1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. onteigening werkterrein De Bilt: aanbod voor huur niet toereikend

onteigening werkterrein De Bilt: aanbod voor huur niet toereikend

In het KB van 11 december 2012, nr. 12.002983, oordeelt de Kroon over de noodzaak tot de onteigening van tijdelijk benodigd werkterrein. Ook komt het minnelijk overleg bij gewijzigd grondbeslag aan de orde. Werkstrook: geen noodzaak tot onteigening zonder aanbod tot aankoop Een gedeelte van de te onteigenen gronden is slechts tijdelijk benodigd als werkterrein. De Koon stelt voorop dat gronden die tijdelijk benodigd zijn voor de uitvoering van het werk, in het algemeen op grond van titel IIa...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 04 februari 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In het KB van 11 december 2012, nr. 12.002983, oordeelt de Kroon over de noodzaak tot de onteigening van tijdelijk benodigd werkterrein. Ook komt het minnelijk overleg bij gewijzigd grondbeslag aan de orde.

Werkstrook: geen noodzaak tot onteigening zonder aanbod tot aankoop
Een gedeelte van de te onteigenen gronden is slechts tijdelijk benodigd als werkterrein. De Koon stelt voorop dat gronden die tijdelijk benodigd zijn voor de uitvoering van het werk, in het algemeen op grond van titel IIa kunnen worden onteigend. Alleen als met een eigenaar/gebruiker geen minnelijke overeenstemming kan worden bereikt over huur van de benodigde grond of, als dat niet mogelijk is, over de eigendomsoverdracht of beëindiging van gebruiksrechten, is de noodzaak tot onteigening aanwezig.

In dit geval had de verzoeker om onteigening wel een aanbod tot huur van de werkstrook gedaan, maar niet ook een aanbod tot aankoop van de werkstrook. Om die reden stond niet vast dat er geen overeenstemming kon worden bereikt over de eigendomsoverdracht van de werkstrook, en was er dus geen noodzaak tot onteigening.

Titel IIa of Titel IV?
Een van de grondeigenaren had aangevoerd dat de onteigening ten onrechte was gebaseerd op titel IIa. Omdat het ging om de herinrichting van een gemeentelijke weg was hij van oordeel dat titel IV had moeten worden toegepast.

De Kroon stelt voorop dat onteigening op grond van artikel 72a onteigeningswet kan plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken, bermen, bermsloten en kanalen, en de daarop rustende zakelijke rechten, waaronder werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in art. 3.1 Wro. De werken waarvoor de onteigening wordt verzocht bestaan uit de aanleg van onderdoorgangen onder het spoor met bijkomende werken en de gelijktijdige aanpassing van de weginfrastructuur. De herinrichting van de gemeentelijke weg staat dus niet op zichzelf maar is een noodzakelijk onderdeel van de aanleg van het plan van het werk. Aldus is sprake van werken als bedoeld in art. 72a van Titel II van de onteigeningswet.

Gewijzigde oppervlakte en het minnelijk overleg
Omdat een van de grondeigenaren in het minnelijk overleg ter voorkoming van het verlies van parkeergelegenheid een aanpassing van het plan had voorgesteld heeft de gemeente besloten binnen de bestemming verkeer van het bestemmingsplan Stationsgebied het plan aan te passen. Ten tijde van het verzoek om onteigening stond nog niet vast of de raad zou kunnen instemmen met het aangepaste inrichtingsplan. Daarom stond ten tijde van het verzoek nog niet vast of de door reclamante voorgestane planaanpassing daadwerkelijk uitgevoerd zou kunnen worden in overeenstemming met de laatste gemeentelijke inzichten. Verzoeker had daarom zowel een aanbod gedaan gericht op de oppervlakte benodigd voor het vastgestelde plan als voor de (kleinere) oppervlakte benodigd voor het nog vast te stellen inrichtingsplan.

Naar aanleiding van een zienswijze over deze gang van zaken stelt de Kroon voorop dat de verzoeker om onteigening gehouden is om voor de start van de administratieve onteigeningsprocedure, minnelijk overleg te voeren met de betrokken rechthebbenden over verwerving van de gronden die nodig zijn om het plan van het werk te kunnen uitvoeren. In dit stadium vindt echter eveneens en ten dele op basis van voornoemd overleg het opstellen van de onteigeningsstukken plaats. Het minnelijk overleg kan nog wijzigingen in het voorgestane ontwerpplan met zich brengen. Ook zijn wijzigingen in het benodigde ruimtebeslag ten opzichte van de ter inzage gelegde onteigeningsstukken als voortvloeisel van dit minnelijk overleg onder omstandigheden niet uitgesloten. Met het oog op een zorgvuldige toepassing van de administratieve onteigeningsprocedure ligt het in dergelijke gevallen in de rede dat met die procedure niet wordt gestart dan nadat in het overleg met de eigenaren of andere gerechtigden tot gebruik van de grond op basis van de gewijzigde oppervlakte is gebleken dat verwerving langs minnelijke weg vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort.
Dat zou volgens de Kroon uitzondering kunnen lijden in gevallen waarin de wijzigingen in de benodigde oppervlakten voortkomen uit het minnelijk overleg zelf en op voorhand duidelijk is dat die voor de grondeigenaren of andere gerechtigden niet voldoende zullen zijn om met hen binnen redelijke termijn tot overeenstemming te komen. De noodzaak van onteigening is dan, wat het verloop van het minnelijk overleg betreft, ook voldoende aanwezig..
Dit was hier het geval: zowel over de grotere oppervlakte als over de aangepaste kleinere oppervlakte was vooralsnog geen overeenstemming bereikt. De Kroon was dan ook van oordeel dat voldoende vast stond dat overeenstemming tussen partijen vooralsnog niet kan worden bereikt.  Omdat kennelijk kon worden volstaan met een oppervlakte van1a 30 ca, heeft de Kroon de te onteigenen oppervlakte teruggebracht tot  1a 30 ca. De bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken is dienovereenkomstig aangepast.

Heeft u vragen over onteigening? Belt of mailt u met Hanna Zeilmaker, onteigeningsadvocaat