1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Raad van State: Wbp bij digitale gegevens altijd van toepassing, bestandbegrip dan niet relevant

Raad van State: Wbp bij digitale gegevens altijd van toepassing, bestandbegrip dan niet relevant

De Raad van State is in een uitspaak van 16 juli 2014 teruggekomen op een eerdere uitspraak. Geoordeeld is dat de privacywetgeving van toepassing is op alle elektronische verwerkingen van persoonsgegevens, daarbij is irrelevant of die gegevens in een "bestand" zijn opgenomen. Die "bestand" eis werd in de eerdere uitspraak nog wel gesteld.[divider]Kern van de kwestie: inzage in eigen dossierDe uitspraak lijkt sterk op een eerdere uitspraak van ongeveer anderhalf jaar geleden. Net als in die an...
Leestijd 
Auteur artikel Mark Jansen
Gepubliceerd 30 juli 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Raad van State is in een uitspaak van 16 juli 2014 teruggekomen op een eerdere uitspraak. Geoordeeld is dat de privacywetgeving van toepassing is op alle elektronische verwerkingen van persoonsgegevens, daarbij is irrelevant of die gegevens in een "bestand" zijn opgenomen. Die "bestand" eis werd in de eerdere uitspraak nog wel gesteld.

[divider]

Kern van de kwestie: inzage in eigen dossier

De uitspraak lijkt sterk op een eerdere uitspraak van ongeveer anderhalf jaar geleden. Net als in die andere kwestie gaat ook deze kwestie over een voormalig ambtenaar die inzage wilde in digitale documenten die op hem betrekking hebben en die de gemeente (volgens de man) in bezit had. De rechtbank had het verzoek geweigerd, omdat de digitale gegevens geen "bestand" zouden vormen in de zin van de Wbp.

Raad van State tot voor kort: bestand-eis ook relevant bij digitale bescheiden

De uitspraak van de rechtbank was volledig in lijn met de al genoemde eerdere uitspraak van de Raad van State. Toen oordeelde de Raad dat de Wbp alleen van toepassing is indien de gegevens in een bestand zijn opgenomen.

Raad van State nu: bestand-eis niet relevant bij digitale bescheiden

De Raad komt nu echter terug op die eerdere - overigens in diverse literatuur bekritiseerde - uitspraak. De Raad verklaart deze omslag  vanwege de, volgen de Raad, onduidelijke toelichting bij de Wet bescherming persoonsgegevens:
5.5. Nu de tekst van de artikelen 2, eerste lid, van de Wbp en artikel 3, eerste lid, van de Privacyrichtlijn duidelijk is, kan wat hierover in de memorie van toelichting bij de Wbp is vermeld (Kamerstukken II 1997/98, 25892, nr. 3, blz. 53) daaraan niet afdoen.

Gezien het vorenstaande volgt uit de bewoordingen van artikel 2, eerste lid, van de Wbp en artikel 3, eerste lid, van de Privacyrichtlijn, gelezen in samenhang met de overwegingen uit de preambule bij die richtlijn, dat het in geval van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens niet van belang is of deze gegevens een bestand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wbp, vormen.

Met dit oordeel wijkt de Afdeling af van hetgeen is overwogen in de uitspraak van 30 januari 2013 (zaak nr. 201112022/1/A3), in welke uitspraak de betekenis van de Privacyrichtlijn onvoldoende is onderkend.

De rechtbank heeft dan ook volgens de Raad het onjuiste criterium toegepast. De beslissing wordt vernietigd en het College van B&W wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.

Slotopmerking

Met deze uitspraak lijkt ook in het bestuursrecht te worden erkend dat bij digitale verwerkingen van persoonsgegevens het bestand-criterium geheel niet relevant is. Het is toch opmerkelijk dat het zo lang heeft moeten duren: de (volgens de raad duidelijke) privacyrichtlijn stamt alweer uit 1995 en in het Lindqvist arrest uit 2003 is duidelijk opgemerkt dat het bestand-criterium niet relevant is bij alle handelingen met persoonsgegevens die "ten minste gedeeltelijk geautomatiseerd" worden verricht. Wat daar verder ook van zij, het resultaat telt: duidelijke en uniforme toepassing van het privacyrecht. De vraag is overigens wel of het inzageverzoek er uiteindelijk toe zal leiden dat de man de verlangde documenten in zijn bezit krijgt, gelet op de recente uitspraak van het Hof van Justitie over de (zeer beperkte) reikwijdte van het inzagerecht. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd....