1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Niet-aanvaard financieringsaanbod kan toch staatssteunmaatregel zijn

Niet-aanvaard financieringsaanbod kan toch staatssteunmaatregel zijn

In een arrest van 19 maart 2013 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) duidelijk gemaakt dat een door de overheid gedaan aanbod op kapitaalverstrekking onrechtmatige steun kan opleveren, ook al wordt het aanbod niet aanvaard. Dit is het geval als de kans reëel is dat de Staat als gevolg van het aanbod een extra last zal moeten dragen.De casusFrance Télécom (FT) is een Franse exploitant en aanbieder van telecommunicatienetwerken en ‑diensten. In 2002 had de Franse Staat 56,45% v...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 10 april 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een arrest van 19 maart 2013 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) duidelijk gemaakt dat een door de overheid gedaan aanbod op kapitaalverstrekking onrechtmatige steun kan opleveren, ook al wordt het aanbod niet aanvaard. Dit is het geval als de kans reëel is dat de Staat als gevolg van het aanbod een extra last zal moeten dragen.

De casus
France Télécom (FT) is een Franse exploitant en aanbieder van telecommunicatienetwerken en ‑diensten. In 2002 had de Franse Staat 56,45% van de aandelen in handen. Begin 2002 verlaagden de ratingsbureaus Moody’s en Standard & Poor’s de rating van FT. Dit had onmiddellijk gevolgen voor de koers van FT. Gelet op de financiële situatie van FT verklaarde de Franse minister van Economie, Financiën en Industrie op 12 juli 2002 in interview dat de Franse Staat, indien FT financieringsproblemen zou hebben, de nodige beslissingen zou nemen om die problemen weg te werken. Omdat de financieringsproblemen bleven aanhouden verklaarden de Franse autoriteiten op 13 september 2002 in een persbericht dat de Franse Staat zou bijdragen tot de versterking van het eigen vermogen van FT en indien nodig alle maatregelen zou nemen om FT te behoeden voor financieringsproblemen. Dit persbericht was voor Moody’s aanleiding het oordeel over FT in positieve zin bij te stellen. Aansluitend kwam FT met een actieplan dat onder andere voorzag in de uitgifte van obligaties teneinde de kapitaalbasis te versterken. In een persbericht van 4 december 2002 deelde de Franse minister van Economie, Financiën en Industrie mee het actieplan te steunen en deel te zullen nemen aan de versterking van de kapitaalbasis. Verder werd aangekondigd dat de Franse Staat bereid was een aandeelhoudersvoorschot beschikbaar te stellen. Dit aanbod werd door FT echter niet aanvaard, zodat het aandeelhoudersvoorschot uiteindelijk nooit is verstrekt.

Bouygues, een concurrent van FT, klaagde bij de Europese Commissie (Commissie) over steun die FT  van de Franse Staat zou hebben gehad. In een beschikking van 2 augustus 2004 stelde de Commissie onder andere vast dat FT door de persberichten was  bevoordeeld. De Commissie was evenwel van mening dat niet vastgesteld kon worden of hiermee staatsmiddelen in het geding kwamen. De aankondiging van beschikbaarstelling van een aandeelhoudersvoorschot schiep volgens de Commissie echter wel een extra last voor de staat en leverde FT tegelijkertijd een voordeel op. Dat het aanbod niet werd aanvaard deed hier niets aan af. Tegen de beschikking van de Commissie stelden zowel Bouygues als de Franse Staat beroep in bij het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht).

Gerecht
In het arrest van 21 mei 2010 stelde het Gerecht vast dat de persberichten niet gelijk gesteld konden worden met garanties en evenmin aldus kunnen worden uitgelegd dat zij de middelen van de Franse Staat blootstellen aan een risico dat een overdracht van staatsmiddelen inhoudt. Het Gerecht kwam, tot de conclusie dat de Commissie het begrip staatssteun verkeerd had opgevat door aan te nemen dat het aanbod van een aandeelhoudersvoorschot, bezien in de context van de sinds juli 2002 afgelegde verklaringen, voor FT een uit een overdracht van staatsmiddelen voortvloeiend voordeel inhield. De bestreden beschikking werd door het Gerecht nietig verklaard. Hierop gingen Bouygues en de Commissie in beroep bij het Hof.

Het Hof
Het Hof wijst erop dat  niet in alle gevallen hoeft te worden aangetoond dat staatsmiddelen zijn overgedragen om het aan een of meer ondernemingen verleende voordeel als staatssteun te kunnen aanmerken. Volgens het Hof moet immers naar de gevolgen van een maatregel worden gekeken. Een overheidsmaatregel die de ondernemingen waarop hij van toepassing is in een gunstigere toestand kan brengen dan andere ondernemingen en die tegelijk een voldoende concreet gevaar in het leven roept dat de staat in de toekomst een extra last zal moeten dragen, kan de staatsbegroting belasten. Voor de vaststelling dat sprake is van staatssteun moet de Commissie derhalve een voldoende directe band aantonen tussen enerzijds het aan de begunstigde verleende voordeel en anderzijds een vermindering van de staatsbegroting, of zelfs een voldoende concreet economisch risico dat die begroting zal worden belast.  Hierbij is het niet noodzakelijk dat een vermindering van de staatsbegroting – dan wel een dergelijk risico – overeenstemt met of gelijkwaardig is aan het voordeel dat de begunstigde ondernemingen genieten.

Vervolgens kijkt het Hof naar de beschikking van de Commissie. Frankrijk en FT verwijten de Commissie ten onrechte aangenomen te hebben dat de sinds juli 2002 afgelegde verklaringen een impact hebben gehad op de perceptie van de marktdeelnemers in december 2002, en dat het aanbod van een aandeelhoudervoorschot FT een voordeel verleende. Het Hof komt tot de conclusie dat FT door het aanbod wel degelijk is bevoordeeld. FT kon door het aanbod immers haar financiële middelen uitbreiden en de markt geruststellen ten aanzien van haar vermogen om haar verplichtingen na te komen. Het Hof wijst erop dat de markt hier zo ook tegenaan keek. Zo heeft Standard & Poor’s verklaard dat de door de Franse Staat uitgesproken steun een van de bepalende factoren is geweest om de rating van FT te handhaven op investeringswaardig. Dat FT het aanbod niet had aanvaard was volgens het Hof niet relevant. FT had het aanbod immers op elk moment kunnen aanvaarden. Aangezien de Franse autoriteiten hadden verklaard dat het aandeelhoudersvoorschot onmiddellijk beschikbaar was, heeft de Commissie terecht geoordeeld dat het door FT genoten voordeel met staatsmiddelen was bekostigd.

Open staat nog de door Frankrijk en FT opgeworpen grieven dat de Commissie het beginsel van marktinvesteerder niet goed had toegepast en dat de Commissie bepaalde vormvoorschriften had geschonden. Hier kan het Hof niet op ingaan, omdat het geding ten aanzien van deze grieven niet in staat van wijzen is. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht, om te oordelen over de twee nog openstaande grieven. Wordt dus vervolgd.

Conclusie
Het is jammer dat het Hof geen oordeel heeft kunnen geven of reeds de in juli en september 2002 gepubliceerde persberichten staatssteun vormt. In ieder geval is nu wel duidelijk dat als een overheidsorgaan publiekelijk financiering aanbiedt aan een onderneming, dit een steunmaatregel kan zijn mits de kans reëel is dat het overheidsorgaan als gevolg van dit aanbod een extra last zal moeten dragen. Dat deze kans zich uiteindelijk niet voordoet omdat de onderneming het aanbod niet aanneemt, maakt de conclusie niet anders.