1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onrechtmatig door de curator geïnde verpande vorderingen

Onrechtmatig door de curator geïnde verpande vorderingen

In een recent arrest van de Hoge Raad stond de vraag centraal of de curator zijn salaris met voorrang mocht voldoen uit de opbrengst van verpande vorderingen die door hem onrechtmatig waren geïncasseerd.CasusRabobank had een pandrecht gevestigd op vorderingen van BV X op debiteuren. Toen BV X op enig moment failliet ging, liet Rabobank aan de curator weten dat zij deze vorderingen zelf wilde gaan incasseren. De curator heeft daarop de debiteurenlijst van BV X aan Rabobank overhandigd. Op deze...
Leestijd 
Auteur artikel Maartje ter Horst
Gepubliceerd 13 mei 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een recent arrest van de Hoge Raad stond de vraag centraal of de curator zijn salaris met voorrang mocht voldoen uit de opbrengst van verpande vorderingen die door hem onrechtmatig waren geïncasseerd.

Casus
Rabobank had een pandrecht gevestigd op vorderingen van BV X op debiteuren. Toen BV X op enig moment failliet ging, liet Rabobank aan de curator weten dat zij deze vorderingen zelf wilde gaan incasseren. De curator heeft daarop de debiteurenlijst van BV X aan Rabobank overhandigd. Op deze lijst stonden echter niet de debiteuren aan wie pas na faillissementsdatum een factuur was verstuurd, terwijl het werk al vóór faillissementsdatum was verricht. Volgens de curator vielen laatstgenoemde vorderingen niet onder het pandrecht van de bank. De curator ging namens de boedel vervolgens zelf over tot het incasseren van die vorderingen.

Omdat Rabobank het hier niet mee eens is, start zij een procedure tegen de curator. Hierin vordert zij een verklaring voor recht dat ook het na de faillissementsdatum gefactureerde werk onder het pandrecht van de bank valt, alsook een veroordeling van de curator om het door hem geïncasseerde aan de bank door te storten – zonder aftrek van kosten. Ook stelt Rabobank de curator persoonlijk aansprakelijk voor zijn handelen.

Negatieve boedel
Bijkomend feit in deze zaak was dat de curator in dit faillissement te maken had met een zogenaamde ‘negatieve boedel’: de boedel beschikte over onvoldoende middelen om de faillissementskosten geheel te kunnen voldoen. Faillissementskosten zijn kosten die gemaakt worden om het faillissement te kunnen afwikkelen, zoals kosten van door de curator ingeschakelde derden (accountant, deurwaarder), maar ook het salaris van de curator zelf.

In het arrest De Ranitz q.q./Ontvanger had de Hoge Raad al eens beslist dat (ook) in het geval van een negatieve boedel de curator de wettelijke rangorde in acht moet nemen. Dit betekent dat eerst de kosten van executie en vereffening moeten worden voldaan, waaronder in elk geval het salaris van de curator. Pas wanneer het salaris van de curator is voldaan en er nog actief resteert om andere boedelschuldeisers te voldoen, worden deze boedelschuldeisers (waaronder in dit geval Rabobank) voldaan, naar evenredigheid van ieders vordering.

Omdat er in dit geval onvoldoende actief was om Rabobank (geheel) te voldoen, zou Rabobank weinig tot niets ontvangen van de door de curator geïnde debiteurenvorderingen. In de procedure stelt Rabobank daarom dat de Hoge Raad in deze situatie een uitzondering moet maken op de regels uit De Ranitz q.q./Ontvanger. Anders zou de curator in dit geval profiteren van zijn eigen onrechtmatige handelen, hetgeen volgens Rabobank ontoelaatbaar is.

Hoge Raad
De Hoge Raad gaat hierin echter niet zover met Rabobank mee. Ook in dit geval moet volgens de Hoge Raad de standaardregel van De Ranitz q.q./Ontvanger worden toegepast, inhoudende dat de curator eerst zijn eigen salaris mag voldoen van de opbrengst van (in dit geval: onrechtmatig) door hem geïnde debiteurenvorderingen. Weliswaar kan dit tot het onwenselijke resultaat leiden dat de curator zijn salaris kan verhalen ten koste van de Rabobank als pandhouder, wiens rechten en verhaalsmogelijkheden de curator heeft gefrustreerd, maar dit vormt volgens de Hoge Raad geen grondslag om de wettelijke rangorde opzij te zetten. Wel merkt de Hoge Raad nog op dat de handelwijze van de curator tot zijn persoonlijke aansprakelijkheid kan leiden.

Conclusie
Indien de curator ten onrechte overgaat tot het innen van verpande vorderingen, gaat zijn salaris desondanks in rang vóór op de vordering van de pandhouder (in dit geval Rabobank) – ook in het geval van een negatieve boedel. Dit neemt echter niet weg dat de curator persoonlijk aansprakelijk kan zijn voor zijn handelen.