1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pandrecht op huurvorderingen

Pandrecht op huurvorderingen

Ter zekerheid van (terug)betaling van hetgeen een schuldenaar aan zijn schuldeiser verschuldigd is, is het niet ongebruikelijk dat deze schuldenaar aan de betreffende schuldeiser zekerheden verstrekt. De wettelijke zekerheden zijn het hypotheekrecht op onroerende zaken en het pandrecht op roerende zaken en vorderingen.  Wanneer de schuldenaar een pand bezit, lijkt het wellicht aantrekkelijk om daarop een hypotheekrecht te vestigen. Dit zal echter weinig zin hebben wanneer ook door de bank op...
Leestijd 
Auteur artikel Maartje ter Horst
Gepubliceerd 30 december 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Ter zekerheid van (terug)betaling van hetgeen een schuldenaar aan zijn schuldeiser verschuldigd is, is het niet ongebruikelijk dat deze schuldenaar aan de betreffende schuldeiser zekerheden verstrekt. De wettelijke zekerheden zijn het hypotheekrecht op onroerende zaken en het pandrecht op roerende zaken en vorderingen.  Wanneer de schuldenaar een pand bezit, lijkt het wellicht aantrekkelijk om daarop een hypotheekrecht te vestigen. Dit zal echter weinig zin hebben wanneer ook door de bank op dit pand al een recht van hypotheek is verkregen. Verhuurt de schuldenaar het pand aan één of meerdere huurders, dan kan de schuldeiser beter een pandrecht vestigen op de huurinkomsten.

Het vestigen van een pandrecht op de huurpenningen kan door middel van een notariële akte of door middel van een onderhandse geregistreerde akte. Dit registreren gebeurt door de akte ter registratie aan te bieden aan de Belastingdienst. Daarnaast moet de pandgever (de schuldenaar) bevoegd zijn om de huurvorderingen te mogen verpanden. Dit is het geval als deze huurpenningen volgens de huurovereenkomst ook aan de pandgever toekomen.

Mocht de schuldenaar na het vestigen van het pandrecht niet aan zijn verplichtingen aan de pandhouder (de schuldeiser) voldoen, dan kan de pandhouder de huurder mededeling doen van zijn pandrecht en betaling van de huurpenningen vorderen. De huurder kan dan niet langer bevrijdend betalen aan de pandgever. Failleert de schuldenaar, dan verandert dit echter.

Na het uitspreken van het faillissement verliest de schuldenaar namelijk het beheer en de beschikking over zijn vermogen. Tot dit vermogen behoort ook het pand dat hij verhuurt. Strikt genomen is het dan niet langer de schuldenaar die verhuurt, maar zijn door de rechtbank aangestelde curator. De schuldenaar is vanaf dat moment ook niet meer bevoegd om de huurpenningen te ontvangen én ook niet meer om deze vorderingen te verpanden; dat is de curator geworden. Dit betekent ook dat de huurpenningen die de huurder na het faillissement verschuldigd wordt, niet onder het bereik van het pandrecht vallen. Immers, de schuldenaar is beschikkingsonbevoegd geworden. Aan een van de vereisten voor een rechtsgeldig pandrecht wordt dus niet langer voldaan.

Kortom, mocht u zekerheden willen verkrijgen voor hetgeen uw schuldenaar aan u verschuldigd is, dan is het vestigen van een pandrecht op huurvorderingen een goede optie als uw debiteur zijn pand of woning verhuurt. Weet alleen wel dat wanneer uw schuldenaar in staat van faillissement komt te verkeren, u geen aanspraak meer kunt maken op deze huurpenningen. Bij een pandrecht op roerende zaken is dit echter anders.