1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nadeelcompensatie voor de Winterswijkse snackwagen: geen factor 10

Nadeelcompensatie voor de Winterswijkse snackwagen: geen factor 10

Op 4 juni 2014 heeft de Raad van State weer eens duidelijk gemaakt dat in het geval van nadeelcompensatie wegens de intrekking van een opzegbare/intrekbare vergunning geen grond is voor vergoeding van inkomensschade op basis van kapitalisatiefactor 10. Casus: ontkoppeling intrekking vergunning en toekenning nadeelcompensatieHet betreft de zaak van de Winterswijkse snackwagen. Voor het innemen van een standplaats op de Markt was in 1976 een tijdelijke vergunning verleend; na meerdere verlengin...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 05 juni 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 4 juni 2014 heeft de Raad van State weer eens duidelijk gemaakt dat in het geval van nadeelcompensatie wegens de intrekking van een opzegbare/intrekbare vergunning geen grond is voor vergoeding van inkomensschade op basis van kapitalisatiefactor 10. 

Casus: ontkoppeling intrekking vergunning en toekenning nadeelcompensatie
Het betreft de zaak van de Winterswijkse snackwagen. Voor het innemen van een standplaats op de Markt was in 1976 een tijdelijke vergunning verleend; na meerdere verlengingen was deze in 1988 omgezet in een permanente vergunning. In verband met de reconstructie van de Markt en in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving had de gemeente de standplaatsvergunning voor de snackwagen ingetrokken, eerst met ingang van 1 januari 2000 en, na vernietiging van die eerdere intrekking, vervolgens met ingang van 1 juli 2009. Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de gemeente aan de (voormalige) vergunninghouder ter zake van nadeelcompensatie een vergoeding van € 40.000,- toegekend. De SAOZ had de inkomensschade vastgesteld op € 42.500,- en daarop een korting toegepast van € 2.500,- omdat de snackwagen geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om tijdens de gewone weekmarkten op de Markt te blijven staan. De nadeelcompensatie zou worden toegekend zodra de standplaats feitelijk beëindigd zou worden. Die beëindiging vond plaats in juli 2011 na een daartoe opgelegde last onder bestuursdwang.

De Raad van State had al eerder over deze kwestie geoordeeld. In een uitspraak van 20 februari 2002 had de Raad van State al geoordeeld dat de permanente standplaatsvergunning in beginsel kon worden ingetrokken in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving, maar dat dan wel gelijktijdig nadeelcompensatie moest worde aangeboden. In een latere uitspraak van 27 april 2011 had de Raad van State geoordeeld dat de gemeente de standplaatsvergunning toch kon intrekken zonder gelijktijdige toekenning van nadeelcompensatie, omdat gelijktijdige toekenning niet mogelijk was door gebrek aan medewerking van de snackbarwagen en omdat de gemeente zich in het intrekkingsbesluit onvoorwaardelijk had vastgelegd op betaling van nadeelcompensatie naar een onafhankelijke maatstaf. Daardoor was volgens de Afdeling in die eerdere uitspraak de compensatie genoegzaam verzekerd.

In deze hier besproken uitspraak van 4 juni 2014 ging het alleen nog om het bedrag van de nadeelcompensatie.

SAOZ onafhankelijk
De voormalige vergunninghouder was het niet eens met het toegekende bedrag en voerde onder andere aan dat de SAOZ niet als onafhankelijk adviseur van de gemeente kan worden beschouwd. Daar maakt de Raad van State, zoals bekend uit eerdere uitspraken, korte metten mee; een beroepsgrond op dit punt is dan ook bij voorbaat kansloos. De omstandigheid dat de SAOZ door de gemeente wordt betaald is volgens de Raad van State onvoldoende voor het oordeel dat de SAOZ niet onafhankelijk is. Indien de overheid een adviseur inschakelt, is een financiële vergoeding niet ongebruikelijk. Dat het college herhaaldelijk eenzelfde adviseur inschakelt, betekent evenmin dat die adviseur niet onafhankelijk is. De Raad van State verwijst op dit punt naar haar eerdere uitspraken van 29 augustus 2009 in zaak 200900195/1/H2 en van 22 mei 2013 in zaak nr. 201202764/1/A2. De gemeente mag in beginsel dan ook op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan. Dit is slechts anders indien moet worden geoordeeld dat het advies van de SAOZ onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins ernstige gebreken kleven. Kortom, de appellant die het niet eens is met een uitgebracht advies van de SAOZ of van een andere deskundige moet zijn pijlen richten op de inhoud van het advies, en niet op de positie of deskundigheid van de SAOZ.

Vergoeding inkomensschade: bij opzegbare vergunning geen factor 10
Uit de uitspraak blijkt niet met welke kapitalisatiefactor de inkomensschade is berekend. De gewezen vergunninghouder betoogde in ieder geval dat kapitalisatiefactor 10 had moeten worden toegepast. Factor 10 is de factor die wordt toegepast in het geval van de vergoeding van blijvende inkomensschade die een eigenaar lijdt; de berekende inkomensschade per jaar wordt dan met 10 vermenigvuldigd. Voor huurders en (erf)pachters worden lagere factoren toegepast.

De Afdeling ziet geen grond voor toepassing van factor 10. beschikte over een permanente standplaatsvergunning, die volgens de voorwaarden met in achtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden, kon worden opgezegd. (Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2002 in zaak nr. 200100801/1.) Nu het recht te allen tijde op korte termijn beëindigd kon worden en [appellant] geen blijvend recht op de standplaats kon ontlenen, is er reeds daarom geen grond voor berekening van de vergoeding van inkomensschade kapitalisatiefactor 10 toe te passen, nu zijn positie niet gelijk te stellen is met die van een eigenaar wiens eigendom ontnomen wordt.

Wilt u meer weten over het indienen van of besluiten op een verzoek om nadeelcompensatie? Neem dan contact op met Hanna Zeilmaker of Joske Hagelaars, advocaten bij Dirkzwager en gespecialiseerd in overheidsaansprakelijkheid.