1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Ook voorkeursrecht bij planologische en financiële onzekerheid

Ook voorkeursrecht bij planologische en financiële onzekerheid

In geval van vestiging van een voorkeursrecht op grond van een structuurvisie is niet vereist dat al volledige zekerheid over de haalbaarheid van de plannen wordt gegeven. Enige onzekerheid over de haalbaarheid van de plannen is inherent aan het karakter van een structuurvisie. Zo oordeelde de rechtbank Den Haag op 10 maart 2010 (LJN: BL7909).In deze uitspraak had de gemeente Den Haag gronden aangewezen op grond van een structuurplan (thans: structuurvisie). De grondeigenaar stelde dat sprake...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 30 maart 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In geval van vestiging van een voorkeursrecht op grond van een structuurvisie is niet vereist dat al volledige zekerheid over de haalbaarheid van de plannen wordt gegeven. Enige onzekerheid over de haalbaarheid van de plannen is inherent aan het karakter van een structuurvisie. Zo oordeelde de rechtbank Den Haag op 10 maart 2010 (LJN: BL7909).

In deze uitspraak had de gemeente Den Haag gronden aangewezen op grond van een structuurplan (thans: structuurvisie). De grondeigenaar stelde dat sprake was van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Er zouden nog slechts vage plannen bestaan, er zou geen uitzicht zijn op een (ontwerp)bestemmingsplan, er zou grote onzekerheid zijn over de financiële haalbaarheid en het beleid van de gemeente ten aanzien van het betreffende gebied zou al jarenlang gekenmerkt worden door besluiteloosheid.

De rechtbank gaat daarin echter niet mee en overweegt dat er weliswaar nog onduidelijkheid bestaat over de ontwikkeling van het betreffende gebied, maar dat blijkens het stedenbouwkundig plan en het in ontwerp zijnde bestemmingsplan de voorbereiding van de ontwikkeling niet is stilgelegd, maar juist gestaag vordert. Bovendien had een vooraankondiging ex artikel 1.3.1 Bro plaatsgevonden, waarin de gemeente kennis had gegeven van het feit dat een bestemmingsplan wordt opgesteld waarin de toekomstplannen zullen worden verwerkt en verder gedetailleerd. Gelet op dit alles is volgens de rechtbank de geplande ontwikkeling voldoende aannemelijk. Dat er over de haalbaarheid van de plannen nog steeds planologische en financiële onzekerheid bestaat is, naar het oordeel van de rechtbank, inherent aan het karakter van het structuurplan. Niet vereist is dat in dat stadium van voorbereiding al volledige zekerheid over de haalbaarheid van de plannen wordt gegeven.