1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Mogelijk ook heffingen op printers, scanners, camera's en andere apparaten die (deels) gebruikt kunnen worden voor het maken van een kopie

Mogelijk ook heffingen op printers, scanners, camera's en andere apparaten die (deels) gebruikt kunnen worden voor het maken van een kopie

Het Hof van Justitie heeft onlangs een belangrijk arrest gewezen over de uitleg van de regels omtrent het maken van een papieren kopie. Dit arrest zou wel eens tot gevolg kunnen hebben dat er op termijn ook heffingen volgen op apparaten die alleen, of samen met andere apparaten, gebruikt kunnen worden om kopieën te maken. Een korte analyse van enkele aspecten van dit arrest.  De zaak: betaling van heffing op printers e.d. gevorderdVG Wort, een Duitse collectieve beheersorganisatie, heeft aan...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 03 juli 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Hof van Justitie heeft onlangs een belangrijk arrest gewezen over de uitleg van de regels omtrent het maken van een papieren kopie. Dit arrest zou wel eens tot gevolg kunnen hebben dat er op termijn ook heffingen volgen op apparaten die alleen, of samen met andere apparaten, gebruikt kunnen worden om kopieën te maken. Een korte analyse van enkele aspecten van dit arrest.  

De zaak: betaling van heffing op printers e.d. gevorderd

VG Wort, een Duitse collectieve beheersorganisatie, heeft aan diverse fabrikanten van pc's, printers en plotters inlichtingen gevraagd over het aantal op de markt gebrachte apparaten en de capaciteiten van deze apparaten. Ook werd door VG Wort gevorderd dat de fabrikanten een heffing over die apparaten zouden moeten betalen.

De gedachte van WG Wort achter beide vorderingen is dat het met deze apparaten mogelijk is om kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken te maken. Op grond van de wet dienen auteursrechthebbenden voor dergelijke kopieen te worden gecompenseerd. VG Wort tracht dit geld nu namens de rechthebbende te innen.

De zaak belandt bij het Hof van Justitie omdat een Duitse rechter vragen van uitleg aan het Hof heeft gesteld over de precieze betekenis van de Europese regels waarop het recht op deze compensatievergoeding is gebaseerd.

Hoofdregel en uitzonderingen

Op grond van de auteursrechtrichtlijn is, kort samengevat, de auteursrechthebbende exclusief bevoegd een auteursrechtelijk beschermd werk te exploiteren. Dat wil zeggen dat de auteursrechthebbende als enige bevoegd is te beslissen over de reproductie, ter beschikking stelling en distributie van een auteursrechtelijk beschermd werk.

Op dit exclusieve recht kunnen beperkingen worden aangebracht. Zo staat in artikel 5 lid 2 van deze richtlijn dat de lidstaten van de EU er onder meer voor kunnen kiezen een uitzondering te maken voor kopieën op papier en voor digitale kopieën voor eigen gebruik. In beide gevallen heeft de auteursrechthebbende recht op een 'billijke compensatie". De richtlijn bevat overigens ook nog andere uitzonderingen, maar die zijn voor dit artikel niet relevant.

Het artikel luidt, voor zover relevant, als volgt:
2. De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:

a) de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek, op voorwaarde dat de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen;

b) de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal;

Hof van Justitie: billijke vergoeding is compensatie voor uitzondering, niet voor de legale kopie

In het arrest van het Hof van Justie wordt allereerst benadrukt wat het karakter c.q. de bedoeling is van de regels over vergoedingen voor kopieën. De overwegingen van het Hof komen, kort samengevat, op het volgende neer:

  1. De hoofdregel is dat de auteursrechthebbende exclusief bepaalt wat er met zijn werk gebeurt. Met andere woorden: op grond van de hoofdregel is voor het maken van iedere kopie van een auteursrechtelijk beschermd werk toestemming nodig van de auteursrechthebbende.

  2. Het is echter mogelijk dat lidstaten van de Europese Unie, binnen bepaalde kaders, uitzonderingen aanbrengen op dit exclusieve recht van de auteursrechthebbende. Het is aldus denkbaar dat het op grond van een dergelijke uitzondering is toegestaan om zonder toestemming van de rechthebbende een kopie te maken van een auteursrechtelijk beschermd werk.

  3. De auteursrechthebbende heeft recht op een billijke vergoeding ter compensatie van het feit dat zijn exclusieve recht op grond van deze uitzondering wordt beperkt. Dat recht op die compensatie bestaat echter niet indien de auteursrechthebbende zelf toestemming heeft gegeven (bijvoorbeeld in de vorm van een licentie) voor het maken van kopieen.


