1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pensioen in Eigen Beheer 10-daagse: dag 1. Uitgangspunten wetsvoorstel

Pensioen in Eigen Beheer 10-daagse: dag 1. Uitgangspunten wetsvoorstel

Onlangs is het wetsvoorstel “Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen” gepubliceerd. Indien de Tweede Kamer in november 2016 en de Eerste Kamer in december 2016 instemmen met dit wetvoorstel, zal de DGA met een ander regime omtrent het pensioen in eigen beheer geconfronteerd worden. Nu het wetsvoorstel tot verschillende keuzemogelijkheden voor de DGA gaat leiden en een aantal stappen reeds vóór 1 januari 2017 gezet moet worden, is bijzondere aandacht voo...
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 04 november 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Onlangs is het wetsvoorstel “Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen” gepubliceerd. Indien de Tweede Kamer in november 2016 en de Eerste Kamer in december 2016 instemmen met dit wetvoorstel, zal de DGA met een ander regime omtrent het pensioen in eigen beheer geconfronteerd worden. Nu het wetsvoorstel tot verschillende keuzemogelijkheden voor de DGA gaat leiden en een aantal stappen reeds vóór 1 januari 2017 gezet moet worden, is bijzondere aandacht voor het onderwerp pensioen in eigen beheer op zijn plaats. Via dit kennisportal wordt u aan de hand van een artikelenreeks op de hoogte gesteld van alle ins en outs van het pensioen in eigen beheer. Vandaag zal het wetsvoorstel in hoofdlijnen worden toegelicht.

Huidig PEB-landschap

De DGA heeft nu nog de mogelijkheid om (binnen fiscale grenzen) de pensioenopbouw in eigen beheer (dus bij de werk-B.V. of de pensioen-B.V.) te laten plaatsvinden. Naast de mogelijkheid van pensioenopbouw in eigen beheer bestaat voor de DGA ook de mogelijkheid om dit extern bij een verzekeraar onder te brengen. Circa 150.000 DGA’s hebben in het verleden gekozen voor pensioen in eigen beheer. De belangrijkste reden voor deze keuze was het feit dat de middelen binnen de onderneming bleven. Inmiddels echter bezorgt het pensioen in eigen beheer menig DGA grijze haren. Er zijn verschillende knelpunten ontstaan, waarbij wellicht het belangrijkste knelpunt is het grote verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van de pensioenvoorziening op de balans. Met name de zeer lage marktrente (waartegen de commerciële waarde wordt berekend) in vergelijking tot de 4% rente conform de fiscale waarde, is de belangrijkste oorzaak. In het bijzonder in het kader van de dividendtoets en bij echtscheiding speelt de veel hogere commerciële waarde een vervelende rol. Een ander knelpunt ziet op het feit dat de DGA het pensioen in eigen beheer met name als een fiscale voorziening heeft gezien en niet altijd als een daadwerkelijke voorziening voor de oude dag. Met andere woorden: vaak blijkt er onvoldoende geld in de BV-pot te zitten om daadwerkelijk aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Veel BV’s staan onder water, wanneer gekeken wordt naar de commerciële waarde van de pensioenvoorziening, maar zelfs ook als slechts de fiscale waarde in ogenschouw wordt genomen.

Uitgangspunten wetsvoorstel

De wetgever heeft indachtig deze knelpunten met het wetsvoorstel de mogelijkheid willen creëren om de huidige pensioenvoorziening van de balans te krijgen. Het wetsvoorstel bestaat in hoofdlijnen uit twee uitgangspunten:

  1. Het niet langer toestaan van pensioenopbouw in eigen beheer vanaf 1 januari 2017;

  2. Het creëren van de mogelijkheid vóór 1 januari 2020 om de pensioenvoorziening “af te stempelen”, waarmee bedoeld wordt dat de commerciële waarde fiscaal geruisloos (dus zonder verschuldigdheid van loonheffing of revisierente) kan worden afgewaardeerd van de commerciële naar de fiscale waarde. Dit afstempelen dient dan te geschieden in combinatie met ofwel afkoop ofwel omzetting. Afkoop c.q. omzetting dient plaats te vinden in de jaren 2017 tot en met 2019. Blijft een keuze uit, dan zal de bevroren pensioenaanspraak op de fiscale balans blijven staan, met gevolg dat de eerder aangestipte knelpunten (zoals de dividendklem) ook aanwezig zullen blijven.


