1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pensioen DGA: aanpassing en toekomst

Pensioen DGA: aanpassing en toekomst

Het DGA-pensioen (in eigen beheer) valt niet onder de Pensioenwet, maar wel onder de ‘gebruikelijke’ fiscale wet- en regelgeving. De directeur grootaandeelhouder (DGA) van een B.V. wordt fiscaal aangemerkt als een werknemer, met wie een pensioenovereenkomst kan worden gesloten door de vennootschap. Anders dan bij de gewone werknemer, kan de DGA het opgebouwde pensioen in de eigen vennootschap houden, hij is niet verplicht dit onder te brengen bij een externe pensioenuitvoerder. Aanpassing pen...
Leestijd 
Auteur artikel Henk Hoving
Gepubliceerd 16 december 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het DGA-pensioen (in eigen beheer) valt niet onder de Pensioenwet, maar wel onder de ‘gebruikelijke’ fiscale wet- en regelgeving. De directeur grootaandeelhouder (DGA) van een B.V. wordt fiscaal aangemerkt als een werknemer, met wie een pensioenovereenkomst kan worden gesloten door de vennootschap. Anders dan bij de gewone werknemer, kan de DGA het opgebouwde pensioen in de eigen vennootschap houden, hij is niet verplicht dit onder te brengen bij een externe pensioenuitvoerder.

Aanpassing pensioen voor eind december 2013
Net als de gewone werknemer moet de DGA zijn pensioenafspraak uiterlijk op 31 december 2013 aanpassen aan de vanaf 1 januari 2014 aangescherpte fiscale eisen:

  • maximale opbouw van 1,9% (in plaats van 2,0%) bij de eindloonregeling en 2,15% (in plaats van 2,25%) bij de middelloonregeling;

  • de fiscale pensioenleeftijd van 65 jaar wordt in één keer verhoogd naar 67 jaar, de pensioenopbouw moet hierop worden aangepast.


Knelpunt DGA-pensioen in eigen beheer
De vennootschap mag jaarlijks ten laste van de fiscale winst een pensioenreserve op de balans opnemen en hieraan toevoegingen doen. Hiervoor gelden fiscale eisen ingevolge de Wet inkomstenbelasting en de Wet op de vennootschapsbelasting. Dit leidt tot fiscale waardering van de opgebouwde pensioenaanspraken in de vennootschap. Hierbij moet rekening worden gehouden met de fiscale rekenrente van tenminste 4%. Er mag geen rekening worden gehouden met toekomstige loon- en prijsstijgingen.

Als gevolg hiervan zijn er vrijwel altijd grote verschillen tussen de fiscale waarde en de bedrijfseconomische of commerciële waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken. Onder de commerciële waarde wordt verstaan het bedrag dat de vennootschap aan een verzekeraar zou moeten betalen om het toegezegde pensioen aan te kopen. De laatste jaren is sprake van een aanzienlijk lagere marktrente dan de fiscale rekenrente van tenminste 4%.

Door het verschil tussen de fiscale en commerciële waarde van de opgebouwde pensioenaanspraak, moet de vennootschap als het ware een aanvullende reserve aanhouden ten laste van het Eigen Vermogen. Ten laste van deze aanvullende reserve mogen geen dividenduitkeringen gedaan worden. Indien dit wel gebeurt, leidt dit tot grote fiscale consequenties: de pensioenregeling wordt in zijn geheel fiscaal bovenmatig en progressief belast in box 1 (tegen maximaal 52%), met daarbovenop een revisierente, waardoor de totale heffing kan oplopen tot 72%. Daarnaast wordt de waarde van de opgebouwde aanspraken jaarlijks belast in box 3.

Drie toekomstige oplossingsrichtingen
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 6 december 2013 drie toekomstscenario’s geschetst:

  1. Fiscale waardering van de pensioenverplichting op commerciële grondslagen (fiscaal volgt commercieel).

  2. Fiscale pensioenverplichting vormt uitgangspunt voor herrekening van de pensioenaanspraken (dit betekent afstempelen).

  3. Een geheel nieuw systeem: een fiscale pensioenreserve voor de oude dag.


De eerste twee oplossingsrichtingen wijst Weekers af, ze zijn te kostbaar voor de schatkist. Hij is (groot) voorstander van de derde oplossingsrichting. Als voorwaarde noemt hij dat de vennootschap jaarlijks de mogelijkheid krijgt om een fiscale reserve voor de oude dag van de DGA af te zonderen, mits er dat jaar winst is. Indien er geen winst in dat jaar gemaakt wordt, kan er niet worden gedoteerd. Verder zal er een maximum gesteld worden op een bepaald bedrag, ten hoogste een percentage van de jaarwinst.

Bij deze derde oplossingsrichting zal er geen sprake zijn van een pensioenaanspraak in de zin van de loonbelasting. Op het moment waarop de DGA de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt valt de fiscale reserve vrij ten bate van de winst. Deze vrijval kan worden voorkomen door met de gereserveerde gelden een lijfrente ten behoeve van de DGA aan te kopen (of in geval van diens overlijden de nabestaanden). De lijfrente kan dan worden aangegaan in de vorm van een verzekering of een bankspaarproduct (geblokkeerde spaarrekening of geblokkeerd beleggingsrecht). Wordt geen lijfrente aangekocht, dan zal een revisierente over de belaste vrijval worden berekend. Eigenlijk komt de derde oplossingsrichting neer op een beschikbare premieregeling, waarbij geen aanspraak op een pensioenuitkering wordt toegezegd maar alleen een pot geld wordt gereserveerd, die op de pensioendatum moet worden omgezet in een periodieke pensioenuitkering tegen de dan geldende voorwaarden.

Overgangsrecht
Weekers stelt, dat indien gekozen wordt voor de derde oplossingsrichting, bezien zal moeten worden op welke wijze de tot en met 2013 opgebouwde pensioenaanspraken kunnen worden omgezet. Het invaren van de opgebouwde aanspraak in het nieuwe systeem. Daarbij zal een oplossing gevonden moeten worden voor het hiervoor genoemde knelpunt: verschil tussen de fiscale en commerciële waarde van de pensioenaanspraak.

Wij zullen moeten wachten op concretisering van de plannen van Weekers en het politieke en maatschappelijke debat hierover. Duidelijk is dat het DGA-pensioen in eigen beheer een eigen dynamiek heeft ten opzichte van het gewone werknemerspensioen. Naar verwachting zal er meer duidelijkheid komen in 2014. Via deze kennispagina wordt u op de hoogte gehouden.