1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onderzoeksplicht en klachtplicht

Onderzoeksplicht en klachtplicht

Indien een koper iets aanschaft en het product of de dienst blijkt gebrekkig te zijn, dan rust op de koper de plicht om de gekochte zaak op gebreken te onderzoeken en de verkoper zo snel mogelijk te waarschuwen indien de zaak een gebrek vertoont. De verkoper wordt hiermee beschermd tegen klachten die pas laat worden ingediend en waartegen hij zich, door het tijdsverloop, nog moeilijk kan verweren.Voor consumenten die als koper optreden kent de wet een vaste klachttermijn van twee maanden na d...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 06 mei 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Indien een koper iets aanschaft en het product of de dienst blijkt gebrekkig te zijn, dan rust op de koper de plicht om de gekochte zaak op gebreken te onderzoeken en de verkoper zo snel mogelijk te waarschuwen indien de zaak een gebrek vertoont. De verkoper wordt hiermee beschermd tegen klachten die pas laat worden ingediend en waartegen hij zich, door het tijdsverloop, nog moeilijk kan verweren.

Voor consumenten die als koper optreden kent de wet een vaste klachttermijn van twee maanden na de ontdekking van het gebrek (artikel 7:23 BW). Indien binnen deze termijn wordt geklaagd, dan is de klacht tijdig gedaan. Voor niet-consumenten geldt dat de koper ‘binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken’ moet klagen. Uit dit laatste deel, het ‘redelijkerwijs had behoren te ontdekken’, volgt dat op de koper een onderzoeksplicht kan rusten. Hoe ver deze onderzoeksplicht gaat, hangt onder meer af van de zichtbaarheid van de gebreken, de mededelingen die de verkoper heeft gedaan en de deskundigheid van de koper.

Indien in een specifiek geval een onderzoeksplicht op de koper rust, dan dient dit onderzoek te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die in dat geval redelijk is. Onder omstandigheden kan een onderzoek door een deskundige nodig zijn. In beginsel mag de koper dan de uitslag van het onderzoek afwachten zonder de verkoper van het onderzoek op de hoogte te brengen. Wanneer echter mag worden verwacht dat met het onderzoek lange tijd is gemoeid, of dit tijdens de loop daarvan blijkt, dient de koper onverwijld kennis te geven aan de verkoper van dat onderzoek en de verwachte duur ervan.

De sanctie op niet tijdig klagen is zwaar. De koper kan er dan namelijk geen beroep meer doen op dat het product of de dienst een gebrek vertoont. Ook een vordering tot schadevergoeding, of een vernietiging of ontbinding van de koopovereenkomst vanwege dat het gebrek is dan niet meer mogelijk. De vraag of tijdig is geklaagd, is dus van groot belang. Steeds meer verkopers doen in rechte een beroep op deze onderzoeks- en klachtplicht, waarbij de verkoper stelt dat de koper niet tijdig heeft geklaagd.

 Hoge Raad, 25 maart 2011, nr. 09/02340, LJN: BP8991

De Hoge Raad heeft zich onlangs, op 25 maart 2011, uitgelaten over deze onderzoeksplicht en klachtplicht. Het betrof een koop tussen niet-consumenten, waarbij partij X op 21 januari 1994 een stuk grond met een tankstation heeft verkocht en geleverd aan partij Y. Op 21 maart 1994 wordt aan de huurster van het tankstation, BP, medegedeeld dat het desbetreffende perceel was opgenomen in een saneringsprogramma. X heeft een afschrift van deze brief gestuurd aan Y. Y doet vervolgens enkele malen navraag bij BP over de aard van de sanering, maar hoort lange tijd niets. Na enkele rappelen ontvangt Y pas in maart 1995 antwoord van BP over de mate van de verontreiniging. Direct hierna heeft Y  bij X geklaagd.

Y lijdt schade door de verontreiniging en tracht deze schade op X te verhalen. X verweert zich met het standpunt dat Y niet tijdig heeft geklaagd, want de klacht is pas gedaan meer dan een jaar na de brief die X had doorgestuurd aan Y over het saneringsprogramma.

Het Gerechtshof te Arnhem oordeelt dat Y binnen redelijke tijd zijn onderzoek heeft uitgevoerd en dat Y bekwame tijd bij X heeft geklaagd. Tegen dit oordeel gaat X bij de Hoge Raad in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat bij het beoordelen van de vraag of Y heeft voldaan aan de onderzoeks- en klachtplicht, eerst dient te worden gekeken naar  de aard van de gekochte zaak en de overige omstandigheden. Uit de aard van de zaak en de overige omstandigheden volgt namelijk wat Y kan en moet doen om een eventueel gebrek op het spoor te komen en aan de verkoper X mededeling te doen.

