In zijn conclusie voor het (art. 81 RO-)arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2011 heeft A-G mr. Wattel zich (onder meer) uitgelaten over de omvang van de toetsing door de rechter in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Een aantal grondeigenaren had bij de rechtbank naar voren gebracht dat de gemeente gedurende de administratieve onteigeningsprocedure het fietspad, ten behoeve waarvan werd onteigend, een aantal meters in zuidelijke richting had verschoven. Om die reden had de rechtbank volgens hen (volledig) moeten toetsen of de door de gemeente voorgestane wijze van planuitvoering in overeenstemming is met het bestemmingsplan en stelden zij zich (subsidiair) op het standpunt dat de (marginale) redelijkheidstoetsing van het KB niet deugt.
De A-G stelt vast dat alle betrokkenen er in de administratieve fase van uitgingen dat de door de gemeente kennelijk onverplicht ter visie gelegde kaveltekeningen (inrichtingsschetsen), vooralsnog niet strookten met het bestemmingsplan, maar dat die tekeningen later zijn vervangen door tekeningen die wel in overeenstemming waren met het plan en dat de eigenaren niet zelf konden realiseren, ongeacht welke tekening geraadpleegd wordt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad van na het Benthem-arrest van het EHRM volgt dat de onteigeningsrechter in geval van betwisting van de rechtmatigheid van het KB – zoals hier het geval was – de onteigening niet uitspreekt dan nadat hij de rechtmatigheid daarvan heeft onderzocht, waarbij de door de Kroon gemaakte belangenafweging in beginsel slechts marginaal ex tunc op onredelijkheid wordt getoetst. Als daarentegen het bezwaar niet zozeer de belangenafweging raakt, maar aanvaarding van het bezwaar aan de rechtmatigheid van de onteigening in de weg staat, dan wordt in beginsel volledig en ex nunc die rechtmatigheidstwijfel onderzocht.
De onteigeningsrechter toetst dus slechts ex tunc en marginaal (op redelijkheid) het Kroonbesluit tot goedkeuring van de onteigening, tenzij ná het KB omstandigheden aan de zijde van de onteigenende partij wijzigen of aan het licht komen die tot de conclusie voeren dat de goedkeuring niet (meer) ziet op de voorgespiegelde uitvoering van het bestemmingsplan. Als aldus de rechtmatigheid van de onteigening aan de orde wordt gesteld, moet de rechter wél zelfstandig de noodzaak tot onteigening onderzoeken, en wel ex nunc in het licht van die nieuwe bezwaren en zonodig in afwijking van de hoofdregel dat bezwaren in de administratieve procedure naar voren moeten zijn gebracht.
De A-G concludeert dat het optreden van de gemeente op het punt van de tekeningen en de vraag waar het fietspad nu precies ligt “niet de prijs voor schitterend bestuur verdient”, maar dat dat niet ter zake doet. In cassatie staat immers onbestreden vast dat ongeacht welke tekening men raadpleegt, de eigenaren niet tot zelfrealisatie in staat waren en dat de noodzaak tot onteigening dus niet weggenomen wordt door mogelijk “moedwillig gerommel” met tekeningen door de gemeente. De Kroon was op de hoogte van het gestelde gerommel en heeft niettemin de onteigening noodzakelijk geacht. De Rechtbank kon - de belangenafweging onder dat oordeel marginaal toetsend, en uitgaande van de gegeven onmogelijkheid van zelfrealisatie - tot het oordeel komen dat oordeel van de Kroon niet onredelijk was. De eigenaren hebben volgens de A-G niet duidelijk gesteld in welk opzicht de door de gemeente voorgestane uitvoering (volgens de juiste, dus de tweede tekening) in fatale strijd zou zijn met het bestemmingsplan.
De A-G concludeert dan ook tot verwerping van het cassatieberoep en de Hoge Raad heeft dat advies opgevolgd.
Omvang toetsing rechtmatigheid onteigening in gerechtelijke fase
In zijn conclusie voor het (art. 81 RO-)arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2011 heeft A-G mr. Wattel zich (onder meer) uitgelaten over de omvang van de toetsing door de rechter in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Een aantal grondeigenaren had bij de rechtbank naar voren gebracht dat de gemeente gedurende de administratieve onteigeningsprocedure het fietspad, ten behoeve waarvan werd onteigend, een aantal meters in zuidelijke richting had verschoven. Om die reden had d...
Leestijd
Auteur artikel
Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd
09 maart 2011
Laatst gewijzigd
16 april 2018