1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pensioenakkoorddansen

Pensioenakkoorddansen

Op 5 juni 2019 is door het kabinet, werkgevers, vakbonden en de SER een principeakkoord gepresenteerd over een toekomstbestendig pensioenstelsel.
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 07 juni 2019
Laatst gewijzigd 19 juni 2019

Op 5 juni 2019 is door het kabinet, werkgevers, vakbonden en de SER een principeakkoord gepresenteerd over een toekomstbestendig pensioenstelsel. Na bijna een decennium discussie over modernisering van het pensioenstelsel, biedt dit hoop voor de toekomst. Toch is het nog steeds geen gelopen race en is enige scepsis op zijn plaats. Waar het bredere principeakkoord helder is over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd al vanaf 2020, zitten er aan de uitwerking van de aanvullende pensioenplannen nog behoorlijk wat losse eindjes. 

AOW

Het meest concrete resultaat van de onderhandelingen is te zien bij de AOW. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2020 voor twee jaar bevroren op 66 jaar en 4 maanden. Daarna gaat de leeftijd omhoog naar 67 jaar in 2024, in plaats van in 2021, zoals nu in de wet is vastgelegd. Verder is het kabinet met vakbonden en werkgevers overeengekomen om de structurele koppeling van de AOW-leeftijd (en de pensioenrichtleeftijd) aan de levensverwachting te versoepelen. Concreet betekent dit voor de AOW-leeftijd dat deze vanaf 2025 niet 1 jaar zal stijgen per jaar dat we langer leven, maar 8 maanden.

Vrijstelling RVU-heffing verricht geen wonderen

In aanvulling op de generieke maatregel van temporisering van de AOW-leeftijd, komt er ruimte voor werkgevers en werknemers om mensen met zwaar werk eerder te laten stoppen met werken. Onder het kopje ‘Gezond werkend naar je pensioen’ worden in het principeakkoord verschillende maatregelen voorgesteld. Als het gaat om overgangsmaatregelen voor de kortere termijn springt de vrijstelling van de boete op Regelingen voor Vervroegde Uittreding (RVU-heffing) in het oog. Het gaat om een begrensde vrijstelling van de pseudo-eindheffing van 52% vanaf 2021 voor een periode van 5 jaar. Een bruto uitkeringsbedrag van ongeveer 19.000 euro per jaar wordt volledig vrijgesteld van RVU-heffing als de uitkering 3 jaar vóór de AOW-leeftijd ingaat.

In de media wordt dit vaak geframed alsof mensen in zware beroepen met dit akkoord nu 3 jaar eerder kunnen stoppen met werken. Dat ligt echter veel genuanceerder. Binnen de huidige wet- en regelgeving zijn er voor werkgevers en werknemers al best veel mogelijkheden om afspraken te maken, ook zonder risico op RVU-heffing. Denk aan de bekostiging van vrijwillige voortzetting van het pensioen tijdens WW of deelname aan een Generatiepact. Van deze mogelijkheid wordt in de praktijk vrij weinig gebruik gemaakt. Het is zeer de vraag of de vrijstelling van de RVU-heffing, zeker gelet op het gemaximeerde uitkeringsbedrag van ongeveer 19.000 euro hier echt het verschil gaat maken. Het wordt voor werkgevers misschien iets makkelijker en goedkoper om een regeling te treffen, maar het zal lang niet altijd financieel haalbaar blijken. Immers, ook straks zal bij eerder stoppen met werken gelden dat de betreffende werknemers geconfronteerd worden met een forse inkomensterugval en een pensioengat. Eerder pensioen opnemen een aantal jaren vóór de AOW-datum kon altijd al, dat verandert niet. Een lager pensioen als gevolg van die eerdere opname was altijd consequentie en zal consequentie blijven. In ruimere (fiscale) pensioenopbouwmogelijkheden tijdens het dienstverband voor zware beroepen voorziet het akkoord niet direct. Wel wordt onderzocht of het mogelijk is om toeslagen bij bijvoorbeeld onregelmatigheid of overwerk omgezet kunnen worden in individuele vrijwillige pensioenopbouw. Daar komt bij dat de opbouw van pensioen bij eerder stoppen met werken in beginsel voortijdig eindigt, met nóg een lager pensioenresultaat tot gevolg. Met deze financiële nadelen zullen werknemers dus geconfronteerd (blijven) worden. Te betwijfelen valt of de werkgever bereid en in staat is om deze financiële gevolgen in voldoende mate op te vangen (door toekenning van een beëindigingsvergoeding waarop ook nog de nodige fiscale inhoudingen verricht moeten worden). Zo niet, dan zal de werknemer met het zware beroep zich ook in de toekomst wellicht genoodzaakt zien te blijven doorwerken, ondanks dat het werk eigenlijk te zwaar is geworden.

