1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. NMa: garnalenvissers mogen best samenwerken

NMa: garnalenvissers mogen best samenwerken

Vorige week heeft de NMa in een informele zienswijze een oordeel gegeven over de voorgenomen afspraken tussen Nederlandse Producenten Organisaties van Garnalenvissers ten behoeve van het verkrijgen van het MSC (Marine Stewardship Counsel)-Label. Het certificeringsprogramma en keurmerk van de MSC is een erkenning en beloning voor duurzame visserijen. In de zienswijze deelt de NMa mee dat bijna alle voorgenomen afspraken om te komen tot duurzame garnalenvisserij niet op mededingingsrechtelijke...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 27 april 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Vorige week heeft de NMa in een informele zienswijze een oordeel gegeven over de voorgenomen afspraken tussen Nederlandse Producenten Organisaties van Garnalenvissers ten behoeve van het verkrijgen van het MSC (Marine Stewardship Counsel)-Label. Het certificeringsprogramma en keurmerk van de MSC is een erkenning en beloning voor duurzame visserijen. In de zienswijze deelt de NMa mee dat bijna alle voorgenomen afspraken om te komen tot duurzame garnalenvisserij niet op mededingingsrechtelijke bezwaren stuiten. De garnalenvissers mogen volgens de NMa slechts geen vangstbeperkende afspraken maken. 

In de Volkskrant van 19 april 2011 wordt André Andeweg, manager mededinging binnen de agriculturele sector van de NMa en schrijver van de hiervoor bedoelde informele zienswijze, geïnterviewd. Hem wordt gevraagd of vissers niets mogen doen om hun positie op de markt te versterken. Volgens André Andeweg mogen garnalenvissers wel degelijk samenwerken, ze kunnen namelijk “producentenorganisaties opzetten, die elk maximaal 40% van een markt mogen controleren”. Dergelijke organisaties mogen volgens André Andeweg tegen hun eigen leden zeggen “dat de productie moet worden beperkt. Maar ze mogen niet met andere producentenorganisaties afstemmen. Anders is de concurrentie weg.”

In 1970 is de Europese Unie gestart met het reguleren van de markt voor visserijproducten via een zogenaamde gemeenschappelijke marktordening (GMO). Oorspronkelijk was dat een onderdeel van het EU-landbouwbeleid. Het is de bedoeling de vissers stabiele prijzen te garanderen en de aanvoer voor verwerkende bedrijven en consumenten veilig te stellen.

De huidige GMO in sector visserij en aquacultuur wordt geregeld in Verordening 104/2000 en Verordening 2318/2001. Deze verordeningen maken het inderdaad mogelijk dat garnalenvissers producentenorganisaties oprichten die in het bijzonder tot doel hebben de rationale beoefening van de visserij en betere afzetvoorwaarden voor de productie van hun leden tot stand te brengen. In dit kader mogen producentenorganisaties de productie aanpassen aan de vraag, met name door het uitvoeren van visplannen.

Het is echter merkwaardig dat in de Volkskrant wordt gesteld dat een producentenorganisatie niet meer dan 40% van de markt mag controleren. Dit staat niet in de hiervoor genoemde verordeningen. Lidstaten mogen een producentenorganisatie slechts dan niet erkennen indien deze organisatie op een bepaalde markt een machtspositie inneemt, tenzij deze machtspositie nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het Europese landbouw- en visserijbeleid. Het is maar de vraag of een marktaandeel van 40% op een bepaalde markt tot de conclusie leidt dat de producentenorganisatie over een machtspositie beschikt. Ook is nog relevant dat het niet de NMa, maar het Productschap Vis is dat beoordeelt of een Nederlandse producentorganisatie op een bepaalde markt beschikt over een machtspositie. Het is niet ondenkbeeldig dat het Productschap Vis de “bepaalde markt” anders afbakent dan de NMa.

Blijkens de Volkskrant is André Andeweg van mening dat producentenorganisaties de productie niet met elkaar mogen afstemmen. Dit is niet helemaal juist. De hiervoor genoemde verordeningen maken het immers mogelijk dat producentenorganisaties een vereniging oprichten. Hierbij hoeft het niet te gaan om producentenorganisaties uit één lidstaat. Ook producentenorganisaties uit meerdere lidstaten mogen een vereniging oprichten.

