Het versturen van spam is in Nederland [intlink id="66" type="post" /]alweer enige tijd verboden[/intlink]. Op deze wetgeving wordt toegezien door de OPTA, grotendeels op basis van klachten die zij via de website www.spamklacht.nl ontvangt. Deze klachten kunnen leiden tot het instellen van nader onderzoek. Vervolgens zou de OPTA kunnen optreden, bijvoorbeeld door een waarschuwing uit te delen of een boete op te leggen.
Een onderneming over wie bij de OPTA geklaagd was over het versturen van spam, was hierover door de OPTA geinformeerd. Wat de OPTA precies aan de onderneming heeft verteld en waarom dit is gebeurd wordt uit het recente besluit van de OPTA niet duidelijk. Duidelijk is echter wel dat de OPTA nog niet had besloten aan deze onderneming een boete op te leggen. De onderneming wilde weten wie er geklaagd had, de OPTA weigerde deze informatie vrij te geven.
Daarop deed de onderneming bij de OPTA een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur om meer informatie over het lopende onderzoek en de identiteit van de klager(s) te krijgen. Op grond van die wet kan in beginsel informatie bij de overheid worden opgevraagd. Niet alle informatie wordt echter verstrekt. Op grond van artikel 10 WOB zijn er enkele situaties en omstandigheden waarbij het verstrekken van informatie achterwege blijft, zoals wanneer informatieverstrekking in strijd komt met het toezicht door bestuursorganen of met de persoonlijke levenssfeer van personen.
Volgens de OPTA doen deze uitzonderingen zich hier voor. Zij overweegt daartoe het volgende:
- het vrijgeven van informatie over een lopend onderzoek zou ertoe kunnen leiden dat de onderzochte ondernemingen gaan anticiperen op dat onderzoek;
- het vrijgeven van de identiteit van klagers leidt er vermoedelijk toe dat minder mensen bereid zijn te klagen over spam;
- het belang van de onderneming weegt niet op tegen het privacybelang van de klagers, zeker niet nu informatie die op grond van de WOB (over de klagers) zou worden vrijgegeven publiekelijk beschikbaar komt;
- voldoen aan het WOB-verzoek leidt er bovendien toe dat de naam van de onderneming publiekelijk bekend wordt en zodoende bij het publiek de indruk zou kunnen wekken dat deze onderneming de wet heeft overtreden, terwijl nog helemaal niet zeker is dat sprake is van een overtreding.
De OPTA wijst het WOB-verzoek dan ook af.
Mocht de OPTA overigens op een later moment besluiten deze onderneming een boete op te leggen, dan zal deze onderneming tegen die tijd (uiteraard) wel te horen krijgen wie er geklaagd hebben. De onderneming moet zich immers inhoudelijk tegen de boete kunnen verweren (uit een uitspraak uit 2007 blijkt ook dat de rechtbank dit kritisch toetst). Die informatie zal echter niet publiekelijk bekend worden gemaakt, maar alleen aan de beboete onderneming.
De OPTA heeft in haar publicatiebeleid vastgelegd welke informatie zij publiekelijk openbaar maakt. Op grond van dit beleid worden persoonsgegevens (van bijvoorbeeld klagers) niet openbaar gemaakt. De enige persoonsgegevens die wel openbaar worden gemaakt zijn die van de beboete ondernemer. De eerste publicatie van het boetebesluit is weliswaar nog geanonimiseerd. Gaat de beboete onderneming daar echter tegen in bezwaar of laat hij juist na om tijdig in bezwaar te gaan, dan zal de OPTA daarna alsnog het volledige boetebesluit publiceren. Zie daarover verder de uitleg van de OPTA op haar website.