Afkoop

De wetgever heeft er in het wetsvoorstel het nodige aan gedaan om een DGA richting de keuze “afstempelen" te bewegen, meer specifiek richting het afkoopscenario. In het wetsvoorstel zitten verschillende fiscale voordelen ingebouwd, niet alleen ten aanzien van het fiscaal geruisloos afwaarderen van de commerciële naar de fiscale waarde. Ook daarna wordt, in het scenario van afkoop, een fiscaal voordeel geboden, door een korting op de heffingsgrondslag te presenteren. In 2017 geldt een korting van 34,5%. In 2018 een korting van 25% en in 2019 een korting van 19,5% op de heffingsgrondslag. Voor de korting wordt gekeken naar de fiscale waarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2015.

Kortom: als een DGA verlost wil worden van de pensioenvoorziening op de balans, kan de DGA opteren voor afkoop. Waar normaal gesproken een loonheffing van 52% over de volledige pensioenaanspraak zou hebben  plaatsgevonden plus een revisierente van 20% in rekening zou zijn gebracht, geldt in geval van afkoop op basis van het wetsvoorstel dat geen revisierente verschuldigd is en dat de 52% loonheffing zal plaatsvinden over de fiscale waarde minus het hiervoor genoemde kortingspercentage. Nog immer zal dan uiteraard een loonheffing resteren, die de DGA uit liquide middelen zal moeten voldoen. Daarmee is ook gelijk een  belangrijk bezwaar tegen de afkoopmogelijkheid gegeven: veel BV’s beschikken niet over die liquide middelen.

Omzetting naar ODV

Beschikt de BV niet over de liquide middelen, terwijl de DGA tegelijkertijd graag van de dividendklem af wil? In dat geval biedt de andere afstempelvariant binnen het wetsvoorstel wellicht soelaas: de omzetting naar een oudedagsverplichting (ODV).

In geval van omzetting naar een ODV blijft een pensioenvoorziening op de balans staan, met dien verstande dat niet langer gekeken zal worden naar commerciële waarde, maar slechts naar de fiscale waarde. De ODV is geen pensioen in de zin van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding. Met de ODV kan op de AOW-leeftijd (of uiterlijk vijf jaar eerder) jaarlijks een gelijke pensioenuitkering verdeeld over (in beginsel) 20 jaren plaatsvinden. Overigens kan met die ODV ook op een voor de DGA gewenst moment een lijfrenteproduct bij een verzekeraar worden afgesloten. Dat biedt de DGA flexibelere mogelijkheden, nu lijfrente over een periode van minimaal vijf jaar kan worden aangekocht, in welk geval de DGA dus niet geconfronteerd wordt met de ruimere spreidingsperiode van 20 jaar.

Indien de DGA besluit tot afkoop, kan de DGA daarop op een later moment niet meer terugkomen. Dat is anders in de situatie van een ODV. Na die omzetting naar een ODV mag alsnog (mits vóór 1 januari 2020) worden afgekocht. Gedeeltelijke of gefaseerde afkoop is overigens niet mogelijk.

Volgende bijdrage

Het wetsvoorstel komt in de kern dus neer op een drietal keuzemogelijkheden waarmee de DGA zich geconfronteerd zal zien: bevriezen, afkopen of omzetten. De DGA zal daarnaast rekening moeten houden met verschillende voorwaarden die aan deze keuzemogelijkheden verbonden zijn, waarbij de meest in het oog springende voorwaarde is de toestemming van de (gewezen) partner in geval van (in ieder geval) afkoop of omzetting. In de vervolgbijdrage zal worden ingezoomd op deze toestemmingseis, niet alleen vanuit fiscaal oogpunt, maar vooral ook vanuit civiel oogpunt. Meer in het bijzonder zal de vraag worden gesteld wanneer de partner om toestemming moet worden gevraagd en hoe die toestemming moet worden verleend. In een daaropvolgende bijdrage zal het hiermee verband houdende compensatievraagstuk aan de orde worden gesteld.