In een eerdere informele zienswijze uit 2005 heeft de NMa erkend dat aan een vereniging van producentenorganisaties in de visserijsector dezelfde bevoegdheden en taken kunnen worden toegekend als aan producentenorganisaties. Zo kan, volgens de NMa, een vereniging van producentenorganisaties “zelfstandig de productie plannen en deze op de vraag afstemmen door jaarlijks opgestelde werkprogramma’s ten uitvoer te leggen”. Overigens moet niet uit het oog worden verloren dat ook een vereniging van producentenorganisaties door een lidstaat moet worden erkend. Net als ten aanzien van producentenorganisaties blijft erkenning achterwege indien de vereniging beschikt over een machtspositie, tenzij deze machtspositie nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van het Europese landbouw- en visserijbeleid.

Omdat ervan moet worden uitgegaan dat aan een vereniging van producentenorganisaties dezelfde bevoegdheden en taken kunnen worden toegekend als aan een producentenorganisatie, is het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 30 september 2009 in de zaak Frankrijk tegen de Commissie relevant. Uit dit arrest volgt dat een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit de regie moet hebben over de afzet. Dit betekent dat een producentenorganisatie de afzet moet plannen en daarnaast de afzetprijs moet bepalen. De voorzitter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de benadering van het Gerecht gevolgd in een uitspraak van 22 juni 2010. Een producentenorganisatie mag de afzet van de producten niet overlaten aan de leden. Hoewel beide uitspraken betrekking hebben op de sector groenten en fruit, moet ervan worden uitgegaan dat voor de visserijsector hetzelfde geldt. Erkende verenigingen van producentenorganisaties in de visserijsector moeten dus de regie over de afzet hebben. In dit kader mogen ook vangstquoteringen worden opgelegd. De mededingingsregels staan hier niet aan in de weg.

In het artikel in de Volkskrant maakt André Andeweg ook melding van het onderzoek van de NMa naar mogelijke mededingingsbeperkende afspraken van paprikatelers. Paprika’s behoren tot de sector groenten en fruit. Ook voor groenten en fruit is er een gemeenschappelijke marktordening. Net als de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten, maakt de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit de oprichting van een vereniging van producentenorganisaties mogelijk. In de sector groenten en fruit is er inmiddels een vereniging van producentenorganisaties, ook wel aangeduid met de afkorting APO, opgericht: Kompany. Kompany is een coöperatieve vereniging waarvan drie landbouwcoöperaties lid zijn en die zich richt op de verkoop van (uitsluitend) komkommers. Hoewel de NMa om een informele zienswijze is gevraagd, heeft de NMa over Kompany geen inhoudelijke informele zienswijze gegeven of de gezamenlijke verkoop van komkommers in strijd is met het mededingingsrecht. Het Productschap Tuinbouw heeft Kompany evenwel desondanks als vereniging van producentenorganisaties erkend. Sedertdien verkoopt Kompany de komkommers van de leden van de aangesloten landbouwcoöperaties. Hierbij plant Kompany de productie en heeft Kompany de regie over de afzet.

Concluderend: het mededingingsrecht beperkt niet altijd de samenwerking tussen producenten. Het is echter wel van belang goed naar de regels te kijken. Producentenorganisaties in de landbouw en visserij mogen samenwerken in een vereniging, mits deze vereniging door een van de lidstaten is erkend en bij de samenwerking de regels in acht neemt.

Dat producenten van landbouw- en visserijproducten in het belang van Europa eigenlijk meer moeten samenwerken, wordt overigens perfect verwoord door Mariann Fischer Boel, de oud-Europees Commissaris voor landbouw en Plattelandsontwikkeling in de brochure “Hervorming van de sector groenten en fruit”:

Onze sector groenten en fruit staat onder druk. Door de sterke concentratie van de detailhandelaren en discountketens hebben deze een stevige vinger in de pap gekregen bij de bepaling van de marktprijzen. De toegenomen concurrentiedruk van de invoer uit derde landen maakt de problemen alleen maar groter. De sterke versnippering bij de producenten die de sector groenten en fruit nog altijd kenmerkt, belemmert een effectieve aanpak van deze problemen. […] Wat moeten wij doen om deze problemen aan te pakken? In de eerste plaats moeten wij de structurele problemen waarmee onze sector kampt, aanpakken en onze inspanningen om de versnippering tegen te gaan, opvoeren. Het lidmaatschap van de telersverenigingen, die de ruggengraat van de sector groenten en fruit vormen, moet aantrekkelijker worden gemaakt.