De onderzoeksplicht

Over de onderzoeksplicht oordeelt de Hoge Raad in het algemeen, dat de mate van het onderzoek afhankelijk is van de inhoud van de koopovereenkomst. Naarmate de koper op grond van de koopovereenkomst en de verdere omstandigheden van het geval sterker erop mag vertrouwen dat de zaak beantwoordt aan de overeenkomst, zal van hem minder snel een (voortvarend) onderzoek mogen worden verwacht.

Een koper mag in het algemeen afgaan op de juistheid van de hem in dit verband door de verkoper gedane mededelingen, zeker als die mogen worden opgevat als geruststellende verklaringen omtrent de aan- of afwezigheid van bepaalde eigenschappen van het gekochte. Dus hoe meer geruststellingen de verkoper heeft gedaan, hoe minder de onderzoeksplicht rust op de koper. In deze zaak mocht koper Y er op grond van de artikelen 4 en 5 van de transportakte zonder meer van uitgaan dat de grond van het tankstation was gesaneerd. Omdat Y op dit punt in beginsel geen problemen behoefde te vrezen, was daarom ook geen reden tot een (voortvarend) onderzoek.

Voortvarendheid

Indien er toch een onderzoeksplicht op de koper rust, dan is de vraag met welke mate van voortvarendheid dit onderzoek moet worden uitgevoerd. Volgens de Hoge Raad hangt dit af van de ingewikkeldheid van het onderzoek. Als de koper op eenvoudige wijze kan (laten) vaststellen of een vermoed gebrek ook werkelijk bestaat, zal dat onderzoek niet lang mogen duren. Als deze zekerheid na langdurig of kostbaar onderzoek kan worden verkregen, zal de koper daarvoor de nodige tijd moeten worden gegund. Als de koper voor het verkrijgen van informatie of voor het verrichten van onderzoek afhankelijk is van de medewerking van derden, zal ook daarmee rekening moeten worden gehouden.

In dit geval had Y direct navraag gedaan bij BP en heeft Y aangedrongen op een antwoord. In de gegeven omstandigheden mocht Y ook wachten op dit antwoord van BP, omdat in de transportakte was opgenomen dat de bodem gesaneerd was en omdat alleen BP kon aangeven wat de verontreiniging kon inhouden.  Nadat Y het antwoord van BP had ontvangen, heeft Y ook direct contact opgenomen met X. Hiermee heeft Y voldoende voortvarend gehandeld.

Schade verkoper

Een derde belangrijk element, is de vraag of de verkoper wel enige schade heeft geleden door het feit dat er pas ‘laat ‘ is geklaagd. Als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet snel voldoende reden zijn om de koper een gebrek aan voortvarendheid te verwijten. X zal dus moeten stellen en bewijzen dat zijn belangen zijn geschaad door het feit dat hij niet op de hoogte was van het verzoek van Y aan BP om informatie. Dit zal, in een geval als het onderhavige waar het speelt om een reeds jarenlang bestaande bodemverontreiniging, natuurlijk moeilijk zijn aan te tonen.

De Hoge Raad overweegt verder nog dat ook de ernst van het gebrek een rol speelt. Hoe ernstiger het gebrek is, hoe minder een nalatigheid van de koper hem kan worden tegengeworpen. De bodemverontreiniging waar het in deze zaak om draaide, is wel als een ernstig gebrek te duiden.

Conclusie

De Hoge Raad laat het oordeel van het Hof in stand dat sprake is van een tijdige klacht. Dit baseert de Hoge Raad op de aard en de ernst van de tekortkoming (de bodemverontreiniging) en op het feit dat de verkoper X niet heeft aangevoerd en bewezen dat hij in zijn belangen is geschaad door het enkele feit dat hij niet wist dat Y bij BP had geïnformeerd. Zoals gezegd spelen ook de geruststellende mededelingen in de transportakte een grote rol.

Het is dus voor een koper mogelijk om, ook als pas na lange tijd wordt geklaagd, aan te tonen dat onder de specifieke omstandigheden van het geval toch tijdig is geklaagd. Zoals uit de besproken zaak blijkt, dienen hiervoor wel bepaalde omstandigheden aanwezig te zijn, die in lang niet alle zaken voor zullen komen.

Het is daarom zeer aan te raden om bij de aankoop van een zaak in ieder geval een kort onderzoek uit te voeren en al bij het minste vermoeden van een gebrek, dit te melden aan de verkoper. En als er een uitgebreider onderzoek wordt gestart vanwege het vermoeden van een gebrek, is het van belang om dit direct bij de verkoper te melden. Hiermee wordt de kans dat je als koper uiteindelijk wordt afgeserveerd met een beroep op de onderzoeks- en klachtplicht in ieder geval al een stuk kleiner.