve effecten
Ten aanzien van de potentiële negatieve effecten die uit hoofde van artikel 6 van de Voorstelrichtlijn zijn vastgesteld, wordt in de Voorstelrichtlijn voorgeschreven dat ondernemingen dienaangaande passende maatregelen dienen te nemen om deze effecten te voorkomen of om die effecten op passende wijze te beperken wanneer preventie niet mogelijk is of geleidelijke uitvoering vereist is.

Beëindiging van feitelijke negatieve effecten
In aanvulling op het voorgaande schrijft artikel 8 van de Voorstelrichtlijn voor dat ondernemingen passende maatregelen dienen te nemen om een einde te maken aan feitelijke of potentiële negatieve effecten voor de mensenrechten en het milieu die zij hadden vastgesteld of hadden kunnen vaststellen. Wanneer een negatief effect dat zich heeft voorgedaan op het niveau van de gevestigde directe of indirecte zakelijke relaties niet kan worden weggewerkt, moet de onderneming in kwestie ervoor zorgen dat de omvang van het effect tot een minimum wordt beperkt.

Klachtenprocedures
Ondernemingen dienen verder te voorzien in de mogelijkheid om klachten in te dienen bij de onderneming wanneer er legitieme bezorgdheid bestaat over potentiële of feitelijke negatieve effecten, ook op het niveau van de waardeketen van de onderneming. Ondernemingen moeten deze mogelijkheid bieden aan personen die getroffen zijn of die redelijke gronden hebben om aan te nemen dat zij kunnen worden getroffen door een negatief effect, aan vakbonden en andere werknemersvertegenwoordigers die personen vertegenwoordigen die werken in de betreffende waardeketen, en aan organisaties van het maatschappelijk middenveld die actief zijn op het gebied in kwestie.

De Voorstelrichtlijn schrijft verder voor dat de klager het recht heeft om van de onderneming waarbij hij of zij een klacht heeft ingediend, een passende follow-up van de klacht dient te krijgen en ook om met vertegenwoordigers op passend niveau van de onderneming bijeen te komen om potentiële of feitelijke ernstige negatieve effecten waarop de klacht betrekking heeft te bespreken.

Toezicht en openbaarmaking
Ondernemingen dienen de uitvoering van hun zorgvuldigheidsmaatregelen periodiek te beoordelen om na te gaan of negatieve effecten naar behoren worden geïdentificeerd, of preventieve of corrigerende maatregelen worden uitgevoerd, en om te bepalen in welke mate negatieve effecten zijn voorkomen of beëindigd of de omvang ervan tot een minimum is beperkt. Verder dienen de ondernemingen die niet vallen onder de verslagleggingsverplichtingen van Richtlijn 2013/34/EU, verslag uit te brengen over de kwesties die onder de Voorstelrichtlijn vallen en tevens op hun website een jaarlijkse verklaring bekend te maken.

Bestrijding van de klimaatverandering
De Voorstelrichtlijn bevat ook de verplichting voor bepaalde type ondernemingen om een plan vast te stellen dat ervoor zorgt dat het bedrijfsmodel en de strategie van de onderneming verenigbaar zijn met de overgang naar een duurzame economie en met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs (VN-akkoord over klimaatverandering).

In dit plan dient met name, op basis van informatie waarover de onderneming redelijkerwijs kan beschikken, vastgesteld te worden in welke mate de klimaatverandering een risico vormt of een belangrijk effect is van de activiteiten van de onderneming. Ook geldt dat indien de klimaatverandering geïdentificeerd is of had moeten zijn als een belangrijk risico voor of een belangrijk effect van de activiteiten van de onderneming, de onderneming emissiereductiedoelstellingen in haar plan moet opnemen. Verder moet bij de vaststelling van de variabele beloning aan bestuurders naar behoren rekening gehouden met de naleving van de hiervoor genoemde verplichtingen, indien de variabele beloning is gekoppeld aan de bijdrage van een bestuurder aan de bedrijfsstrategie en de langetermijnbelangen en -duurzaamheid van de onderneming.

Sancties; aansprakelijkheid
In artikel 20 van de Voorstelrichtlijn wordt bepaald dat de lidstaten de voorschriften vaststellen ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en dat zij alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd.

Verder schrijft artikel 22 van de Voorstelrichtlijn voor dat regels vastgesteld moeten worden voor het vaststellen voor het beheer van wettelijke aansprakelijkheid van de onderneming voor schade die ontstaat doordat de zorgvuldigheidsverplichtingen niet zijn nageleefd en dat als gevolg van deze nalatigheid zich een negatief effect heeft voorgedaan dat had moeten worden geïdentificeerd, voorkomen, gereduceerd of beëindigd of waarvan de omvang tot een minimum had moeten worden beperkt door middel van het treffen van passende maatregelen.

Zorgplicht van bestuurders; toezicht op passende zorgvuldigheid
De bestuurders van EU-ondernemingen moeten krachtens het bepaalde in artikel 25 van de Voorstelrichtlijn bij het nemen van besluiten rekening houden met de gevolgen van deze besluiten op korte, middellange en lange termijn met betrekking tot duurzaamheidsaangelegenheden, zoals klimaatverandering of mensenrechten. Deze bestuurders zijn tevens verantwoordelijk voor het opzetten van en het toezicht houden op due diligence processen en beleid waarbij zo nodig rekening gehouden moet worden met de inbreng van belanghebbenden en organisaties uit het maatschappelijk middenveld.

Slot
Het duurzaamheidsregelgevingsproces en -rechtspraak is op zowel nationaal als Europees niveau volop in ontwikkeling en het belooft daarmee een interessante tijd te worden. Deze Voorstelrichtlijn omvat kort gezegd een horizontaal werkend, juridisch instrumentarium dat de zorgvuldigheidsverplichtingen van bepaalde type ondernemingen op het gebied van duurzaamheid, milieu en mensenrechten regelt en het zorgdragen voor adequate governance, beheersystemen en maatregelen in dat verband. Verder heeft de Voorstelrichtlijn ten doel om de versnippering van de zorgvuldigheidsvereisten in de interne markt te voorkomen en rechtszekerheid te scheppen voor ondernemingen en belanghebbenden wat betreft verwacht gedrag, de te treffen maatregelen en aansprakelijkheid. Op het moment van schrijven wordt de Voorstelrichtlijn ter goedkeuring voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie en is het wachten geblazen op een vervolg.