Op zichzelf lijkt dit logisch. Het betekent echter praktisch gezien wel dat het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding, er rekening zal moeten worden gehouden met het aantal kopieën dat met en dat zonder toestemming van de rechthebbende wordt gemaakt. Dat lijkt voor de praktijk nog een erg lastige exercitie.

Uitzondering voor papier alleen bedoeld voor papier en dergelijke

Het Hof wijst er op dat er twee uitzonderingen zijn: een uitzondering voor kopieën op "papier of een soortgelijke drager" en een uitzondering voor privekopieen op willekeurig welke drager.

Dat roept de vraag op wat onder "papier of een soortgelijke drager" moet worden verstaan. Het Hof antwoordt hier in twee stappen op: (1) alle digitale dragers vallen af en (2) de betreffende drager moet "een fysieke voorstelling (...) kunnen laten zien die kan worden waargenomen door menselijke zintuigen".

En wat is nu eigenlijk een kopie? Dit wordt door het Hof vrij ruim uitgelegd, namelijk als "de analoge weergave van een werk of ander beschermd materiaal".

Hoe dit alles in de praktijk precies zal uitwerken, is de vraag. Het lijkt er echter op dat het Hof de bepaling vrij ruim uitlegt en hiermee, ogenschijnlijk, ook ruimte biedt aan het kopiëren van een werk op een totaal ander medium, zoals bij het kopiëren van een schilderij in de vorm van een canvas of het kopieren van een foto op een mok, zonder dat hiervoor de toestemming van de rechthebbende vereist is (wel een billijke vergoeding).

Hof: irrelevant dat proces van kopiëren in deelprocessen is opgesplitst

Het Hof benadrukt verder dat het niet relevant is op welke wijze er wordt gekopieerd en of dit proces in deelprocessen is opgeknipt:
70. Voor zover dit resultaat is verzekerd, doet het aantal handelingen of de aard van de gebruikte techniek of technieken in het betrokken reproductieproces niet ter zake, mits evenwel de verschillende elementen of de verschillende niet-autonome fasen van die een geheel vormende werkwijze onder toezicht van dezelfde persoon plaatsvinden of verlopen en er allemaal op zijn gericht het werk of ander beschermd materiaal op papier of een soortgelijke drager te reproduceren.

Dat als onderdeel van het proces om te komen tot een papieren (of beter gezegd: analoge) kopie, ook apparatuur voor digitalisering wordt gebruikt wordt door het Hof afgedaan als niet relevant.

Betaling door degene die kopie maakt of door middel van heffing

Wie moet de billijke vergoeding betalen? Volgens het Hof is dat in principe degene die de kopie maakt:
Aldus staat het in beginsel aan degene die dergelijke schade heeft berokkend, te weten degene die de kopie van een beschermd werk heeft vervaardigd zonder vooraf toestemming te vragen aan de rechthebbende, om de geleden schade te vergoeden door het bekostigen van de compensatie die aan die rechthebbende zal worden betaald

Een dergelijk systeem van heffen bij de individuen die kopieën maken is echter hoogst onpraktisch. Vandaar dat het Hof aan de lidstaten toelaat om een systeem van heffingen in te voeren:
Het staat de lidstaten evenwel vrij om, gelet op de praktische moeilijkheden waarmee zij worden geconfronteerd, eventueel een heffing in te stellen ten laste van de personen die beschikken over de apparatuur waarmee die reproductie is gemaakt.

Hoeveel moet er betaald worden bij gebruik van een keten van apparaten?

Het is dus denkbaar dat er een heffing wordt ingesteld over alle apparatuur waarmee een analoge kopie is te maken. De vraag is natuurlijk hoe hoog die heffing zou moeten zijn.

Dat is nog geen eenvoudige vraag, te meer omdat het Hof eerder al aan heeft genomen dat het niet relevant is of de kopie nu met een enkel apparaat of met een serie van apparaten wordt gemaakt. Het Hof overweegt in dat kader het volgende:
78. Indien de betrokken reproducties worden gemaakt middels een één geheel vormende werkwijze met behulp van een keten van apparaten, staat het de lidstaten ook vrij terug te gaan tot de fasen die voorafgaan aan de vervaardiging op zich van de kopie, en om in voorkomend geval een systeem in te stellen waarin de billijke compensatie wordt voldaan door degenen die beschikken over een apparaat dat als onderdeel van deze keten op niet-autonome wijze bijdraagt tot die werkwijze, voor zover deze personen de mogelijkheid hebben de kosten van de heffing af te wentelen op hun klanten. Niettemin mag het totale bedrag van de billijke compensatie die als vergoeding voor de door de rechthebbenden geleden schade verschuldigd is na die één geheel vormende werkwijze, niet wezenlijk verschillen van het bedrag dat is vastgesteld door de reproductie die middels één enkel apparaat wordt verkregen.

