1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pas op met ontbinding rechtspersonen! 2

Pas op met ontbinding rechtspersonen! 2

Vorig jaar schreven wij nog over de situatie waarin een te snelle ontbinding van een rechtspersoon extra kosten en tijd met zich mee kan brengen. Een besluit tot ontbinding, genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders ("AvA"), luidt de periode van vereffening in. Indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, houdt hij alsdan op te bestaan en ingeval van vereffening houdt de rechtspersoon op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindi...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 08 februari 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Vorig jaar schreven wij nog over de situatie waarin een te snelle ontbinding van een rechtspersoon extra kosten en tijd met zich mee kan brengen. Een besluit tot ontbinding, genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders ("AvA"), luidt de periode van vereffening in. Indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, houdt hij alsdan op te bestaan en ingeval van vereffening houdt de rechtspersoon op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt.

Wij schreven dat, indien achteraf blijkt dat er nog vermogensbestanddelen zijn, de ontbonden rechtspersoon weer in leven geroepen zal moeten worden, om alsnog het opgekomen vermogen te kunnen vereffenen. De vereffening kan op verzoek heropend worden, hetgeen alleen kan door de Rechtbank en het verzoekschrift hiertoe moet door een advocaat worden ingediend.

Maar ook al gedurende de vereffeningsfase kan de AvA zich realiseren dat zij al te voortvarend heeft besloten tot ontbinding en tot de conclusie komen dat zij de rechtspersoon alsnog wil laten voortbestaan. Bijvoorbeeld omdat is gebleken dat de ontbinding meer negatieve fiscale gevolgen heeft dan vooraf voorzien, omdat de vennootschap bij nader inzien bruikbaar is voor het ontplooien van (nieuwe) handelsactiviteiten, of om het (fiscale) resultaat van een verdere groepsreorganisatie te optimaliseren. De vraag is of het dan mogelijk is dat de AvA haar eerder genomen ontbindingsbesluit herroept.

Hiervoor bestaat geen expliciete wettelijke basis. De wet geeft een speciale regeling in lid 2 artikel 19 van Boek 2 BW, welke regeling volgens Hof 's-Hertogenbosch in deze gevallen analoog kan worden toegepast, waardoor de rechter de herroeping controleert. Redenen hiervoor zijn gelegen in de bescherming van derden en de praktische gang van zaken.

Twee recentere uitspraken laten echter zien dat de rechter niet zonder meer een zgn. 'verklaring voor recht' zal afgeven met betrekking tot de geldigheid van de herroeping. In het ene geval  werd door de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat voor de beoordeling of het ontbindingsbesluit rechtsgeldig is herroepen moet worden vastgesteld "(i) of en in hoeverre hierdoor de belangen van derden in het gedrang (kunnen) komen en (ii) of en in hoeverre het oorspronkelijke ontbindingsbesluit verder gevolgen heeft gehad". Op basis van de feiten (het ontbindingsbesluit wordt vier jaar nadien herroepen, er zijn i.c. alleen schulden aan twee zustervennootschappen en de moedervennootschap heeft verklaard alle schade te willen vergoeden die derden mogelijk als gevolg van de herroeping zullen lijden) oordeelt de Rechtbank dat door de herroeping van de ontbinding geen belangen van derden worden geschaad en dat de ontbinding verder geen gevolgen heeft gehad. Echter, kort daarop volgt een uitspraak van het Hof 's-Gravenhage , waarbij ook de belangen van derden een belangrijke rol speelden, maar verder andere criteria werden gehanteerd: "(i) het herroepingsbesluit moet rechtsgeldig en binnen een kort tijdsbestek na de ontbinding zijn genomen, (ii) de ontbonden BV dient nog te bestaan en (iii) de belangen van derden mogen als gevolg van de herroeping niet (in onaanvaardbare mate) worden geschaad". Vooral het laatste vereiste wordt zwaar meegewogen in de overwegingen: van de financiële gegoedheid van de toezegging eventuele schade te vergoeden moet duidelijk blijken en bleek in dit geval niet of onvoldoende.

In de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt dus voor recht verklaard dat de herroeping rechtmatig is geschied; in het tweede geval hanteert het Hof 's-Gravenhage strengere eisen (waarbij je je kunt afvragen of de "Amsterdamse" zaak in Den Haag stand had gehouden).

Kortom, pas op met al te snelle ontbinding: door de rechter worden verschillende criteria gehanteerd!

Rb. Amsterdam, 11 september 2011, JOR 2011, 328 m.nt. Van der Hoek
ii Hof 's-Gravenhage, 23 september 2011, JOR 2011, 327 m.nt. Van der Hoek bij JOR 328