In het akkoord komt overigens ook terug meer fiscale ruimte om verlof te sparen. Nu kunnen werknemers maximaal 50 weken fiscaal gefaciliteerd verlof opsparen. Het idee is dat de grens wordt verhoogd naar 100 weken. Ook hiermee probeert het akkoord bij te dragen aan de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken. Echter, de werknemer heeft hier alleen iets aan als deze daadwerkelijk beschikt over zo’n stuwmeer aan opgebouwde, niet genoten verlofuren.

Nieuw pensioenstelsel en transitie

Dan waar het voor Koolmees eigenlijk om ging: een nieuw pensioenstelsel. Voor het nieuwe contract komen er twee varianten, waaruit fondsen respectievelijk sociale partners kunnen kiezen. Het ene contract is gebaseerd op de Wet verbeterde premieregeling, met oneerbiedig gezegd wat extra toeters en bellen voor het delen van intergenerationele risicodeling. De SER doet daarnaast een voorstel voor een nieuwe premieregeling met uitgebreide risicodeling in de opbouwfase, waarbij jaarlijks pensioenaanspraken worden ingekocht.  Uitgangspunt in het nieuwe stelsel in alle contractvarianten is de premie die periodiek door sociale partners wordt bepaald.

De doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Dit heeft grote gevolgen voor alle bestaande pensioenovereenkomsten, welke moeten worden aangepast. De overheid legt de randvoorwaarden voor de transitie vast. Aangegeven wordt dat kabinet, werkgevers en werknemersorganisaties samen zorg dragen voor de compensatie die nodig is om een evenwichtige overstap naar de nieuwe vorm van pensioenopbouw te kunnen maken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het compensatievraagstuk als gevolg van afschaffing van de doorsneepremie komt prominent op tafel te liggen bij werkgevers en werknemers en zal de nodige voeten in de aarde hebben, niet in de laatste plaats omdat hier het solidariteitsvraagstuk opgelost zal moeten worden. Juist die solidariteit ligt zeer gevoelig in de gehele pensioendiscussie en hieraan zullen de vakbonden naar wij vermoeden een lastige kluif gaan krijgen in relatie tot de overtuiging van hun leden. Ook bestaande premieregelingen en verzekerde regelingen worden overigens geraakt door de voorstellen.

We zijn er nog niet…

Als er na ledenraadpleging bij de vakbonden binnenkort een definitief akkoord komt, zal de minder snelle stijging van de AOW leeftijd op korte termijn via wetgeving door het parlement moeten worden geloodst. Datzelfde geldt voor de in het akkoord overeengekomen tijdelijke versoepeling van (FTK) regels om de kans op kortingen op de korte termijn te verkleinen. Het risico bestaat dat bij een definitief akkoord deze onderdelen van het bredere totaalpakket in 2020 in werking zullen treden en de echte pensioenhervorming (waar het toch eigenlijk om te doen was) in een later stadium van uitwerking alsnog strandt of wordt afgezwakt. Het pensioenakkoord zou dan zomaar alsnog voor een belangrijk deel in rook kunnen opgaan.

Daarbij zou overigens het nieuw aangekondigde fiscale kader voor pensioen nog wel eens van strategische waarde kunnen zijn voor het kabinet. In het nieuwe stelsel worden alle pensioencontracten fiscaal begrensd op de premie en niet langer op de opbouw en de indexatie. Dat houdt druk op de ketel.

Gaat het pensioenakkoord vleugels krijgen?

Opvallend is dat het principeakkoord in ieder geval nog veel uitwerking en invulling overlaat aan een in te stellen stuurgroep, bestaande uit sociale partners en het kabinet. Juist de gevoeligheden die binnen de uitwerking en invulling ongetwijfeld zullen gaan spelen, maken dat het voor alle betrokken partijen op een ware pensioenakkoorddans zal uitkomen. Het vinden van een goede balans, handig jongleren, de handen daar waar het wiebelig wordt ineenslaan én niet onnodig veel risico’s nemen in het overleg: zomaar wat tips om het pensioenakkoord in een vreugdedans te laten resulteren. En mocht het koolmeesje onverhoopt aan het wankelen worden gebracht: hij beschikt gelukkig over een stevig stel vleugels, waaronder hij hopelijk zowel jong als oud zal meenemen!

We houden u op de hoogte van het verdere proces en komen dan met verdieping op voor u relevante onderwerpen.

 

Auteurs: Frédérique Hoppers en Michael Visser