 Het Hof lijkt, als ik het Hof goed begrijp, aldus een paar verschillende zaken te overwegen:

  1. Er mag ook een heffing worden ingesteld op apparatuur waarmee op zichzelf geen analoge kopie te maken is, maar die wel samen met andere apparatuur kan worden gebruikt voor het maken van een analoge kopie.

  2. Die heffing mag alleen worden geheven bij die (rechts)personen die deze heffing weer kunnen afwentelen op de klanten (lees: de makers van de analoge kopie).

  3. Het totale bedrag dat wordt geheven over een samenstel van apparaten mag echter niet wezenlijk verschillen van dat bedrag dat van een enkel (meeromvattend) apparaat wordt geheven.


Ad. 1. Deelheffingen

Ik begrijp deze regel aldus dat het mogelijk is dat er een heffing volgt op bijvoorbeeld scanners en fotocamera's omdat die apparatuur, weliswaar niet op zichzelf, maar wel in een keten met andere apparatuur (zoals printers, computers, etc), kan worden gebruikt om een analoge kopie te maken.

De vraag is natuurlijk hoe in vredesnaam de hoogte van die vergoeding moet worden vastgesteld. De ene scanner sluit je rechtstreeks op een printer aan, de volgende scanner moet je nog op een computer aansluiten alvorens een kopie kan worden gemaakt. Zo zijn eenvoudig nog legio voorbeelden te verzinnen van apparaten die, afhankelijk van de context, een andere functie in een dergelijk kopieerproces innemen. Hoe reken je nu het aandeel van al die verschillende apparatuur toe aan het uiteindelijke eindresultaat, te weten de analoge kopie? Ik zou het werkelijk niet weten.

Daar komt bij dat die apparatuur maar voor een deel zal worden gebruikt om analoge kopieën mee te maken. Niet iedere afdruk die een printer maakt is een kopie van een auteursrechtelijk beschermd werk (van een ander). Datzelfde geldt ook voor iedere scan die met een scanner wordt gemaakt, met nog weer het extra voorbehoud dat niet iedere scan vervolgens weer zal leiden tot een analoge kopie (een printje).

De vraag is dan ook hoe de Nederlandse wetgever hier mee om zal gaan.

Ad. 2. De kopieerder betaalt

Dit lijkt op zichzelf logisch: als de wetgever bepaalt dat kopiëren alleen mag wanneer een billijke vergoeding wordt betaald, dan lijkt het ook logisch dat het (uiteindelijk) de kopieerder is die deze vergoeding betaalt.

Ad. 3 Totaalbedrag mag niet wezenlijk verschillen

Het Hof overweegt dat het totale bedrag dat wordt geheven over een samenstel van apparaten niet wezenlijk mag verschillen van dat bedrag dat van een enkel (meeromvattend) apparaat wordt geheven.

Wat precies onder wezenlijk moet worden verstaan zal ongetwijfeld in volgende rechtszaken nader worden uitgekristalliseerd. Voor nu vermoed ik echter dat het Hof, praktisch gezien, heeft bedoeld dat het bedrag dat over bijvoorbeeld het geheel van printer & scanner & computer wordt geheven, niet hoger mag zijn dan het bedrag dat wordt geheven over een all-in-one printer die autonoom (zonder computer) kan inscannen en afdrukken.

Als abstracte regel klinkt dat logisch en ook billijk. De gedachte achter de regel zal zijn dat het niet de bedoeling is dat de consument straks dubbelop betaalt. Ga er echter in de praktijk maar aan staan om hier ook feitelijk uitvoering aan te geven. Hoe bereken je immers het aandeel van verschillende apparaten in een dergelijk kopieerproces (zie ook mijn opmerkingen ad. 1)?

Bovendien kan deze regel de consequentie met zich meebrengen dat de heffing op analoge kopieën gaat dalen. Op dit moment wordt er immers niet geheven op scanners en computers vanwege het feit dat deze apparaten deels kunnen worden gebruikt voor het maken van een analoge kopie. Zolang die heffing er niet komt (en het is maar de vraag of de politiek daar trek in heeft), kan aldus worden betoogd dat de heffing op apparaten die zelfstandig kunnen worden gebruikt om analoge kopieën te maken (zoals een kopieermachine) te hoog is. Die heffing op kopieermachines mag immers, als ik het Hof goed begrijp, niet wezenlijk verschillen van heffingen op apparaten waarmee functioneel hetzelfde kan worden bereikt. Dat betekent dat de heffing op een kopieermachine niet hoger zou mogen zijn dan de heffing op een scanner, computer en printer tesamen. De optelsom van de heffingen op die apparaten vormt dus kennelijk het maximum voor de heffing op het integrale apparaat.

Het is ook hier afwachten hoe de Nederlandse wetgever hier mee om zal gaan. Wordt ongetwijfeld vervolgd.