1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nieuw nationaal Staatssteunkader voor monumentenzorg

Nieuw nationaal Staatssteunkader voor monumentenzorg

Op 20 april 2015 meldde Europadecentraal dat het ministerie van OC&W de Europese Commissie overeenkomstig de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) heeft geïnformeerd over het nieuwe Staatssteunkader voor monumentenzorg (Staatssteunkader). Decentrale overheden kunnen met een beroep op dit Staatssteunkader steun geven voor monumentenzorg zonder dat zij de Europese Commissie daarover hoeven te informeren.Inhoud van het StaatssteunkaderCompensatie die door decentrale overheden wordt...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 28 april 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 20 april 2015 meldde Europadecentraal dat het ministerie van OC&W de Europese Commissie overeenkomstig de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) heeft geïnformeerd over het nieuwe Staatssteunkader voor monumentenzorg (Staatssteunkader). Decentrale overheden kunnen met een beroep op dit Staatssteunkader steun geven voor monumentenzorg zonder dat zij de Europese Commissie daarover hoeven te informeren.

Inhoud van het Staatssteunkader

Compensatie die door decentrale overheden wordt verleend, wordt gebaseerd op de bevoegdheden en de begrotingsmiddelen van de decentrale overheden zoals deze bij wet aan hen zijn toegekend. Wanneer een gebouw, object of complex door nationale of decentrale overheden wordt aangewezen als monument en wordt geplaatst op een monumentenlijst, kan de eigenaar van het monument in aanmerking komen voor steun.

Enkel de extra kosten voor instandhouding en restauratie van het monument en zijn monumentale waarde komen, gelet op het Staatssteunkader, voor vergoeding in aanmerking. Het gaat hierbij uitsluitend om werkzaamheden die uit technisch oogpunt noodzakelijk zijn voor het behoud van het monument (waaronder de kosten voor architecten en binnenhuisarchitecten) en omvatten geen kosten die strekken tot verbetering van het comfort of ten behoeve van vernieuwingen aan het monument. Bovendien zijn alleen de kosten subsidiabel indien de werkzaamheden gericht zijn op behoud van de historische materialen en constructies van het monument.

De steun kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld een rechtstreekse subsidie, een zachte lening, een garantie of een belastingvrijstelling. De extra kosten voor de instandhouding en/of restauratie van het monument kunnen tot maximaal 100% worden vergoed. Indien de vergoeding lager is dan 100% van de subsidiabele kosten, dient de begunstigde voordat de steun wordt verleend te bevestigen dat de financiering van de resterende kosten is gewaarborgd.

De steunverlenende overheid houdt toezicht op de kosten en de activiteiten die zijn gemoeid met  de instandhouding en restauratie van het monument en garandeert dat alleen subsidiabele kosten worden vergoed. Daarnaast zijn begunstigden verplicht om een financieel verslag over te leggen aan de overheden nadat de activiteiten voor het behoud van het monument, waarvoor de steun werd verleend, zijn voltooid.

Toepassing

Indien decentrale overheden gebruik willen maken van het Staatssteunkader, moeten zij in hun subsidieverordening of –beschikking uitdrukkelijk vermelden dat de steun op basis van het Staatssteunkader wordt verstrekt. Verder moet er verwezen worden naar het nummer van de kennisgeving in het publicatieblad van de EU: SA.40475.

Commentaar

Het onderhavige Staatssteunkader vervangt het Staatssteunkader voor monumentenzorg 2010. Laatstbedoelde regeling, die door de Europese Commissie was goedgekeurd, liep af op 31 december 2014. Wat opvalt is dat in de kennisgeving in het publicatieblad van de EU het Staatssteunkader niet wordt genoemd, ook niet als benaming van de steunmaatregel. Er wordt uitsluitend verwezen naar het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim). Evenmin worden decentrale overheden genoemd als steunverlenende autoriteiten.

Het Staatssteunkader is gebaseerd op artikel 53 AGVV. Op basis van dit artikel kan zowel investeringssteun als exploitatiesteun worden gegeven culturele doelstellingen en activiteiten. Het Staatssteunkader lijkt echter uitsluitend betrekking te hebben op investeringssteun voor monumenten. Bovendien beperkt het Staatssteunkader de steun tot de extra kosten voor instandhouding en restauratie van het monument en zijn monumentale waarde. Deze beperking is mogelijk ontleend aan staatssteunzaak N 393/2007 (subsidie aan NV Bergkwartier) en staatssteunzaak N 106/2005 (Hala Ludowa). De AGVV noemt deze beperking evenwel niet. Sterker nog, de AGVV staat bijvoorbeeld uitdrukkelijk toe dat steun wordt gegeven voor modernisering van monumenten, mits jaarlijks ten minste 80 % van de tijd- of ruimtecapaciteit van het monument voor culturele doeleinden wordt gebruikt. Daarnaast mogen op grond van de AGVV ook de kosten voor de verwerving van monumenten worden vergoed. Verder zijn er in de beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie voorbeelden te vinden waar de restauratiesteun niet beperkt is tot de extra kosten voor instandhouding en restauratie van het monument en zijn monumentale waarde zoals: staatssteunzaak N 471/2008 (Lipica paarden) en staatssteunzaak N 564/2009 (Steun voor monumentenzorg in Letland).

Op grond van het Staatssteunkader mag, net als onder artikel 53 AGVV, maximaal 100% van de subsidiabele kosten worden vergoed. Wat het Staatssteunkader niet goed duidelijk maakt is, hoe er moet worden omgegaan met de situatie dat er commerciële activiteiten worden uitgevoerd met een monument. Volgens het Staatssteunkader dient de betrokken commercieel exploitant in voorkomend geval een marktprijs te betalen voor het gebruik van het monument. Aan dit voorschrift kan worden voldaan als de exploitant niet ook eigenaar is van het monument. Maar wat als de exploitant dat wel is? De AGVV schrijft voor die situatie voor dat de exploitatiewinst van de investering op de subsidiabele kosten in mindering moet worden gebracht.

De decentrale overheid hoeft de Europese Commissie niet overeenkomstig de AGVV te informeren over steun die in overeenstemming is met het Staatssteunkader. Volstaan kan worden met vermelding van het Staatssteunkader en het publicatienummer in het publicatieblad van de EU in de subsidieverordening of -beschikking. Dit is duidelijk de meerwaarde van het Staatssteunkader. De decentrale overheden die gebruik willen maken van het Staatssteunkader doen er overigens goed aan om ook de voorwaarden van de AGVV in acht te nemen.

De vraag is wel of er veel gebruik zal worden gemaakt van het Staatssteunkader. Het Staatssteunkader heeft immers een vrij beperkt toepassingsgebied. Maatregelen die niet aan het Staatssteunkader voldoen zijn niet reeds om die reden bezwaarlijk. Het is best mogelijk dat deze maatregelen op grond van de AGVV toelaatbaar zijn. In voorkomend geval kunnen decentrale overheden de Europese Commissie door tussenkomst van het Coördinatiepunt staatssteun van het Ministerie van BZK over de maatregel informeren.