1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Planschade Rhenen: uit te werken bestemming niet betrekken bij planvergelijking

Planschade Rhenen: uit te werken bestemming niet betrekken bij planvergelijking

In een planschadezaak van de gemeente Rhenen heeft de Raad van State op 7 november 2012 geoordeeld dat bij de planologische vergelijking de (maximale) invulling van een uit te werken bestemming buiten beschouwing dient te blijven.De casusDe eigenaar van een vrijstaande woning verzoekt om compensatie van planschade als gevolg van een in 2007 verleende vrijstelling van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een woon-zorgcomplex. Het college had op basis van een advies van de SAO...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 08 november 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een planschadezaak van de gemeente Rhenen heeft de Raad van State op 7 november 2012 geoordeeld dat bij de planologische vergelijking de (maximale) invulling van een uit te werken bestemming buiten beschouwing dient te blijven.

De casus
De eigenaar van een vrijstaande woning verzoekt om compensatie van planschade als gevolg van een in 2007 verleende vrijstelling van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een woon-zorgcomplex. Het college had op basis van een advies van de SAOZ geoordeeld dat de eigenaar door de vrijstelling niet in een planologisch nadeliger situatie was komen te verkeren. Bij de vergelijking was de SAOZ uitgegaan van een maximale invulling van de bestemming  ‘uit te werken woongebied’.

De rechtbank was van oordeel dat het college terecht de uit te werken bestemming volgens het bestemmingsplan had mogen betrekken bij de maximale invulling van het oude planologische regime. De eigenaar is het daar niet mee eens en betoogt in hoger beroep dat bij de planologische vergelijking geen rekening mag worden gehouden met een uitwerkingsmogelijkheid van een bestemmingsplan.

Ook de voorzienbaarheid van de planschade komt aan de orde. De eigenaar had aangevoerd dat de voorzienbaarheid op grond van het bestemmingsplan was doorbroken door de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan 'Het Bosje 1' voorafgaande aan zijn aankoop van de woning. Gelet op de in dat ontwerp aan de bebouwing en het gebruik van de gronden gestelde voorschriften hoefde hij ten tijde van de koop van de woning geen rekening te houden met het realiseren van een woon-zorgcomplex als door het vrijstellingsbesluit mogelijk gemaakt, zodat deze planologische verandering niet voorzienbaar was.

Oordeel Afdeling bestuursrechtspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond.

planvergelijking
De Afdeling overweegt dat op grond van artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder b Wro een bepaling van een uitwerkingsplan een oorzaak is van planschade. Dat heeft tot gevolg dat bij een vergelijking tussen een bestemmingsplan en het nieuwe planologische regime niet van de maximale mogelijkheden van de uitwerkingsregels van dat bestemmingsplan mag worden uitgegaan. Indien van de maximale mogelijkheden van die uitwerkingsregels zou worden uitgegaan, zou dat tot de ongewenste situatie leiden dat een uitwerkingsplan als zodanig nimmer tot een planologische verslechtering kan leiden, omdat dat uitwerkingsplan als oorzaak van planschade dan immers wegvalt tegen de maximale invulling van het bestemmingsplan waarin de uitwerkingsverplichting is opgenomen. Er is volgens de Afdeling geen aanleiding hierover anders te oordelen, als, zoals in dit geval, zowel het oude als nieuwe planologische regime onder de WRO tot stand is gekomen. Daarvoor vindt de Afdeling redengevend dat uit het overgangsrecht in de Invoeringswet Wro volgt dat de onder de WRO tot stand gekomen bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en vrijstellingen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO worden gelijkgesteld aan de bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en ontheffingen die tot stand zijn gekomen onder de Wro.

Het college is bij de vergelijking tussen het “oude” bestemmingsplan 'Het Bosje' en het vrijstellingsbesluit dus ten onrechte uitgegaan van een maximale invulling van de bestemming 'uit te werken woongebied' van de gronden onder het oude planologische regime.

Waarvan het college wel had moeten uitgegaan laat de Afdeling in het midden.

Voorzienbaarheid
De Afdeling gaat niet mee met het standpunt van de eigenaar  dat de voorzienbaarheid op grond van het bestemmingsplan was doorbroken door de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan voorafgaande aan zijn aankoop van de woning.

De Afdeling stelt voorop dat de bouw en ingebruikname van het woon-zorgcomplex op de gronden niet in strijd met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan was. Ten tijde van de koop van de woning was volgens de Afdeling niet uitgesloten dat het uitwerkingsplan niet zou worden vastgesteld en verwezenlijkt. Derhalve kon de eigenaar, als redelijk denkend en handelend koper, destijds aan de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan niet de verwachting ontlenen dat in de toekomst op de gronden geen woningbouw zou plaatsvinden als door het vrijstellingsbesluit mogelijk gemaakt. Kortom, het college had terecht het standpunt ingenomen dat de planschade voorzienbaar was.

 Heeft u vragen? Neemt u contact op met mr. Hanna Zeilmaker, planschadespecialist